ECLI:NL:RBMNE:2025:2768

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
C/16/585855
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats van één van de kinderen in een familierechtelijke procedure

Op 6 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een familierechtelijke zaak betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige 1]. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag over twee kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader is, maar de moeder heeft verzocht om wijziging van deze regeling. De rechtbank heeft op 20 december 2024 de beslissing op de verzoeken uitgesteld en advies gevraagd aan de Raad voor de Kinderbescherming. Na een mondelinge behandeling op 9 mei 2025, waarin de wensen van de kinderen zijn gehoord, heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] voortaan bij de moeder zal wonen, terwijl [minderjarige 2] bij de vader blijft wonen. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen in even weken bij de moeder en in oneven weken bij de vader verblijven. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders stoppen met procederen en dat er rust voor de kinderen moet komen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als een van de ouders in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/585855 / FO RK 24-1502
Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
Beschikking van 6 juni 2025
in de zaak van:
[moede],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.Y.M. Jansse,
tegen
[vader],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E.I. Robert.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, locatie Utrecht,
hierna te noemen: de GI.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 20 december 2024 de beslissing op de verzoeken uitgesteld en advies gevraagd aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Voor het procesverloop tot die datum verwijst de rechtbank naar die beschikking.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het F9-formulier (met bijlage) van de moeder van 23 april 2025, door de rechtbank ontvangen op 1 mei 2025;
  • het Raadsrapport (met bijlagen) van 1 mei 2025;
  • de brief van de GI (met bijlagen) van 2 mei 2025;
  • de brief, met aanvullend verzoek, van de vader van 5 mei 2025;
  • de brief van de moeder van 6 mei 2025.
1.3.
De verzoeken zijn door de meervoudige kamer (drie rechters) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 9 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met waarnemend advocaat mr. M.L. Sterrenberg;
  • [A] namens de GI;
  • [B] en [C] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.4.
De rechtbank heeft aan de minderjarige [minderjarige 1] gevraagd wat hij van de verzoeken vindt. [minderjarige 1] heeft op 8 mei 2025 met de rechter gesproken.
1.5.
De rechtbank heeft de minderjarige [minderjarige 2] niet gevraagd wat hij van de verzoeken vindt. De rechtbank vraagt dat alleen aan kinderen van acht jaar of ouder. Kinderen onder de acht jaar vindt de rechtbank daar nog te jong voor.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2020 in de gemeente [geboorteplaats] .
2.3.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.4.
Bij beschikking van 29 december 2023 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI tot 29 december 2024. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd met een jaar, tot 29 december 2025.
2.5.
De rechtbank heeft bij beschikking van 11 april 2024 de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader bepaald en een zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vastgesteld.
2.6.
De ouders zijn het niet eens over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de daarbij behorende zorgregeling. De moeder wil dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder in [woonplaats 1] hebben en door de week bij haar verblijven. De vader is het hier niet mee eens. Hij wil dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijfplaats bij hem in [woonplaats 2] blijven houden en dat zij door de week bij hem verblijven. Daarnaast hebben partijen allebei verzoeken gedaan over de verdeling van de vakanties en feestdagen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal:
beslissen dat [minderjarige 1] voortaan bij de moeder zal wonen;
de zorgregeling wijzigen, in die zin dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het ene weekend samen bij de moeder verblijven en in het andere weekend samen bij de vader verblijven;
de feestdagen- en vakantieregeling wijzigen, in die zin dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de helft van de feestdagen en vakanties samen bij de moeder verblijven en de andere helft van de feestdagen en vakanties samen bij de vader verblijven.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Wijziging van omstandigheden
3.2.
De rechtbank komt tot een wijziging van omstandigheden waardoor inhoudelijk geoordeeld kan worden over de vraag waar de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moet zijn. Omdat het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eerder door de rechtbank is vastgesteld, moet er nu sprake zijn van zwaarwegende redenen om (opnieuw) tot wijziging van deze hoofdverblijfplaats over te gaan. De Raad heeft dit criterium ook als uitgangspunt genomen in het aanvullend rapport. De rechtbank ziet die zwaarwegende reden in de voortdurende en volhardende wens van [minderjarige 1] om bij zijn moeder te verblijven.
Hoofdverblijfplaats
3.3.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] vaststellen bij de moeder. Dit betekent dat [minderjarige 1] voortaan bij de moeder woont en dat [minderjarige 2] bij de vader blijft wonen.
[minderjarige 1]
3.4.
De rechtbank begrijpt de zorg van de Raad en ook van de vader dat onduidelijk is of de wens van [minderjarige 1] , om in ieder geval door de week bij de moeder te verblijven, wordt ingegeven door het feit dat [minderjarige 1] nu eenmaal meer aansluiting heeft bij de moeder en zich bij haar meer begrepen en gehoord voelt of dat de moeder door haar gedrag en getrek aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] deze wens heeft gecreëerd. De rechtbank kiest ervoor om het eerste aan te nemen. Bij deze beslissing weegt de rechtbank mee dat de situatie zoals deze nu is niet beter lijkt te worden. [minderjarige 1] volhardt in zijn wens en bevindt zich in een loyaliteitsconflict. Hij blijft sinds de beschikking van 11 april 2024 aangeven dat hij graag door de week bij de moeder wil zijn. Het verstrijken van de tijd verandert hier niets in. [minderjarige 1] voelt zich door de moeder beter begrepen en deelt met haar hoe het met hem gaat en wat hem dwars zit. De Raad heeft in zijn eerdere rapport ook geoordeeld dat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] beter is om zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder te hebben, omdat zijn emotioneel welbevinden en zijn gevoel van basisveiligheid cruciaal is voor [minderjarige 1] zijn algehele functioneren.
3.5.
De rechtbank volgt de conclusie van de Raad dat [minderjarige 1] het goed heeft bij de vader en dat dit een veilige omgeving voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. Deze beslissing verandert dat niet, maar is echt bedoeld om te kijken of [minderjarige 1] inderdaad gelukkiger is als hij door de week bij de moeder verblijft. De vader heeft op de zitting aangegeven dat dit idee ook wel eens door zijn hoofd geschoten is. [minderjarige 1] is een kind dat meer dan gemiddeld vraagt van een ouder doordat hij hoogbegaafd en hoog sensitief is en daarbij nu nadenkt over de vraag welk gender het beste bij hem past. Op dit moment lijkt de moeder bij deze uitdagingen beter aan te kunnen sluiten en hier beter mee om te kunnen gaan.
3.6.
Ook de keuze voor een middelbare school is een reden om [minderjarige 1] in Zutphen te laten wonen. Hij heeft zelf een duidelijke voorkeur voor de vrije school boven de keuze voor het gymnasium in Amersfoort. De moeder heeft toegelicht dat deze school direct fijner voelde voor [minderjarige 1] . De rechtbank kan zich ook voorstellen dat de aandacht die deze school zegt te hebben voor het mentaal welbevinden van scholieren belangrijk is voor [minderjarige 1] . [minderjarige 1] heeft immers uitdagingen die misschien ook op school extra zorg nodig hebben.
[minderjarige 2]
3.7.
Voor [minderjarige 2] maakt de rechtbank een andere afweging. Ook voor hem geldt dat het veilig en goed is om bij de vader op te groeien. Maar voor [minderjarige 2] weegt mee dat hij meer dan [minderjarige 1] gewend is aan de situatie zoals deze nu is. [minderjarige 2] is nu net vijf jaar en de helft van zijn leven verblijft hij al in het gezin van de vader. De rechtbank ziet voor hem geen reden om van hoofdverblijf te moeten wisselen. Voor [minderjarige 2] kleven hier geen voordelen aan, alleen maar nadelen. Het zou voor hem enkel een ingrijpende verandering zijn, ook omdat hij dan van school moet wisselen. Het argument van de moeder dat [minderjarige 2] zijn moeder te weinig ziet, volgt de rechtbank niet. Dit argument zou in de omgekeerde situatie namelijk ook voor het contact met de vader gelden. Omdat [minderjarige 2] met beide ouders een goede relatie heeft, weegt het gebrek aan contact met de ene ouder niet zwaarder dan het gebrek aan contact met de andere ouder. De moeder heeft op de zitting aangegeven dat zij soms het gevoel heeft dat [minderjarige 2] ongelukkig is bij de vader thuis. Maar zij moest daarbij ook erkennen dat zij dit gevoel niet kan onderbouwen. De rechtbank ziet geen reden om dit aan te nemen, het gedrag van [minderjarige 2] , zowel thuis als op school, geeft geen aanleiding tot zorgen.
3.8.
De wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] betekent dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] elkaar minder gaan zien. Dat vindt de rechtbank echter onvoldoende reden om de situatie voor [minderjarige 2] te veranderen. Volgens de moeder en de vader is het uit elkaar halen van de kinderen niet wenselijk. Een ander argument dan dat dat meestal niet gedaan wordt is echter niet naar voren gebracht. Sterker nog, beide ouders hebben dit voorstel op enig moment eerder zelf een keer geopperd. De Raad vindt het evenmin wenselijk om voor ieder kind een andere hoofdverblijfplaats vast te stellen. De Raad voert aan dat de kinderen uit hetzelfde familiesysteem komen en daarom bij elkaar moeten blijven. De rechtbank ziet dat anders. Door het ruime leeftijdsverschil tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (meer dan 7 jaar) hebben zij hun gezinsleven anders beleefd. Daar waar [minderjarige 1] heldere herinneringen heeft aan het leven als gezin toen de ouders nog samen waren en een tijd waarin de moeder veel bij haar thuis was, heeft [minderjarige 2] dat niet. De laatste jaren, jaren die hij zich het beste kan herinneren, is hij gewend aan een doordeweeks gezinsleven bij de vader. [minderjarige 1] heeft in het kindgesprek met de voorzitter helder aangegeven dat hij niet gescheiden wil worden van [minderjarige 2] . De rechtbank begrijpt dat, maar heeft ook kennis genomen van de (overmatige) zorgen die [minderjarige 1] lijkt te hebben over [minderjarige 2] . Dat kan deels een reden zijn voor zijn bezwaren, maar [minderjarige 1] hoort gelet op zijn leeftijd helemaal niet belast te worden met zorgen over [minderjarige 2] . Hoewel de rechtbank zeker begrijpt dat het niet fijn is om de kinderen uit elkaar te halen, kan dit er mogelijk voor zorgen dat [minderjarige 1] zijn zorgen over [minderjarige 2] los kan laten. Verder benadrukt de rechtbank het leeftijdsverschil en daarbij ook het verschil in levensfase. [minderjarige 1] start na de zomervakantie op een middelbare school, terwijl [minderjarige 2] dan na de kleutertijd pas aan zijn basisschooljaren begint.
3.9.
Tenslotte vindt de rechtbank het belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer op vrijdag naar school kunnen gaan. En door deze beslissing is de vader in staat om [minderjarige 2] voortaan op tijd op school te brengen.
Zorgregeling
3.10.
De rechtbank zal de zorgregeling zo wijzigen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het weekend in de even weken samen bij de moeder verblijven en het weekend in de oneven weken samen bij de vader verblijven. De rechtbank sluit daarmee aan bij het verzoek van de moeder dat de kinderen in een oneven weekend bij de vader zijn, omdat zij ook in een oneven weekend moet gaan werken. De rechtbank begrijpt dat de ouders behoefte hebben aan een zo gedetailleerd mogelijke zorg- en vakantieregeling. Hopelijk voorkomt dat verdere discussie en wrijving tussen de ouders.
3.11.
In het weekend dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder verblijven, brengt de vader [minderjarige 2] op vrijdag uit school naar de moeder en brengt de moeder [minderjarige 2] op zondag naar de vader waar hij om 17.00 uur zal zijn. In het weekend dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader verblijven, brengt de moeder [minderjarige 1] op vrijdag uit school naar de vader en brengt de vader [minderjarige 1] op zondag uur naar de moeder, waar hij om 17.00 uur zal zijn.
3.12.
Deze zorgregeling leidt er helaas toe dat [minderjarige 1] minder contact heeft met de vader en dat [minderjarige 2] minder contact heeft met de moeder dan voorheen. De rechtbank begrijpt dat dit veel van de kinderen en de ouders vraagt. De rechtbank heeft dit gevolg van haar beslissing echter afgewogen tegen de voordelen van de beslissing zoals hiervoor genoemd.
Feestdagen- en vakantieregeling
3.13.
Voor de feestdagen- en vakantieregeling heeft de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] tot gevolg dat deze 50/50 verdeeld moeten worden. De vakanties beginnen op vrijdag uit school. Een week vakantie eindigt dan weer op de volgende vrijdag. Het wisselmoment vindt plaats om 17.00 uur, tenzij anders aangegeven. Verder geldt de haal- en brengregeling van de zorgregeling ook voor de feestdagen- en vakantieregeling. Het spreekt voor zich dat halverwege de vakanties [minderjarige 1] én [minderjarige 2] naar de andere ouder worden gebracht.
3.14.
De rechtbank zal de feestdagen- en vakantieregeling als volgt wijzigen:
Voorjaarsvakantie
Even jarenbij de moeder,
oneven jarenbij de vader.
Meivakantie
Even jaren: eerste week bij de vader, tweede week bij de moeder.
Oneven jaren: eerste week bij de moeder, tweede week bij de vader.
Zomervakantie
Even jaren: eerste drie weken bij de vader, laatste drie weken bij de moeder.
Oneven jaren: eerste drie weken bij de moeder, laatste drie weken bij de vader.
Waarbij geldt dat [minderjarige 2] in het laatste weekend van de zomervakantie bij de vader verblijft en [minderjarige 1] in het laatste weekend van de zomervakantie bij de moeder verblijft.
Herfstvakantie
Even jarenbij de vader,
oneven jarenbij de moeder.
Kerstvakantie
Even jaren: Tweede Kerstdag van 11.00 uur tot Nieuwjaarsdag bij de vader. De rest van de vakantie bij de moeder. Wissel om 17.00 uur op Nieuwjaarsdag en op de laatste vrijdag van de vakantie.
Oneven jaren: Tweede Kerstdag van 11.00 uur tot Nieuwjaarsdag bij de moeder. De rest van de vakantie bij de vader. Wissel om 17.00 uur op Nieuwjaarsdag en op de laatste vrijdag van de vakantie.
Koningsdag en Bevrijdingsdag
Vallen in principe in de meivakantie. Mocht dat niet het geval zijn en betreft het een vrije dag, dan in de
even jarenbij de vader en in de
oneven jarenbij de moeder.
Goede Vrijdag en Pasen
Even jaren: vanaf donderdag na school bij de moeder, Tweede Paasdag bij de vader.
Oneven jaren: vanaf donderdag na school bij de vader, Tweede Paasdag bij de moeder.
Hemelvaart
Even jarenbij de moeder,
oneven jarenbij de vader.
Pinksteren
Even jarenbij de vader,
oneven jarenbij de moeder.
Verjaardagen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de ouders en overige familieleden
De reguliere regeling geldt.
Overdrachtsmomenten
3.15.
De overdrachtsmomenten waarbij de ouders contact moeten hebben met elkaar dienen zoveel mogelijk beperkt te worden. De ouders hebben ieder een solo parallel ouderschapstraject gevolgd, maar kunnen de theorie nog onvoldoende in de praktijk brengen zodat de kinderen hiervan nog onvoldoende kunnen profiteren. De rechtbank moedigt de ouders aan om hierin te blijven leren, maar wil de kinderen tot die tijd zoveel mogelijk beschermen tegen de spanningen die er tussen hun ouders bestaan.
3.16.
De overdracht vindt plaats voor de woningen van de ouders. De rechtbank vindt dat de overdracht bij de school van [minderjarige 2] , zoals verzocht door de vader, geen goed signaal afgeeft aan de kinderen. Hoe gespannen ook, een overdracht vanuit de auto voor de deur van de woning van vader is het minimale dat van ouders verwacht kan en mag worden. Dat betekent dat de moeder [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de deur van de woning van de vader brengt. Ook blijft gelden dat de vrouw van de vader bij deze overdracht niet betrokken is. Incidenten uit de afgelopen periode hebben geleerd dat aanwezigheid van de vrouw van de vader voor (extra) escalatie kan zorgen en dit leidt tot zorgelijke situaties voor de kinderen. De rechtbank heeft van de vader begrepen dat hij daardoor in een spagaat terecht komt tussen zijn vrouw en de regels die voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gelden, maar de rechtbank ziet dit anders. De situatie van een samengesteld gezin brengt soms extra uitdagingen mee. Daar dienen alle volwassenen op een zo goed mogelijke manier mee om te gaan. De vader zit niet in een spagaat, hij dient uitvoering te geven aan een rechterlijke beslissing die in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is genomen. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de vader en zijn vrouw deze uitvoering onnodig ingewikkeld lijken te maken. De vrouw hoeft niet weg te zijn uit haar eigen woning, zij moet enkel niet zichtbaar buiten aanwezig zijn bij de ontvangst van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De rechtbank kan zich voorstellen dat zodra de verhoudingen genormaliseerd zijn, dit anders kan zijn. Het is dan wel belangrijk dat alle partijen zich daar goed bij voelen.
Ingangsdatum
3.17.
De rechtbank wijzigt de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] met ingang van de zomervakantie. Vanaf dat moment geldt ook de vakantie- en feestdagenregeling. Dit betekent dat voor aankomende zomervakantie [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de eerste drie weken bij de moeder verblijven en dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de laatste drie weken bij de vader verblijven. In het laatste weekend van de zomervakantie verblijft [minderjarige 1] bij de moeder en verblijft [minderjarige 2] bij de vader, zodat zij zich goed kunnen voorbereiden op school. Zodra de scholen zijn begonnen start de reguliere zorgregeling.
Tot slot
3.18.
Voor de kinderen is het heel belangrijk dat de ouders stoppen met procederen, ruziemaken en discussies voeren. Er moet rust voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gecreëerd worden. Het voortdurend ter discussie stellen van de hoofdverblijfplaats is erg schadelijk voor de kinderen. De ouders zijn het verplicht om aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de stabiliteit te bieden die zij nodig hebben. Dat begint met het veranderen van hun eigen gedrag ten opzichte van elkaar. Zij dienen het goede voorbeeld te geven. De rechtbank hoopt en verwacht ook met name van de moeder dat met deze uitspraak het schadelijke getrek aan de kinderen ophoudt.
Brief aan [minderjarige 1]
3.19.
De rechtbank heeft met [minderjarige 1] afgesproken dat zij hem via een brief zou informeren over de beslissing. In die brief is de volgende tekst opgenomen:
“Beste [minderjarige 1]
Op 8 mei 2025 hebben wij voor de tweede keer met elkaar gepraat bij de rechtbank. We hebben toen onder andere gesproken over hoe het de afgelopen maanden is gegaan bij jouw vader thuis, over jou en je moeder, over jouw genderidentiteit en de middelbare school keuze. Je hebt mij opnieuw duidelijk verteld dat jij graag door de week bij jouw moeder wil wonen en dat je inmiddels een keuze hebt gemaakt voor een middelbare school in Zutphen en Amersfoort. Na het gesprek spraken we af dat ik jou zou laten weten wat mijn beslissing zou zijn. Daarom schrijf ik je nu deze brief.
Op 9 mei 2025 heb ik, samen met nog twee andere rechters, een gesprek gehad met jouw ouders en hun advocaten in de rechtbank. Daar was ook weer iemand van de Raad voor de Kinderbescherming bij om het nieuwe onderzoek dat zij hebben gedaan toe te lichten. De (nieuwe) jeugdbeschermer was er ook. Omdat deze zaak ingewikkeld is en de beslissingen ingrijpend kunnen zijn voor jou, [minderjarige 2] en jouw ouders, heb ik besloten dat ik de beslissingen samen met mijn twee collega’s neem. Dit wordt ook wel een zitting van de meervoudige kamer genoemd. Tijdens de zitting heb ik aan iedereen verteld wat jij van de situatie vindt zoals we dat aan het einde van ons gesprek hebben besproken. Ook jouw ouders hebben toegelicht hoe zij de toekomst voor zich zien. Na de zitting heb ik samen met mijn twee collega’s nagedacht over onze beslissing.
Onze beslissing is dat jij na de zomervakantie door de week bij je moeder in [plaats] gaat wonen. Wij vinden het belangrijk dat jij wel nog dit schooljaar op jouw huidige school afmaakt, vandaar dat deze wijziging pas aan het begin van de zomervakantie ingaat.
Jij voelt je door jouw moeder beter begrepen. Jouw gevoel van je thuis fijn voelen is belangrijk voor je verdere ontwikkeling. Wij hopen dat jij je door deze beslissing fijner zult voelen en dat jij het op de momenten dat je bij je vader bent daardoor ook fijner hebt.
[minderjarige 2] blijft bij jullie vader wonen. Ik heb jouw wens gehoord dat je niet van [minderjarige 2] gescheiden wil worden, maar wij denken dat wat voor jou goed is niet ook voor [minderjarige 2] goed is. Dat het op dit moment niet zo goed klikt tussen jou en je vader, wil niet zeggen dat dit ook voor [minderjarige 2] geldt. [minderjarige 2] is het ook meer gewend om bij jullie vader te zijn en hij heeft het hier fijn. Wij denken ook dat jij je teveel zorgen maakt over [minderjarige 2] . Het is natuurlijk belangrijk en goed dat jij een fijne band hebt met [minderjarige 2] , maar het is niet jouw taak om je zorgen te maken over hem. Uit het Raadsonderzoek komt naar voren dat er geen zorgen zijn over [minderjarige 2] en dat hij het goed heeft bij jullie vader. Jij moet daar ook op kunnen vertrouwen. Ook jouw ouders hebben weleens over deze beslissing nagedacht, maar ze vonden het lastig om jou en [minderjarige 2] uit elkaar te halen. Wij denken nu dat dit wel een goede beslissing is. Door het leeftijdsverschil tussen jou en [minderjarige 2] is het verschil in wat jullie nu meemaken op school en met vrienden groot. En door jouw overstap naar de middelbare school zal dit groter worden.
Wij hebben er met de zorgregeling rekening mee gehouden dat jullie door de week ieder bij een andere ouder wonen. Vanaf het moment dat de wijzigingen ingaan, zie jij [minderjarige 2] daarom ieder weekend van vrijdag na school tot en met zondag en iedere vakantie. In de aankomende zomervakantie betekent dat bijvoorbeeld dat jij en [minderjarige 2] eerst drie weken samen bij jullie moeder zijn en daarna blijven jullie drie weken samen bij jullie vader. In het laatste weekend van de zomervakantie blijf jij bij jullie moeder en blijft [minderjarige 2] bij jullie vader. Jullie kunnen dan even afzonderlijk van elkaar opladen voor het nieuwe schooljaar. Met name voor jou is het belangrijk dat jij je goed kan voorbereiden op jouw nieuwe school. Zodra de scholen zijn begonnen gaat de weekendregeling in.
Ik denk echt dat mijn collega’s en ik een goede beslissing hebben genomen. Wij hopen dat jij (weer) gelukkig wordt en dat je het heel fijn op jouw nieuwe school gaat vinden. Het contact tussen jou en je vader vinden wij ook erg belangrijk. Wij hopen dat dit in de nieuwe situatie beter wordt en dat jij je ook weer op je gemak kan voelen bij je vader thuis.
Ik hoop dat het voor jou zo duidelijk is wat onze beslissing is en waarom.”
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.20.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 11 april 2024;
4.2.
bepaalt dat [minderjarige 1] voortaan zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder;
4.3.
stelt de volgende zorgregeling vast:
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven het weekend in de even weken samen bij de moeder en in de oneven weken verblijven zij samen bij de vader, waarbij geldt dat in het weekend van de moeder, de vader [minderjarige 2] op vrijdag uit school naar de moeder brengt en de moeder [minderjarige 2] op zondag naar de vader brengt, waar hij om 17.00 uur zal zijn en in het weekend dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader verblijven, de moeder [minderjarige 1] op vrijdag uit school naar de vader brengt en de vader [minderjarige 1] uur naar de moeder brengt, waar hij om 17.00 uur zal zijn.
4.4.
stelt de volgende feestdagen- en vakantieregeling vast:
Voorjaarsvakantie
Even jarenbij de moeder,
oneven jarenbij de vader.
Meivakantie
Even jaren: eerste week bij de vader, tweede week bij de moeder.
Oneven jaren: eerste week bij de moeder, tweede week bij de vader.
Zomervakantie
Even jaren: eerste drie weken bij de vader, laatste drie weken bij de moeder.
Oneven jaren: eerste drie weken bij de moeder, laatste drie weken bij de vader.
Waarbij geldt dat [minderjarige 2] in het laatste weekend van de zomervakantie bij de vader verblijft en [minderjarige 1] in het laatste weekend van de zomervakantie bij de moeder verblijft.
Herfstvakantie
Even jarenbij de vader,
oneven jarenbij de moeder.
Kerstvakantie
Even jaren: Tweede Kerstdag van 11.00 uur tot Nieuwjaarsdag bij de vader. De rest van de vakantie bij de moeder. Wissel om 17.00 uur op Nieuwjaarsdag en op de laatste vrijdag van de vakantie.
Oneven jaren: Tweede Kerstdag van 11.00 uur tot Nieuwjaarsdag bij de moeder. De rest van de vakantie bij de vader. Wissel om 17.00 uur op Nieuwjaarsdag en op de laatste vrijdag van de vakantie.
Koningsdag en Bevrijdingsdag
Vallen in principe in de meivakantie. Mocht dat niet het geval zijn en betreft het een vrije dag, dan in de
even jarenbij de vader en in de
oneven jarenbij de moeder.
Goede Vrijdag en Pasen
Even jaren: vanaf donderdag na school bij de moeder, Tweede Paasdag bij de vader.
Oneven jaren: vanaf donderdag na school bij de vader, Tweede Paasdag bij de moeder.
Hemelvaart
Even jarenbij de moeder,
oneven jarenbij de vader.
Pinksteren
Even jarenbij de vader,
oneven jarenbij de moeder.
Verjaardagen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de ouders en overige familieleden
De reguliere regeling geldt.
4.5.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. R.M. Maliepaard (voorzitter), mr. M.A.A.T. Engbers en mr. S.E. Landheer (kinder)rechters, in samenwerking met mr. I.C. van Schip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.