4.2.Uit artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb volgt dat een activiteit die direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied zonder natuurvergunning mag worden uitgevoerd. Dit wordt een beheermaatregel genoemd.
5. Gedeputeerde Staten stellen zich op het standpunt dat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep. Volgens Gedeputeerde Staten zijn de maatregelen die in het beheerplan OVP zijn opgenomen vergunningvrij, niet omdat ze in het beheerplan OVP met toepassing van artikel 2.9, eerste lid, vergunningvrij zijn gemaakt, maar omdat het activiteiten zijn die direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen en daarom op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb reeds zijn uitgezonderd van de vergunningplicht.
6. Eisers voeren aan dat de maatregelen in hoofdstuk 5 van het beheerplan OVP ten onrechte als instandhoudingsmaatregelen worden aangeduid. Het gaat om maatregelen die ernstige schade toebrengen aan de natuurlijke kenmerken van de Oostvaardersplassen, waardoor de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar komen. Deze maatregelen kunnen daarom significante gevolgen voor het gebied hebben. Uit de Habitatrichtlijn volgt dat voor elk plan of programma dat een significant gevolg kan hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van een aangewezen gebied een passende beoordeling is vereist. Omdat die passende beoordeling ontbreekt kan volgens eisers beroep worden ingesteld tegen deze maatregelen.
7. De rechtbank is van oordeel dat zij niet bevoegd is. Waarom dat zo is, legt de rechtbank hierna uit.
8. De gedachte achter de onder 4. tot en met 4.2. genoemde bepalingen is dat op grond van artikel 2.9, eerste lid, van de Wnb bepaalde projecten en handelingen die normaal gesproken vergunningplichtig zouden zijn, vergunningvrij worden door opname in een beheerplan. Dit maakt dat de rechtsbescherming die normaal gesproken bestaat bij het vergunningtraject, nu moet worden geboden in het kader van het vaststellen van het beheerplan.
9. Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat het voor het vaststellen van de bevoegdheid van de rechtbank niet nodig is om inhoudelijk te beoordelen of een in het beheerplan vermelde handeling de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen. Bepalend is uitsluitend of een handeling in een beheerplan expliciet is beschreven als een handeling die de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt.
10. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er in het beheerplan OVP geen handelingen expliciet beschreven als handelingen die de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengen. Wat eisers aanvoeren over de strijdigheid van de activiteiten in het beheerplan OVP met het Europese recht, kan, wat daar ook van zij, geen rol spelen in deze procedure. Pas als Staatsbosbeheer daadwerkelijk overgaat tot uitvoering van de maatregelen kan in het kader van een handhavingsverzoek worden beoordeeld of sprake is van een activiteit die direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied en daarom zonder natuurvergunning mag worden uitgevoerd. Het toetsingskader daarvoor is gegeven in de uitspraak van de Afdeling van 14 mei 2025.
11. Omdat de rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van het beroep komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van de inhoudelijke beroepsgronden van eisers.