In deze zaak hebben eisers, een echtpaar dat sinds 2010 een AIO-uitkering ontvangt van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), beroep ingesteld tegen de intrekking en terugvordering van hun AIO-uitkering. De Svb heeft op 11 juli 2023 besloten de AIO-uitkering van eisers in te trekken met terugwerkende kracht tot 2 mei 2012, en heeft een bedrag van € 25.245,68 teruggevorderd. Dit besluit volgde op een onderzoek naar de vermogenssituatie van eisers, waarbij bleek dat zij onroerend goed in Turkije bezitten, wat zij niet hadden gemeld. Na bezwaar van eisers heeft de Svb op 13 juni 2024 het bezwaar ongegrond verklaard, maar de terugwerkende kracht beperkt tot tien jaar, waardoor een bedrag van € 23.153,- werd teruggevorderd voor de periode van juli 2013 tot juni 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden door het bezit van onroerend goed in Turkije niet te melden. De rechtbank oordeelt dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat het recht op AIO-uitkering niet kan worden vastgesteld, gezien de schending van de inlichtingenplicht. Eisers hebben in beroep geen overtuigende argumenten aangedragen om de motivering van de Svb te weerleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb bij de afweging van belangen geen dringende redenen heeft hoeven aannemen om van terugvordering af te zien. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.