ECLI:NL:RBMNE:2025:2656

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
16.333713.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van minderjarige zoon door vader met een kabel

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een vader die beschuldigd werd van de mishandeling van zijn 14-jarige zoon. De verdachte, geboren in 1980 in Marokko, werd ervan beschuldigd zijn kind in de periode van 19 tot en met 21 december 2022 te Utrecht meermalen met een kabel te hebben geslagen. De zaak kwam op 17 juni 2024 voor de politierechter en werd later doorverwezen naar de meervoudige kamer. Tijdens de zitting op 14 mei 2025 waren de verdachte, de officier van justitie mr. R.E. Craenen en de advocaat mr. M.H.H. Meulemeesters aanwezig.

De rechtbank oordeelde dat het verweer van de verdediging, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou zijn, niet gegrond was. De rechtbank verwierp de argumenten van de verdediging over vermeende vormverzuimen en oordeelde dat deze geen invloed hadden op de verdediging van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan de mishandeling van zijn zoon, waarbij de verklaringen van het slachtoffer en de letselrapportage als bewijs werden gebruikt. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd beschouwd.

De rechtbank benadrukte dat de mishandeling van een kind door een ouder een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt en dat de verdachte verantwoordelijk is voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van zijn kinderen. De rechtbank vond het belangrijk dat de opgelegde straf voldoende lang was om als een echte straf te voelen, en dat de voorwaardelijke straf een waarschuwing moest zijn voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.333713.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] , Marokko,
wonende op het adres [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak is op 17 juni 2024 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer.
De strafzaak van de verdachte is door de meervoudige kamer inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 14 mei 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. R.E. Craenen;
  • de advocaat van de verdachte: mr. M.H.H. Meulemeesters.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
in de periode van 19 december 2022 tot en met 21 december 2022 te Utrecht zijn kind, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), heeft mishandeld.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1
Standpunt verdedigingDe verdediging stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Volgens de verdediging is sprake geweest van veel onherstelbare vormverzuimen, waarmee - al dan niet in onderlinge samenhang bezien - doelbewust, dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte, inbreuk is gemaakt op zijn recht op een eerlijk proces.
De verdediging heeft daartoe verschillende verweren gevoerd. Deze worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken in paragraaf 3.3.
3.2
Standpunt officier van justitieDe officier van justitie stelt zich op het standpunt dat, anders dan de verdediging doet voorkomen, geen sprake is geweest van manipulerend handelen van de politie of justitie waardoor willens en wetens inbreuk is gemaakt op de belangen van de verdachte.. Op een enkel punt had de wijze van onderzoek beter gekund, maar dat is volgens de officier van justitie geen reden voor niet-ontvankelijkheid.
De standpunten van de officier van justitie worden - voor zover van belang voor de beoordeling - verder besproken in paragraaf 3.3.
3.3
Oordeel rechtbank
De rechtbank gaat hierna in op de verschillende verweren van de verdediging over het onderzoek van de officier van justitie, welke verweren inhouden dat sprake zou zijn van meerdere vormverzuimen, en verbindt daaraan één afsluitende conclusie.
a.
Vormverzuim bij de totstandkoming van de verklaringen van [slachtoffer] op 21 december 2022
De verdediging voert in de eerste plaats aan dat de verbalisanten het eerste verhoor van [slachtoffer] van 21 december 2022 niet hebben vastgelegd door middel van audiovisuele registratie (AVR).
De rechtbank oordeelt dat dit geen vormverzuim oplevert. Gelet op het feit waarvan de verdachte wordt verdacht, waren de verbalisanten in dit geval niet verplicht het verhoor door middel van auditieve dan wel audiovisuele registratie vast te leggen. De rechtbank wijst daartoe op de artikelen 2 en 3 uit de Instructie auditieve en audiovisuele registratie van personen, waaruit volgt dat de onderhavige beschuldiging niet valt onder de categorieën waarvoor AVR verplicht is.
Voor zover de verdediging aanvoert dat AVR nodig was om de betrouwbaarheid van de verklaring te kunnen toetsen, zal de rechtbank hierop ingaan bij de vraag naar het bewijs (onderdeel 4 van dit vonnis). Daarbij zal de rechtbank ook ingaan op de vraag of er aanwijzingen zijn dat [slachtoffer] is beïnvloed tijdens dit eerste verhoor.
De verdediging voert verder aan dat [slachtoffer] bij zijn eerste verhoor niet is gewezen op het verschoningsrecht. Met verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad [1] heeft de verdediging zelf al geconstateerd dat daarvoor ook geen wettelijke verplichting bestaat. Het feit dat [slachtoffer] op een later moment is teruggekomen op deze verklaring, is geen reden om deze handelwijze toch als vormverzuim aan te merken. Er zijn ook geen andere omstandigheden die maken dat het niet wijzen op het verschoningsrecht in dit specifieke geval wel als vormverzuim aangemerkt moet worden.
Lichamelijk onderzoek zonder toestemming van [slachtoffer] en zijn ouders
De verdediging voert aan dat het lichamelijk onderzoek van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden zonder de benodigde toestemming. Volgens de verdediging is bijvoorbeeld niet gebleken dat aan [slachtoffer] de optie is geboden om te weigeren. Ook is de belangenafweging niet gemaakt of toestemming van de ouders nodig was. De verdediging heeft daarbij gewezen op artikel 2.4 over forensisch medisch onderzoek uit de Aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling.
De rechtbank stelt voorop dat deze bepaling als doel heeft om de lichamelijke integriteit van het slachtoffer te beschermen, in dit geval die van [slachtoffer] . De bepaling ziet niet op de verdedigingsrechten van de verdachte. Reeds daarom kan aan een eventuele schending van die bepaling de verdachte dus geen rechten ontlenen.
Daarbij komt dat [slachtoffer] uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het lichamelijk onderzoek dat heeft plaatsgevonden. Dat staat in het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon (pag. 35 van het einddossier met documentcode 230207.1158.57888 [2] ). In dit proces-verbaal staat dat de forensisch onderzoeker samen met een forensisch arts het onderzoek heeft uitgevoerd op grond van artikel 3 van de Politiewet met toestemming van het slachtoffer. Tevens staat in dit proces-verbaal dat de forensisch onderzoeker de letsels in samenspraak met het slachtoffer heeft gefotografeerd. Uit het bovenstaande en het feit dat de onderzoeker heeft genoteerd dat het slachtoffer zich niet helemaal wilde ontkleden, blijkt dat met hem is besproken wat hij wel en niet goed vond en dat zorgvuldig met zijn wensen is omgegaan.
Dat er in dit geval geen toestemming is gevraagd aan de ouders als gezagsdragers van het minderjarige slachtoffer, is een afweging die de officier van justitie in redelijkheid heeft mogen maken gelet op de aard van de beschuldiging, te weten de mishandeling door de vader van zijn minderjarige zoon.
Vormverzuim bij de totstandkoming van de verklaring van [slachtoffer] op 23 december 2022
De verdediging voert aan dat het inleidende gesprek met [slachtoffer] dat voorafgaand aan zijn verhoor op 23 december 2022 heeft plaatsgevonden, ten onrechte niet in het proces-verbaal is opgenomen. Er is daarmee gehandeld in strijd met de verbaliseerplicht.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat hetgeen werd besproken tijdens dit inleidende gesprek geverbaliseerd had moeten worden en dat het achterwege laten hiervan een vormverzuim oplevert. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit vormverzuim is hersteld door in een later stadium van het inleidende gesprek alsnog een aanvullend proces-verbaal op te maken. Uit dit aanvullend proces-verbaal blijkt dat de inhoud van het inleidende gesprek niet substantieel afwijkt van de inhoud van het verhoor dat aansluitend heeft plaatsgevonden. Er is in het proces-verbaal van het verhoor geen andere waarheid gepresenteerd dan in het aanvullend proces-verbaal van het inleidende gesprek. Door het proces-verbaal van het inleidende gesprek pas op een later moment op te maken, is ook geen (extra) ontlastende informatie achtergehouden. Het is daarom niet de verwachting dat de officier van justitie tot een andere afweging was gekomen bij zijn vervolgingsbeslissing, als het aanvullend proces-verbaal meteen was opgemaakt. Gelet op het bovenstaande is de verdachte door het vormverzuim niet in zijn verdediging is geschaad.
Doorzoeking woning en inbeslagneming onrechtmatig
De verdediging voert aan dat de machtiging tot binnentreden alleen is afgegeven voor de aanhouding van de verdachte, maar dat deze ten onrechte ook is gebruikt voor het maken van foto’s en voor inbeslagname.
De rechtbank constateert (op basis van de aangekruiste vakjes, de ingevulde tekst en de doorgehaalde tekst op de machtiging) dat de machtiging tot binnentreden is afgegeven voor het volgende:
“voor de aanhouding van de verdachte en voor de inbeslagneming vangegevensdragers”.Uit deze tekst en uit het doorstrepen van het woord ‘gegevensdragers’, leidt de rechtbank af dat de machtiging is afgegeven voor de aanhouding van de verdachte én voor de inbeslagneming van goederen in brede zin (derhalve niet beperkt tot gegevensdragers). De conclusie van de verdediging dat met het wegstrepen van het woord gegevensdragers de machtiging niet is afgegeven voor inbeslagname, duidt op een verkeerde lezing van de machtiging, nu immers expliciet niet het woord inbeslagneming is weggestreept.
Naast het aanhouden van de verdachte mochten de verbalisanten dus op grond van de machtiging tot binnentreden zoekend rondkijken, daarbij foto’s maken en in beslag nemen wat in het zicht lag. Activiteiten die verder gaan dan 'zoekend rondkijken' moeten worden aangemerkt als 'doorzoeking'. Daarvoor is geen machtiging afgegeven. In het dossier zijn ook geen aanwijzingen te vinden dat dit is gebeurd. De processen-verbaal over het binnentreden van de woning zijn op ambtseed opgemaakt. Bovendien zijn de goederen die in beslag zijn genomen op de foto’s van de woning te zien (voordat ze in beslag zijn genomen). Voor de inbeslagneming van deze goederen is, anders dan de verdediging heeft betoogd, de woning dus niet ‘binnenste buiten gekeerd’. Van een vormverzuim is op dit punt dan ook niet gebleken.
Opnemen telecommunicatie [A] onrechtmatig
De verdediging voert aan dat de rechter-commissaris het bevel opnemen communicatie ten onrechte heeft afgegeven. Het tappen van de telefoon van [A] (zijnde de echtgenote van verdachte en de moeder van [slachtoffer] ; hierna te noemen [A] ), was volgens de verdediging dus onrechtmatig.
Zoals de verdediging zelf benoemt, moet de rechtbank de beslissing van de rechter-commissaris om het bevel af te geven marginaal toetsen. Op basis van die marginale toetsing oordeelt de rechtbank dat de rechter-commissaris het bevel in redelijkheid heeft kunnen afgeven. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De verdediging voert onder meer aan dat de rechter-commissaris niet op de hoogte was van het doel van de tap, nu dit niet staat vermeld in de vordering, de machtiging en/of het bevel opnemen telecommunicatie. In het proces-verbaal aanvraag voor het bevel opnemen telecommunicatie staat dit doel echter uitdrukkelijk vermeld. De rechtbank gaat ervan uit dat de rechter-commissaris op de hoogte was van dit proces-verbaal van aanvraag. Dit proces-verbaal vormt de basis van de vordering van de officier van justitie aan de rechter-commissaris om het bevel af te geven. In het bevel overweegt de rechter-commissaris bovendien dat zij kennis heeft genomen van de feiten en omstandigheden die in het proces-verbaal zijn vastgelegd en dat deze feiten en omstandigheden overeenkomen met dat wat de officier van justitie mondeling heeft toegelicht.
De verdediging betoogt met verwijzing naar pagina 6 van het einddossier dat het doel van de tap - kort gezegd - zich uitsluitend beperkt tot het afluisteren van mogelijke gesprekken tussen [A] (de vrouw van verdachte, moeder van het minderjarige slachtoffer) en de verdachte. Uit het proces-verbaal van aanvraag volgt echter dat het doel van de tap verder ging dan alleen het afluisteren van gesprekken tussen uitsluitend [A] en de verdachte. In het proces-verbaal van aanvraag staat dat het ook mogelijk is dat [A] over de telefoon
met anderengesprekken zal voeren over het bezoek van de medewerker van Veilig Thuis en de mogelijke mishandelingen door haar man, de verdachte. Voor het onderzoeksteam was het noodzakelijk om ook deze mogelijke communicatie via het telefoonnummer van [A] te krijgen. Dit doel had niet kunnen worden bereikt door een tap op de telefoon van de verdachte, zoals de verdediging heeft gesuggereerd. Het oordeel van de rechter-commissaris dat de inzet van het opsporingsmiddel voldoet aan de eisen van subsidiariteit, is dus begrijpelijk. Gelet op het bovenstaande heeft de rechter-commissaris in redelijkheid het bevel opnemen telecommunicatie afgegeven.
Met verwijzing naar de feiten en omstandigheden oordeelt de rechter-commissaris ten slotte op goede gronden dat het misdrijf waarvan de verdachte wordt beschuldigd een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De feiten en omstandigheden waarnaar de rechter-commissaris verwijst zijn immers onder meer dat een minderjarig kind bij de politie heeft verklaard dat hij (langdurig) is mishandeld door zijn vader, de verdachte. Met recht heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat een dergelijke (vermeende) mishandeling van een kind door een van zijn ouders een ernstige inbreuk vormt op de rechtsorde. Ook betrekt de rechter-commissaris terecht dat sprake is van een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uitwerking tapverslagen onjuist/onvolledig
Als laatste vormverzuim wijst de verdediging op de uitwerking van de tapverslagen. Deze uitwerking is volgens de verdediging onjuist dan wel onvolledig. De verdediging komt tot deze conclusie omdat de verdachte de geluidsopnames zelf heeft uitgeluisterd en daarvan verslagen heeft gemaakt. Daarnaast zijn volgens de verdediging in eerste instantie meerdere ontlastende gesprekken niet aan het dossier toegevoegd. De tapverslagen die op een later moment alsnog aan het dossier zijn toegevoegd, zijn volgens de verdediging opnieuw onvolledig en geven ook geen goede weergave van de werkelijke inhoud.
In geval van gebruik van de tapgesprekken voor het bewijs, verzoekt de verdediging de verslagen van de verdachte als uitgangspunt te nemen. Subsidiair verzoekt de verdediging voorwaardelijk om alle tapgesprekken nogmaals te laten vertalen door een onafhankelijke tolk.
De rechtbank oordeelt dat ook waar het de (uitwerking van) de tapgesprekken betreft geen sprake is van een vormverzuim. De tapgesprekken, die grotendeels zijn gevoerd in de Marokkaans Berberse taal zijn al vertaald door een beëdigde Marokkaans Berberse tolk en vormen een (deels) zakelijke weergave van de gesprekken die [A] over de telefoon heeft gevoerd.
De rechtbank ziet ook geen noodzaak om een nieuwe vertaling te laten maken door een onafhankelijke tolk. Zij wijst het voorwaardelijke verzoek daartoe dus af. De verslagen die de verdachte zelf van de gesprekken heeft gemaakt, geven geen substantieel ander beeld van de inhoud van die gesprekken. Er zijn weliswaar wat verschillen, maar deze gaan niet over wezenlijke punten. In ieder geval maken deze verschillen de inhoud en strekking van de tapgesprekken niet anders. Dat betekent dat de rechtbank bij de bewijsvraag zal uitgaan van de tapgesprekken die in het dossier zijn opgenomen.
Conclusie vormverzuimen
Op grond van al het voorgaande concludeert de rechtbank dat sprake is van één vormverzuim, namelijk het niet opmaken van een proces-verbaal van het inleidende gesprek met [slachtoffer] op 23 december 2022. Dit vormverzuim is echter op voldoende wijze hersteld en de verdediging is door dit (herstelde) vormverzuim niet in zijn belangen geschaad.
De slotconclusie is dat de rechtbank het beroep van de verdediging op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie verwerpt en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. Evenmin zal de rechtbank enig ander gevolg verbinden aan dit (herstelde) vormverzuim.

4.Bewijs en de bewezenverklaring

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte het feit waarvan hij wordt beschuldigd, heeft gepleegd.
De standpunten van de officier van justitie worden - voor zover van belang voor de beoordeling - besproken in paragraaf 4.3.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de verdachte vrij te spreken van het feit waarvan hij wordt beschuldigd.
De verdediging heeft verschillende verweren gevoerd. Deze worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder paragraaf 4.3.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat de verdachte het feit waarvan hij wordt beschuldigd heeft gepleegd. Zij baseert dit oordeel op de bewijsmiddelen die in bijlage II van dit vonnis staan.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
De feiten
[slachtoffer] , het slachtoffer in deze zaak, heeft zich in de ochtend van 21 december 2022 gemeld bij het politiebureau in Utrecht . Daar heeft hij verteld dat hij thuis wordt geslagen door zijn vader. Twee verbalisanten hebben vervolgens een voorgesprek met [slachtoffer] gevoerd in het bijzijn van Veilig Thuis. Na een inleidend gesprek is hij uiteindelijk in de middag van 21 december 2022 als slachtoffer gehoord.
[slachtoffer] verklaarde die dag onder meer dat zijn vader hem op 19 december 2022 met een kabel heeft geslagen. De aanleiding hiervoor waren zijn gedrag en slechte resultaten op school. Eerder die dag had zijn vader hierover een e-mail van school ontvangen. Op 20 december 2022 moest hij van zijn vader op de zolder verblijven, waar zijn vader hem die avond opnieuw 10 minuten lang met de kabel sloeg. Op 21 december 2022 moest hij van zijn vader weer op de zolder verblijven. Hij was er toen klaar mee en is naar de politie gegaan. Op internet had hij gezien dat je je bij de politie moet melden als je als kind wordt geslagen.
De verbalisanten hebben letsel gezien bij [slachtoffer] .
Op 23 december 2022 is [slachtoffer] nogmaals gehoord door de politie. Hij is toen teruggekomen op zijn verklaring. Hij heeft verklaard dat hij zichzelf heeft geslagen en dat hij daarnaast ook letsel heeft van het kickboksen. Hij had het verhaal over het slaan door zijn vader verzonnen omdat hij boos was op zijn vader. Zijn vader had zijn laptop afgepakt vanwege zijn slechte resultaten op school. Hij zou daardoor de hele kerstvakantie niet kunnen gamen.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaring van [slachtoffer] van 21 december 2022 niet betrouwbaar is en daarom niet als bewijs kan worden gebruikt. De verklaring van 23 december 2022, waarin [slachtoffer] terugkomt op de eerdere beschuldiging richting zijn vader, moet volgens de verdediging als uitgangspunt worden genomen.
De rechtbank ziet dit anders. De verklaring die [slachtoffer] op 21 december 2022 heeft afgelegd, komt overeen met dat wat hij tegenover de baliemedewerkster heeft verklaard, toen hij die ochtend op het politiebureau aankwam. De rechtbank merkt dit aan als een spontane verklaring. Het was de eerste keer dat [slachtoffer] zijn verhaal over het slaan door zijn vader vertelde. Dat wat [slachtoffer] tegenover de baliemedewerkster verklaarde, herhaalde hij vervolgens tijdens het voor- en inleidende gesprek met de verbalisanten en vervolgens tijdens zijn verhoor. Dat betekent dat [slachtoffer] op 21 december 2022 steeds consistent heeft verklaard. Bovendien hebben de verbalisanten over het inleidende gesprek op 21 december 2022 nog gemeld dat [slachtoffer] uit zichzelf specifieke informatie en verdere details gaf.
Voor de betrouwbaarheid van de verklaring acht de rechtbank verder van belang dat hiervoor ondersteuning is te vinden in ander bewijsmateriaal, namelijk de letselrapportage en de tapgesprekken.
Letselrapportage
In de letselrapportage van de forensische arts staat dat de waargenomen letsels goed passen bij de handelingen die de verdachte volgens [slachtoffer] heeft verricht. De letsels passen het meest bij toegebracht letsel.
De verdediging is met een alternatief scenario gekomen over de letsels, namelijk dat [slachtoffer] deze bij zichzelf heeft toegebracht om zijn verzonnen verhaal te onderbouwen. Dit scenario past volgens de verdediging bij de verklaring die [slachtoffer] op 23 december 2022 heeft afgelegd. De rechtbank oordeelt echter dat dit scenario niet geloofwaardig is en daarmee niet aannemelijk is geworden. Ook al zou [slachtoffer] gameverslaafd zijn, zoals de verdediging bepleit, dan nog is het moeilijk voor te stellen dat hij zichzelf zoveel pijn zou doen uit wraak naar zijn vader voor het afpakken van zijn laptop en om zijn verhaal bij de politie geloofwaardiger te maken. Over het letsel aan de binnenkant van de bovenarm heeft de arts bovendien uitdrukkelijk geconcludeerd dat dit letsel beter past bij door een ander toegebracht letsel dan bij zelf toegebracht letsel.
Tapgesprekken
In diverse tapgesprekken bevestigt [A] , de moeder van [slachtoffer] , bovendien dat [slachtoffer] met een kabel werd geslagen door de verdachte.
Volgens de verdediging moet voorzichtig met de inhoud van de tapgesprekken worden omgegaan, omdat de tapgesprekken zijn gevoerd nadat de politie tijdens een bezoek aan de woning van het gezin aan [A] heeft verteld waarvan de verdachte wordt beschuldigd. Ook had Veilig Thuis voorafgaand aan de tapgesprekken telefonisch contact met [A] opgenomen. De inhoud van de tapgesprekken kan volgens de verdediging dus zijn gevoed door informatie van de politie en Veilig Thuis.
De rechtbank is zich van de door de verdediging geschetste gang van zaken bewust. De rechtbank constateert echter dat de opgenomen gesprekken ook informatie bevatten die [A] niet van de politie en Veilig Thuis kan hebben gekregen. Zo praat ze bijvoorbeeld op 21 december 2022 in gesprek 12 met [B] over een foto die ze kennelijk eerder naar de moeder van de verdachte had gestuurd. De rechtbank leidt uit de inhoud van dat gesprek af dat op deze foto letsel was te zien. [A] herhaalt in het gesprek met [B] wat de moeder van de verdachte naar aanleiding van die foto met de verdachte heeft besproken. De moeder van de verdachte had hem gevraagd om van hem ( [slachtoffer] ) af te blijven. Zijn moeder had tegen de verdachte gezegd dat het haar pijn doet als hij hem ( [slachtoffer] ) aanraakt en vroeg waarom hij zich zo ouderwets moest gedragen.
Dit gesprek heeft [A] direct aansluitend aan het bezoek van de politie gevoerd en gaat over een gebeurtenis die kennelijk al eerder heeft plaatsgevonden. Dit gesprek vormt dus een voorbeeld dat [A] informatie geeft over de mishandeling door verdachte van zijn zoon, terwijl deze informatie niet kan zijn gevoed door politie of Veilig Thuis. Daarnaast heeft de rechtbank in de bewijsmiddelen gesprekken opgenomen die duiden op de eigen waarneming door [A] van de mishandeling door de verdachte van [slachtoffer] . Als voorbeeld verwijst de rechtbank hiervoor naar het gesprek waarin [A] aangeeft dat [slachtoffer] ziek is gemeld op school, omdat hij letsels had (gesprek 122). Dit is ook een voorbeeld waarvan de inhoud niet kan zijn gevoed door de politie of Veilig Thuis. Als laatste voorbeeld hiervan verwijst de rechtbank naar de tapgesprekken waarin [A] zegt “ja het is gebeurd” (gesprek 99) en dat [A] vertelt dat verdachte hem dinsdag ging slaan en woensdag weer en dat verdachte tegen [slachtoffer] zei “ik zal je de hele vakantie dagelijks slaan” (gesprek 104). Ook deze laatste gesprekken duiden veeleer op de eigen waarneming van [A] dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen, dan dat de inhoud ervan is gebaseerd op de gesprekken die [A] met de politie of Veilig Thuis heeft gevoerd.
Dat [A] in latere tapgesprekken erover spreekt dat verdachte [slachtoffer] niet heeft mishandeld en dat [slachtoffer] heeft gelogen, kan goed worden verklaard als wordt gekeken naar de chronologie van de tapgesprekken. Uit de chronologie van de tapgesprekken volgt dat, nadat [slachtoffer] bij de politie een belastende verklaring jegens zijn vader is afgelegd, er door familieleden is gesproken over het scenario dat [slachtoffer] kan terugkomen op zijn verklaring. Op 21 december 2022 belt [A] in de avond met de moeder van de verdachte. De moeder van de verdachte vraagt dan of het mogelijk is dat [A] samen met [slachtoffer] naar de politie gaat om de aangifte in te trekken. [A] vraagt zich vervolgens af of ze zich dan niet gaan afvragen wie hem onder druk heeft gezet om de verklaring in te trekken.
Op dezelfde dag zegt [A] in gesprek 104 met haar zus dat hij ( [slachtoffer] ) kan zeggen dat het door iets anders is gebeurd. [A] zegt vervolgens tegen haar zus dat ze eerlijk tegen de politie heeft verteld hoe het begon. Zijn vader heeft van hem Fortnite (game) afgepakt en dat viel bij [slachtoffer] echt niet goed. Later in het gesprek met haar zus zegt [A] dat het haar wens is dat hij spijt gaat krijgen, van dit heb ik gelogen, ik was boos, hij heeft dat van mij afgepakt, laat het een lesje zijn. [C] moedigt [A] vervolgens aan om het erop te gooien dat hij een gameverslaving heeft.
Op 22 december 2022 belt [A] in gesprek 122 met haar schoonzus. [A] zegt op enig moment dat gebeurd is wat er is gebeurd en dat het nu vooral schadebeperking is. Verderop in het gesprek zegt ze dat ze het allemaal heeft ontkend tegen de politie, zodat zijn verhaal op losse schroeven komt te zitten.
De tijdlijn van deze tapgesprekken komt overeen met hetgeen daarna in de praktijk gebeurd is. Aanvankelijk werd vooral afkeurend gesproken over het slaan door de vader. Vervolgens werden gesprekken gevoerd over de mogelijkheid dat [slachtoffer] terug kon komen op zijn verklaring. [slachtoffer] heeft dat laatste vervolgens ook daadwerkelijk gedaan op 23 december 2022. De rechtbank acht op grond van de tapgesprekken dan ook aannemelijk dat [slachtoffer] de verklaring van 23 december 2022 onder invloed van de familie heeft afgelegd en dat deze verklaring niet authentiek en geloofwaardig is. Dat hij door de politie is gebeld met het verzoek om voor het afleggen van een aanvullende verklaring naar het politiebureau te komen, maakt dit niet anders.
De rechtbank concludeert dat de inhoud van de tapgesprekken waarin [A] op basis van haar eigen waarneming en wetenschap vertelt over de mishandelingen van [slachtoffer] door de verdachte, bruikbaar zijn als ondersteunend bewijs.
De tweede/latere verklaring van [slachtoffer]
Dat [slachtoffer] later is teruggekomen op zijn eerste verklaring maakt het voorgaande niet anders.
De rechtbank acht het namelijk goed verklaarbaar dat [slachtoffer] terug is gekomen op zijn eerste verklaring. Hij heeft de gevolgen van zijn spontane handelen waarschijnlijk onderschat. Toen hij tijdens het inleidende gesprek op 21 december 2022 werd geconfronteerd met het feit dat zijn vader aangehouden zou worden, merkten de verbalisanten dat dit iets met hem deed. Hij vroeg ook of dat echt nodig was. Hij wilde weliswaar dat zijn vader gestraft zou worden, maar niet dat hij vast zou komen te zitten zoals vervolgens wel gebeurde,. Hij wilde dat zijn vader gewoon thuis kon zijn. Hij wilde zelf alleen even niet meer bij zijn vader in de buurt komen. Daarbij valt, in het licht van de inhoud van de hiervoor weergegeven tapgesprekken, niet uit te sluiten dat [slachtoffer] tevens onder druk is gezet van zijn familie om zijn verklaring in te trekken.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
in de periode van 19 december 2022 tot en met 21 december 2022 te Utrecht zijn kind, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [verdachte] meermalen met een kabel tegen het
lichaam te slaan.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

5.Kwalificatie en strafbaarheid

5.1
KwalificatieHet bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
5.2
Strafbaarheid feit en verdachteHet feit en de verdachte zijn strafbaar.

7.De straf en/of maatregel

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot :
- een taakstraf van 60 uur;
- een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 27 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het standpunt over het bewijs, voert de advocaat van de verdachte geen strafmaat verweer.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een taakstraf op van 120 uur, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder de verdachte dit feit heeft gepleegd. Ook kijkt de rechtbank naar het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft zijn zoon, [slachtoffer] , meerdere malen mishandeld door hem met een oplaadkabel op zijn lichaam te slaan. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer] meerdere letsels op zijn lichaam opgelopen. De rechtbank vindt dit ernstig, omdat een vader aan zijn kinderen juist veiligheid en bescherming moet bieden. Hij is verantwoordelijk voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van zijn kind. De verdachte heeft het geestelijk en lichamelijk welzijn van zijn zoon [slachtoffer] echter aangetast. Hij heeft ervoor gezorgd dat zijn zoon zich onveilig voelde bij zijn vader en ‘even niet meer thuis wilde zijn’. Dat heeft [slachtoffer] letterlijk bij de politie verklaard. Dat de verdachte met zijn mishandelingen waarschijnlijk ervoor wilde zorgen dat [slachtoffer] beter zijn best ging doen op school en [slachtoffer] het belang in zou zien van een goede opleiding, kan geen rechtvaardiging vormen voor het handelen van verdachte.
De ervaring leert dat kinderen die in hun jeugd door een ouder zijn mishandeld daar ook in de toekomst nog last van hebben. Zij houden vaak gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. Dat draagt bij aan de ernst van de gedragingen van de verdachte.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
In het strafblad van de verdachte ziet de rechtbank dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Hij is een zogenaamde ‘first offender’. De rechtbank houdt hier rekening mee in het voordeel van de verdachte.
De verdachte is voor zijn handelen in voorarrest genomen. Na 3 dagen heeft de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis geschorst. In het kader van die schorsing heeft de reclassering enige tijd toezicht gehouden op de verdachte. Dat toezicht is positief verlopen en de reclassering heeft dan ook een positief rapport over de verdachte opgemaakt. In juni 2024 heeft de politierechter het geschorste bevel voorlopige hechtenis opgeheven.
In het rapport van de reclassering staat onder meer dat de verdachte een goed opgeleide man is met een goede baan. Naast zijn zoon [slachtoffer] heeft hij nog drie jongere kinderen. Er zijn geen signalen die wijzen op psychische problemen, een vorm van verslaving of problemen op het gebied van zijn financiën. De verdachte beschikt volgens de reclassering bovendien over voldoende vaardigheden om eventuele problemen in zijn gezinssituatie op te kunnen lossen. De reclassering heeft ook contact gehad met Veilig Thuis en het buurtteam en heeft naar aanleiding daarvan de risico’s op herhaling laag ingeschat. Gelet op het voorgaande is het opleggen van bijzondere voorwaarden volgens de reclassering niet nodig. Zij adviseren bij de strafoplegging rekening te houden met de baan van de verdachte, omdat dit een beschermende factor is.
Na afloop van het opmaken van dit rapport is de moeder van [slachtoffer] samen met de kinderen naar [plaats] verhuisd. De verdachte woont nog in [woonplaats] , maar heeft wel contact met [slachtoffer] en zijn andere kinderen. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij in [woonplaats] is blijven wonen in verband met de zorg voor zijn ouders. Mogelijk zal hij in de toekomst ook naar [plaats] verhuizen.
Straf
De rechtbank legt aan de verdachte een taakstraf op, omdat een dergelijke straf aansluit bij straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Bij de bepaling van de duur van deze taakstraf betrekt de rechtbank de ernst van het feit, zoals zij hiervoor heeft omschreven. De rechtbank acht het van belang dat de taakstraf voldoende lang zal zijn om daadwerkelijk als straf te voelen.
Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals geweld te gebruiken naar zijn kinderen, legt de rechtbank een deel van de taakstraf op in voorwaardelijke vorm. Het doel van dit strafdeel is dat er een waarschuwing vanuit gaat. Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport acht de rechtbank het niet nodig dat bijzondere voorwaarden worden verbonden aan dit voorwaardelijke strafdeel.
Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank het niet nodig om in plaats van het voorwaardelijke deel van de taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Omdat de verdachte een first offender is, hij op de reclassering een positieve indruk heeft achtergelaten, acht de rechtbank een dergelijke strafmodaliteit nu niet aan de orde.
De rechtbank acht een taakstraf van de genoemde duur van 120 uur, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, gelet op al het voorgaande, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte is een oplader (een wit blokje van het merk Samsung) in beslag genomen (PL0900-2022378319-3093582). De rechtbank oordeelt dat deze oplader kan worden teruggegeven aan de verdachte, omdat hij het feit niet met deze oplader heeft gepleegd.

9.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte het feit waarvan hij wordt beschuldigd heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 4.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van 60 uur niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast;
- als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van een oplader (een wit blokje van het merk Samsung) (PL0900-2022378319-3093582).
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter mr. R.L.M. van Opstal en mr. M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 december 2022
tot en met 21 december 2022 te [woonplaats] zijn kind, [slachtoffer] , (telkens) heeft
mishandeld door die [verdachte] meermalen, althans eenmaal (met een kabel) tegen het
lichaam te slaan.
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht)
Bijlage II: De bewijsmiddelen [3]
Een proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2022 kwam ik thuis te [woonplaats] . Mijn vader pakte toen een kabel en sloeg mij daarmee. Op 20 december 2022 werd ik 10 minuten lang geslagen door mijn vader met de kabel. Mijn vader zette namelijk een timer aan. [4]
Als ik onvoldoendes haal, krijg ik vijf minuten erbij met slaan.
Gisteravond kwam hij naar boven met een kabel. Hij zei tegen mij dat hij mij de aankomende tien minuten ging slaan. Hij pakte toen die kabel. Hij pakte hem gewoon dubbel vast. Ik zag dat de beide usb kanten in zijn hand zaten. Het draad zat hierdoor in een lus los. Het is de oplader van de privé telefoon van mijn vader.
Gisteravond, 20 december 2022, heeft hij mij op mijn armen en op mijn knokkel geraakt. Op mijn rechterbeen ter hoogte van mijn knie. Maandag, 19 december 2022, heeft hij mij op mijn bovenarm geslagen. [5]
Dat slaan gaat gewoon hard. Hij slaat mij met zijn rechterhand. Hij slaat dan vanaf zijn schouder naar beneden in mijn richting. Hij sloeg van korte afstand. Hij heeft mij op meerdere plekken geraakt.
Hij zegt dat hij mij tien minuten gaat slaan. Ik heb gezien dat hij een timer zet op zijn telefoon.
Gisteren, 20 december 2022, vroeg mijn moeder aan mij laat eens zien. Ik heb toen mijn arm aan mijn moeder laten zien. Ik zag dat er littekens op mijn arm zaten. Ik zag dat het helemaal rood was. Mijn moeder heeft dit ook gezien. [6]
Mijn vader sloeg mij over mijn kleding. Ik voelde gewoon pijn. Nadat ik geslagen was, had ik daar nog 4 of 5 minuten pijn van. [7]
Na een onvoldoende kreeg ik klappen van mijn vader. Mijn vader meldt mij de volgende dag ziek. Vandaag heeft hij mij dus ziek gemeld. [8]
Een letselrapportage Forensische Geneeskunde over [slachtoffer] , opgemaakt door J.L. Verweij, forensisch arts GGD, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoek op 21 december 2022.
[slachtoffer] vertelt met een USB oplaadkabel te zijn geslagen op zijn hoofd, beide armen en op zijn been. Dit zou zijn gebeurd op 19 december 2022 en 20 december 2022. [9]
Concluderend betreft het letsel:
- meerdere patroonvormige bloeduitstortingen op de rechterarm (lussen en strepen);
- een patroonvormige bloeduitstorting op de linker elleboog (lus);
- een patroonvormige bloeduitstorting op de rechter knie (lus).
“Met een USB kabel geslagen op armen en been” kan zeer goed passen bij het geconstateerde letsel.
De waargenomen letsels passen het meest bij toegebracht letsel. Het letsel aan de binnenkant van de rechter bovenarm past beter bij “door een ander toegebracht letsel” dan bij “zelf toegebrachte letsel”. [10]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] met letselduiding door forensisch arts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 december 2022 heeft J. Verweij, forensisch arts, onderzoek gedaan bij [slachtoffer] . Bij een mondelinge overdracht door Verweij werd door hem aangegeven dat het letsel toegebracht letsel betreft. Het letsel kan niet zijn ontstaan door een ongeval. Het letsel past bij de door [slachtoffer] geschetste toedracht.
De zichtbare lussen en strepen is zeer specifiek letsel dat past bij het slaan met kabel, koord of touw. Daarbij kan niet worden uitgesloten dat het letsel door betrokkene zelf is toegebracht, al zijn daar geen aanwijzingen voor.
Het letsel is fotografisch vastgelegd. Een fotoblad met letselfoto's is als bijlage [11] bij dit proces-verbaal gevoegd. [12]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] met tapgesprekken, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 december 2022 werd de communicatie van telefoonnummer [telefoonnummer 1] vastgelegd, lijn TA001 . Dit is het telefoonnummer van [A] , de moeder van [slachtoffer] .
De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is genaamd:
[C] , geboren [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] .
Uit onderzoek in gemeentelijke basis administratie is gebleken dat dit de zus van [A] is. [13]
Gesprek 12
Op 21 december 2022 te 16.15 belt [A] naar [B] [telefoonnummer 3] :
[A] : nou deze (
[verdachte])
is totaal de weg kwijt,wist je sinds dat wij terug zijn vroeg ik m kom we moeten gaan praten, hij weigerde om met mij te praten, en zegt dat dat niks is.
[B] : Oh mijn moeder (oh mijn god). moge Allah ons behoeden, van de Satan ok.
[A] : jou zoon heeft ons (politie) verteld dat dat als dit gebeurt, kom je en probeer je t het te sussen, dus je bent op de hoogte, van wat er gaande was, wat ga jij dan antwoorden? Als je van wel zegt, wordt dan jou zoon van jou afgepakt,
[A] : wat gaat hij aan mij lappen?,
aan zijn moeder heb ik alles verteld,wat ik jou gestuurd heb, heb ik aan haar ook gestuurd. zij heeft m gebeld,
ik heb haar alles verteld, zij (oma) heeft m gebeldvan,
ik zat naast haar, zij heeft gezegd, jou vader (opa) heeft jou toch vaak gezegd dat je van hem ( [slachtoffer] ) moest afblijven. [14]
Gesprek 99:
Op 22 december 2022 om 12.13 uur belt [A] naar [C] [telefoonnummer 2] .
[A] : Wat is jou ervaring met veilig thuis? dat iemand klaagt bij de politie, om het kort te houden [slachtoffer] is naar de politie gegaan. (…) Hij zei: "mijn vader slaat mij”. Hij liet ze letsel zien aan zijn arme alles.
[C] : Maar is dat zo slaat hij m?
[A] : Hij sloeg m vanwege school. Ja,het is gebeurd, dat heb ik niet aan hun verteld
maar aan jou zal ik dat wel vertellen. [15]
Gesprek 104:
Op 22 december 2022 om 13.03 uur belt [A] naar zus [C] [telefoonnummer 2] .
.
[A] : de vader kreeg die mail dat dat niet goed ging op school dinsdag. Hij heeft het dinsdag van hem afgepakt. Die paard (man) ging hem dinsdag slaan en weer op woensdag en hij zei tegen hem ik zal je het hele vakantie dagelijks gaan slaan (...). [16]
Gesprek 122:
Op 22 december 2022 om 15.17 uur wordt [A] gebeld door onbekende vrouwelijke gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , vermoedelijk de zus van
verdachte [verdachte] .
[telefoonnummer 4] : (...) Er is mij verteld dat [slachtoffer] is naar de politie gegaan omdat hij met een kabel is geslagen, ze hebben 'm verteld op school, dat dat lachwekkend is, dat hij hem met een kabel heeft geslagen, maar ik weet niet hoeveel keren hij
hem heeft geslagen.
[A] : Inderdaad het is zo begonnen. Hij heeft hem de eerste keer geslagen. Hij was uit adem zoals ik het heb gehoord. Uuh wat kan ik je zeggen. Hij heeft hem verteld dit zal je het hele vakantie dagelijks meemaken. Kijk maar zelf hoe dat aankomt bij een kind. Kijk dat ter zijde, wat er gebeurt is al gebeurd, daar deal je op een andere moment mee. Het is nu meer schadebeperking... [17] (...)
[telefoonnummer 4] : Nu hij heeft dat aan zijn armen (handen) hoe kan je 't goed praten?
[A] : Ik heb een beetje gezien toen hij sliep, het is niet zoals in het begin, de letsel zit boven op zijn linker arm, ok.. ik ga niet goed praten wat die stier heeft gedaan!! [18] (...)
[telefoonnummer 4] : Ja ok, jij was er niet bij en normaal heb je nooit wat gezien! dat is toch jou verhaal?
[A] : Precies, maar dat is twee dagen achter elkaar gebeurd, dan wordt de vraag waar was jij? [19] (...)
[A] : (...) toen ik hem heb gezien ik vroeg 'm [slachtoffer] , [slachtoffer] ik keek naar zijn armen en ik heb een foto stiekem genomen met de intentie om de tweede dag zijn vader te bellen (opa) (...), ik dacht deze foto’s zal ik aan schoonfamilie laten zien, ik zeg altijd dat hij slaat, maar de ene keer keuren ze 't af de ander keer keuren ze het goed.
(…)
[telefoonnummer 4] : Ze denken dat school of de juf hem hebben aangezet op aangifte te doen.
[A] : Maar hij ging die dag niet naar school, hij heeft m ziekgemeld toen hij zag dat hij letsel had. Toen Oma hem vroeg waarom heb je hem geslagen? zei [verdachte] nee nee ik heb m niet zo erg geslagen! ze zei hoezo niet erg ik heb die foto’s gezien. [20]

Voetnoten

1.Hoge Raad 30 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7091, ro. 3.3
2.Daar waar de rechtbank verwijst naar paginanummers, verwijst zij steeds naar de pagina nummers uit het digitale dossier. Deze nummers kunnen soms afwijken van de voorgedrukte paginanummers.