In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, maar stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 24 juli 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder op 23 januari 2025 in gebreke is gesteld. Eiseres heeft vervolgens op 16 april 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen binnen een termijn van twee weken na verzending van de uitspraak. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die heeft geoordeeld dat in dergelijke gevallen een nadere beslistermijn van zestig weken na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn realistisch is. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en stelt dat de uiterlijke datum voor verweerder om een besluit op bezwaar bekend te maken 10 maart 2026 is. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet door verweerder worden vergoed.