ECLI:NL:RBMNE:2025:2664

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
UTR 24/6628
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag remigratie-uitkering op basis van de Remigratiewet voor eiseres geboren in Bulgarije

In deze zaak heeft eiseres op 1 november 2023 een remigratie-uitkering aangevraagd voor terugkeer naar Turkije, welke aanvraag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) op 15 maart 2024 is afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de Svb heeft bij het bestreden besluit van 3 september 2024 de afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 31 maart 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de Svb aanwezig waren.

Eiseres, geboren in Bulgarije en met de Turkse nationaliteit, heeft in beroep aangevoerd dat de wetswijziging in 2014 heeft geleid tot een beperktere definitie van 'land van herkomst', wat onevenredig nadeel voor haar zou veroorzaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Remigratiewet specifiek is ontworpen voor personen die in het land van herkomst zijn geboren en dat de wetgever bewust heeft gekozen voor deze beperking. De rechtbank concludeert dat eiseres niet tot de doelgroep behoort, aangezien zij niet in Turkije is geboren en de aanvraag terecht is afgewezen.

De rechtbank heeft ook het beroep op het evenredigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op basis van informatie van de Svb mocht verwachten dat haar aanvraag zou worden ingewilligd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter M.E.A. Braeken en is openbaar uitgesproken op 23 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6628

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. B. Mor-Yazir),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (de Svb),

(gemachtigde: mr. W. van der Berg).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 1 november 2023 een remigratie-uitkering aangevraagd voor remigratie naar Turkije. De Svb geeft deze aanvraag op 15 maart 2024 afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2. Met het bestreden besluit van 3 september 2024 op het bezwaar van eiseres is de Svb bij dat besluit gebleven.
3. De rechtbank heeft beroep op 31 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de Svb.

Beoordeling door de rechtbank

4. Eiseres is geboren op [1962] in Bulgarije. Eiseres heeft de Turkse nationaliteit. In 1967 of 1968 is eiseres met haar ouders naar Turkije verhuisd. In 2003 is eiseres naar Nederland gekomen voor verblijf bij haar echtgenoot. In 2008 is de echtgenoot van eiseres overleden.
Standpunt partijen
5. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet in Turkije is geboren en daarmee niet behoort tot de doelgroep zoals opgenomen in artikel 1a, aanhef en onder a, van de Remigratiewet.
6. Eiseres voert in beroep aan dat de wetswijziging in 2014 heeft geleid tot een beperktere definitie van ‘land van herkomst’ waarbij uitsluitend wordt gekeken naar het geboorteland en de nationaliteit. Dit veroorzaakt onevenredig nadeel voor personen zoals eiseres. Strikte toepassing van de nieuwe definitie druist in tegen artikel 1 van de Grondwet, artikel 14 van het EVRM [1] en het ongeschreven recht. Er is geen aanwijzing dat de wetgever specifiek bedoeld heeft om personen zoals eiseres uit te sluiten. Eiseres stelt verder dat strikte toepassing van artikel 1a, aanhef en onder a, van de Remigratiewet in strijd is met artikel 3:4 van de Awb [2] . Terugkeer naar Bulgarije is onmogelijk vanwege het ontbreken van enig juridisch of praktisch aanknopingspunt. Tot slot stelt eiseres dat er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen dat zij in aanmerking zou komen voor een uitkering. Volgens eiseres is de informatie op de website van de Svb misleidend en onvoldoende specifiek.
Beoordelingskader voor deze zaak
7. De Remigratiewet is tot stand gekomen om degenen die naar Nederland zijn gekomen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben doordat zij in een uitzichtloze situatie van afhankelijkheid verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen, een uitweg te bieden. In de Remigratiewet is bepaald wie de doelgroepen van de wet zijn en op wie deze van toepassing is. In het Uitvoeringsbesluit zijn de wettelijke bepalingen nader uitgewerkt.
8. Op grond van artikel 1a, aanhef en onder a, van de Remigratiewet behoren tot de doelgroep van deze wet personen die geboren zijn in en in het bezit zijn of geweest zijn van de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie waarmee Nederland een bilateraal wervingsverdrag heeft gesloten, en zich voor de datum van de toetreding van dat land tot de Europese Unie in Nederland hebben gevestigd.
Oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank is van oordeel dat een onderscheid naar nationale afkomst wordt gemaakt tussen personen met de Turkse nationaliteit die in Turkije zijn geboren en personen met de Turkse nationaliteit die buiten Turkije zijn geboren. Met ingang van 1 juli 2014 is, door inwerkingtreding van de Wet heroverweging Remigratiewet, de Remigratiewet en onderliggende regelgeving op een aantal punten gewijzigd. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de doelgroepen worden beperkt tot personen van de eerste generatie door enkel personen die in het land van herkomst geboren zijn en als meerderjarige zijn geïmmigreerd voor de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, in aanmerking te laten komen voor een remigratievoorziening. [3] Het maken van dit onderscheid is daarom een bewuste keuze van de wetgever geweest. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat voor dit onderscheid een objectieve en redelijke rechtvaardiging aanwezig is.
10. De rechtbank komt tot de conclusie dat de Svb de aanvraag terecht heeft afgewezen omdat eiseres niet tot de doelgroep van artikel 1a, aanhef en onder a, van de Remigratiewet behoort. Eiseres is immers geboren in Bulgarije en dat is geen land waarmee Nederland een bilateraal wervingsverdrag heeft gesloten.
Evenredigheidsbeginsel
11. Artikel 1a, aanhef en onder a, van de Remigratiewet is een dwingende bepaling neergelegd in een wet in formele zin. Het toetsingsverbod van 120 van de Grondwet staat bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling aan toetsing van een dergelijke bepaling aan het evenredigheidsbeginsel in de weg. [4] Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb daarom terecht geen belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4 van de Awb gemaakt. Dit is alleen anders bij bijzondere omstandigheden die de wetgever niet of niet ten volle in zijn afweging heeft verdisconteerd of die meebrengen dat toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd is met algemene rechtsbeginselen dat die toepassing achterwege moet blijven.
12. Naar het oordeel van de rechtbank doen zich in het geval van eiseres geen bijzondere omstandigheden voor die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever. Zoals hiervoor is overwogen, heeft de wetgever er bewust voor gekozen om de Remigratiewet aan te passen zodat onder andere de faciliteiten voor terugkeer alleen van toepassing zijn voor de eerste generatie migranten. Eiseres behoort niet tot de eerste generatie migranten omdat zij niet is geboren in Turkije. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt daarom niet.
Vertrouwensbeginsel
13. Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe. Vereist is dat de toezegging, andere uitlating of gedraging afkomstig is van het bevoegde bestuursorgaan of aan het bevoegde bestuursorgaan moet worden toegerekend. [5]
14. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat op de website van de Svb informatie staat waaruit zij mocht afleiden dat haar aanvraag zou worden ingewilligd. Eiseres heeft hiervan geen informatie overgelegd. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. van Ettikhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Kamerstukken II, 2011-2012, 33085, nr. 3.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 1 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:772).
5.Zie de uitspraak van de ABRvS van 19 maart 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1175).