ECLI:NL:RBMNE:2025:2801

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
16/083900-24 en 08/008818-22 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, resulterend in zwaar lichamelijk letsel en rijden zonder geldig rijbewijs

Op 21 september 2023 vond er een verkeersongeval plaats op de snelweg A28 te Amersfoort, waarbij de verdachte, bestuurder van een vrachtwagen, door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een kettingbotsing veroorzaakte. De verdachte was afgeleid en had zijn aandacht niet op de weg gehouden, ondanks de aanwezigheid van matrixborden die een snelheidsbeperking aangaven. Bij de botsing raakten twee personen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], zwaar gewond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het veroorzaken van het ongeval en dat hij reed zonder geldig rijbewijs, aangezien zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht dagen, waarvan zeven dagen voorwaardelijk, een taakstraf van 200 uur en een rijontzegging van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/083900-24 en 08/008818-22 (vord. tul) (P)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres
[adres] te [woonplaats] .

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 28 mei 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
- de verdachte;
- de officier van justitie: mr. M. de Nooij;
- de advocaat van de verdachte: mr. J.R.T. Jonker;
- de slachtoffers: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte er samengevat van dat hij op 21 september 2023 in Amersfoort:
feit 1: primair:zich als bestuurder van een bedrijfsauto roekeloos, of in elk geval zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen, waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen;
subsidiair:zich als bestuurder van een bedrijfsauto opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden;
meer subsidiair:als bestuurder van een bedrijfsauto gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer heeft gehinderd;
feit 2:een bedrijfsauto heeft bestuurd terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.Bewijs en bewezenverklaring

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dat wat als feit 1, primair, en als feit 2 op de beschuldiging staat. Voor de mate van schuld van verdachte aan het verkeersongeluk gaat de officier van justitie uit van de categorie roekeloos rijgedrag.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van de volgende onderdelen van de beschuldiging:
  • feit 1 primair;
  • feit 1 subsidiair;
  • feit 2.
Volgens de verdediging kan verdachte wel veroordeeld worden voor dat wat hem onder feit 1 meer subsidiair wordt verweten, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg. De standpunten van de advocaat van verdachte worden hierna onder paragraaf 3.3 besproken.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het verkeersongeval op 21 september 2023
De verdachte reed op 21 september 2023 in een bedrijfsauto (vrachtwagen) over de snelweg A28. Op de snelweg was langzaam rijdend of stilstaand verkeer. De verdachte is op enig moment met 68 kilometer per uur met zijn vrachtwagen tegen de achterkant van een auto gereden, waarna een kettingbotsing ontstond. Bij deze kettingbotsing hebben onder andere [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] letsel opgelopen. Het letsel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] is opgenomen in de beschuldiging aan verdachte.
De omstandigheden waaronder het verkeersongeval heeft plaatsgevonden
De vraag die de rechtbank in deze zaak moet beantwoorden, is of verdachte schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) heeft gehad aan het ongeval. Voor de beantwoording van deze vraag moet volgens de rechtspraak van de Hoge Raad worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en naar de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën van schuld, namelijk aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend, zeer onvoorzichtig of onoplettend en roekeloos rijgedrag.
De rechtbank stelt voorop dat het besturen van een auto of vrachtwagen in zijn algemeenheid een voortdurende verplichting tot voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder vereist. In de verkeerssituatie in deze zaak moest daarnaast extra voorzichtigheid van verdachte worden verwacht. Toen verdachte met zijn vrachtwagen over de snelweg reed, was het namelijk druk en was er sprake van langzaam rijdend verkeer en uiteindelijk filevorming. Dat men extra voorzichtig moest zijn werd ook aangeven op de matrixborden boven de snelweg met een snelheidsbeperking aan (eerst van 70 kilometer per uur en daarna 50 kilometer per uur). Daarnaast geldt dat een vrachtwagen een langere remweg heeft dan lichtere voertuigen, zoals personenauto’s.
De verdachte heeft zijn aandacht niet genoeg op de weg gehouden
Ondanks deze verkeerssituatie heeft de verdachte tijdens het rijden zijn aandacht niet (genoeg) op de weg gehouden. De verdachte heeft verklaard dat hij afgeleid was en daardoor niet goed heeft opgelet. Hij heeft verklaard niet te weten waardoor hij was afgeleid. Wel is de applicatie DisneyPlus enkele minuten vóór het ongeval op zijn mobiele telefoon gebruikt. Verdachte heeft niet opgemerkt dat de matrixborden een snelheidsbeperking van 50 kilometer per uur aangaven en hij heeft ook niet gezien dat een file was ontstaan en het verkeer voor hem langzaam reed of al stilstond. Verdachte is 240 meter na de matrixborden met een snelheidsbeperking van 50 kilometer per uur met een te hoge snelheid, namelijk met 68 kilometer per uur, tegen de achterkant van de auto voor hem gebotst, waarin [slachtoffer 2] reed. Er ontstond een kettingbotsing, waarbij de auto van [slachtoffer 2] tegen de auto van [slachtoffer 1] is gereden. Daarna botste de auto van [slachtoffer 1] tegen de auto van [slachtoffer 3] .
De verdachte is langer dan een kort moment onoplettend geweest
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte wel het ongeval heeft veroorzaakt, maar dat hij in strafrechtelijke zin geen schuld heeft gehad aan het ongeval. Volgens de verdediging was namelijk alleen sprake van een kort moment van onoplettendheid en dat is niet genoeg om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te komen.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk dat de verdachte al ongeveer 240 meter voor de file werd gewaarschuwd door de matrixborden. Omdat verdachte met een snelheid van 68 kilometer per uur heeft gereden, betekent dat dat hij bijna 13 seconden de tijd heeft gehad om zijn snelheid aan te passen aan het langzaam rijdende verkeer. Dat heeft hij echter niet op tijd gedaan. De verdachte is dus gedurende een langere tijd onoplettend geweest.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte vanwege de hiervoor genoemde aard en de ernst van de verkeersfouten schuld aan het ongeval heeft gehad in de zin van artikel 6 WVW. Voor wat betreft de mate van schuld oordeelt de rechtbank dat het rijgedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Juridisch gezien kan het rijgedrag van de verdachte niet worden aangemerkt als roekeloos, zoals de officier van justitie stelt, en ook niet als zeer onvoorzichtig en onoplettend (ernstige schuld). De rechtbank legt dat hierna uit.
De verdachte wordt vrijgesproken van roekeloos rijgedrag
Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Hiervan is sprake als iemand zich buitengewoon onvoorzichtig heeft gedragen waardoor een zeer ernstig gevaar is ontstaan, en hij zich daarvan ook bewust was of had moeten zijn. Om vast te stellen dat sprake is van roekeloos rijgedrag, is onder andere nodig dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden én dat hij dit opzettelijk heeft gedaan. Daarvan is sprake bij ernstig gevaarlijk verkeersgedrag, bijvoorbeeld het opzettelijk meerdere keren of voor langere tijd schaden van een of meerdere verkeersregels, waarbij het bewijs daarvoor moet worden afgeleid uit feiten en omstandigheden die wat kunnen zeggen over de algehele instelling van verdachte over zijn deelname aan het verkeer in het dit geval. De rechtbank komt tot het oordeel dat het rijgedrag van de verdachte deze juridische lat niet haalt. Dat komt doordat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte vlak voor het ongeluk of toen het ongeluk gebeurde zijn telefoon vast had of dat hij daar actieve handelingen op verrichtte. Daarnaast kan (zoals hierna wordt toegelicht) niet worden bewezen dat verdachte (zeer) kort voor de botsing langere tijd afgeleid was door zijn telefoon en/of de daarop draaiende app DisneyPlus. Ook kan het rijden met een snelheid van 68 kilometer per uur en het afgeleid zijn op de weg niet worden aangemerkt als het opzettelijk en in ernstige mate schenden van de verkeersregels. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van roekeloos rijgedrag.
De verdachte wordt vrijgesproken van zeer onvoorzichtig rijgedrag
Ook kan het rijgedrag niet worden gezien als zeer onvoorzichtig en onoplettend (ernstige schuld). Uit de rechtspraak blijkt dat voor deze categorie van schuld in het algemeen sprake moet zijn van verkeersovertredingen die met (een grotere mate van) bewustheid zijn begaan. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan inhalen op een gevaarlijke plek of door rood rijden terwijl men ziet dat stoplicht rood is. Ook kan het gaan om veelvuldig of handmatig gebruik maken van een telefoon, zoals het versturen van tekstberichten tijdens het rijden. In deze zaak kan niet worden vastgesteld dat daarvan sprake was. Er kan slechts worden vastgesteld dat verdachte enkele minuten voor het ongeluk de DisneyPlus-app op zijn telefoon heeft geopend. Daarna zijn geen actieve handelingen meer verricht op de telefoon. De laatste activiteiten op zijn telefoon vóór het ongeval dateren van 17:32:50 uur (verbinding met de app DisneyPlus via biometrische ontgrendeling) en 17:33:22 uur (wijziging van de oriëntatie van de telefoon naar ‘landscape’), terwijl de aanrijding volgens de politie (op zijn vroegst) om 17:36:19 uur plaatsvond. Dat betekent dat er bijna drie minuten tussen de laatste activiteit op de telefoon van verdachte en het ongeval heeft gezeten. Verder kan ook niet worden bewezen dat hij zijn telefoon vast had. De verdachte heeft verklaard dat hij de app niet heeft gebruikt om bijvoorbeeld naar een film te kijken. Volgens hem lag de telefoon naast hem op de bijrijdersstoel en gebruikte hij de app DisneyPlus alleen om te luisteren naar een cabaretshow. Op basis van de stukken in het dossier kan het tegendeel niet worden vastgesteld. Er kan daarom niet worden bewezen dat het ongeval is veroorzaakt doordat de verdachte kort voor het ongeval handmatig iets met zijn telefoon heeft gedaan of te lang op zijn telefoonscherm heeft gekeken. Dat betekent dat de verdachte wordt vrijgesproken van zeer onvoorzichtig rijgedrag.
[slachtoffer 3] heeft door het ongeval letsel opgelopen
Beide slachtoffers hebben aan het ongeval letsel overgehouden. [slachtoffer 3] heeft traumatisch schedelletsel, meerdere kneuzingen, (het risico op) een whiplash en een postcommotioneel syndroom opgelopen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of dit letsel in juridische zin kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad moet bij de beoordeling hiervan (in ieder geval) worden gekeken naar de aard van het letsel, de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. [1] Hoewel het letsel van [slachtoffer 3] ernstig is, kan het juridisch gezien niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. In het dossier zitten geen stukken waaruit blijkt dat [slachtoffer 3] is geopereerd. Ook blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 3] zich ongeveer 8 maanden na het ongeval weer 100% heeft beter gemeld op haar werk en dat zij haar werkzaamheden vanaf toen weer volledig heeft hervat. Dat betekent dat de verdachte van dit onderdeel wordt vrijgesproken. Wel wordt op basis van de hierna opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat door het letsel van [slachtoffer 3] tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
[slachtoffer 1] heeft door het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen
[slachtoffer 1] heeft door het ongeval een complexe onderarmbreuk, gekneusde ribben en een hersenschudding opgelopen. Daags na het ongeval is zij aan de breuk in haar arm geopereerd. Vanwege de aard van het letsel (onder andere een complexe breuk) en het feit dat medisch ingrijpen nodig was, komt de rechtbank tot het oordeel dat het letsel in juridische zin moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie: de verdachte wordt veroordeeld voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde
Uit het voorgaande volgt dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan rijden met een ongeldig rijbewijs
Daarnaast wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij op de dag van het ongeval heeft gereden zonder rijbewijs (feit 2). De advocaat heeft verzocht om de verdachte van dit feit vrij te spreken. De verdachte ontkent namelijk dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was, terwijl deze wetenschap wel nodig is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank volgt de advocaat hierin niet en komt tot het oordeel dat de verdachte wel wist dat zijn rijbewijs ongeldig was. Dat blijkt namelijk uit de brieven die het CBR aan de verdachte heeft gestuurd. De brieven zijn verstuurd naar het BRP-adres van de verdachte en tijdens zijn verhoor op 21 september 2023 heeft hij ook verklaard dat hij zijn post op ditzelfde adres ontvangt.
Het CBR heeft op 15 december 2021 een eerste brief naar de verdachte gestuurd. Daarin staat dat de geldigheid van het rijbewijs van de verdachte wordt geschorst, omdat de verdachte een onderzoek moest laten doen naar zijn drugsgebruik. Vervolgens staat in de brief dat de verdachte een bedrag aan opleggingskosten en uitvoeringskosten moet betalen. Op 21 april 2022 heeft het CBR opnieuw een brief aan de verdachte gestuurd, waarin staat dat het rijbewijs ongeldig wordt verklaard en dat de verdachte de opleggingskosten, genoemd in de vorige brief, heeft betaald. Daaruit leidt de rechtbank af dat de verdachte op de hoogte was van de eerder gestuurde brief van 15 december 2021 en dat hij dus ook had moeten weten dat zijn rijbewijs niet meer geldig was. Op 24 april 2023 heeft het CBR een laatste brief naar het adres van de verdachte gestuurd, waarin staat dat het rijbewijs ongeldig blijft. Ondanks die ongeldigheid heeft de verdachte toch op 21 september 2023 in de bedrijfsauto gereden. Dat betekent dat de rechtbank de beschuldiging van feit 2 bewezen verklaart.
Het gebruik van de bewijsmiddelen
Bij het oordeel dat feit 1 primair en feit 2 zijn bewezen, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen gebruikt die hierna worden genoemd. De bewijsmiddelen worden daarbij steeds gebruikt voor het bewijs van het feit of de feiten waarover deze gaan.
De bewijsmiddelen [2]
De verklaring van de verdachte
Ik reed met een snelheid van 68 kilometer per uur. Ik heb niet gezien dat de matrixborden een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aangaven. Ik was afgeleid en ik heb niet opgelet. Ik heb de file over het hoofd gezien. Het klopt dat de app DisneyPlus in gebruik was op mijn telefoon. [3]
Het pv aanrijding misdrijf
Locatie ongeval
Datum: 21 september 2023
Omstreeks: 17:37 uur
Locatie: A28
Plaats: Amersfoort
Bebouwde kom: buiten
Maatregelen ter plaatse: matrixborden brandden
Vermoedelijke toedracht
1: [verdachte] , kenteken: [kenteken] .
2: [slachtoffer 2] , kenteken: [kenteken] .
3: [slachtoffer 1] , kenteken: [kenteken] .
4: [slachtoffer 3] , kenteken: [kenteken]
Al de voertuigen reden op de snelweg A28. Voertuig 4 reed voorop, daarachter
voertuig 3, daarachter voertuig 2, daarachter voertuig 1. Vanwege de verkeersdrukte ontstond er filevorming. Voertuig 2, 3 en 4 stonden bijna stil, voertuig 1 kon zijn voertuig niet vroegtijdig tot stilstand brengen waardoor hij op voertuig 2 botste. Hierdoor botste voertuig 3 op voertuig 4. [4]
Betrokken partijen/objecten
- Betrokken 1 (voertuig), bedrijfsauto Mercedes-Benz [kenteken] , bestuurder [verdachte]
- Betrokken 3 (voertuig), Mini Clubman One [kenteken] , bestuurder [slachtoffer 1] [5] - Betrokken 4 (voertuig), Peugeot [kenteken] , bestuurder [slachtoffer 3] [6]
Het forensisch onderzoek plaats delict
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de Rijksweg A28 ter hoogte van hectometerpaal 27,7x. Ter hoogte van hectometernummer 27,4 bevonden zich elektronische signaleringsborden. Uit nader onderzoek bleek dat deze elektronische signaleringsborden ten tijde van het verkeersongeval een toegestane maximumsnelheid van 50 km/h aangaven. [7] Deze elektronische signaleringsborden bevonden zich ongeveer 240 meter voor de plaats van het verkeersongeval. [8]
In de aangeleverde beeldstanden van de Rijkswaterstaat zag ik, verbalisant, dat voor de parallelrijbaan A28x de beeldstanden op 21 september 2023 in het tijdsblok van 17:27.08 uur tot 17:43.16 uur de navolgende gegevens waren geregistreerd:
Elektronische signaleringsborden A28x 27.410 50 en *50* (50 met knipperlichten) [9]
Op basis van de data uit de tachograaf van de Mercedes-Benz bleek dat deze op tijdstip 17:35.44 uur vertraagde tot aan stilstand en daarna niet verplaatst was. Aangezien vanaf tijdstip 17:27.08 uur tot 17:43.16 uur 50 knipperde dan wel 50 op de elektronische signaleringsborden zichtbaar zou zijn geweest, moet de bestuurder van de Mercedes-Benz in dat tijdsbestek wel onder het portaal gereden zijn op het moment dat er 50 knipperde dan wel 50 zichtbaar was op de elektronische signaleringsborden.
Op basis van de data uit de tachograaf heeft de bestuurder van de Mercedes-Benz vanaf een snelheid van 68 km/h vertraagd tot stilstand. Daarvoor zal hij op enig moment de elektronische signaleringsborden 50 (knipperen) moeten hebben gezien en had hij daarna nog ongeveer 240 meter om te anticiperen op het verkeersbeeld. [10]
Het onderzoek naar de telefoon van de verdachte
Aan de hand van de informatie aangetroffen in de telefoon van verdachte [verdachte] wordt zichtbaar dat deze de telefoon ongeveer 4 minuten voor de aanrijding ontgrendeld wordt en een videoapplicatie wordt geopend. Er wordt genavigeerd naar Disneyplus en deze verbinding blijft actief op de telefoon, zelfs ten tijde van de aanrijding. [11]
De geneeskundige verklaringen over [slachtoffer 1]
Medische informatie betreffende [slachtoffer 1] .
Opname UMCU en daags erna operatie ivm uitgebreide onderarmbreuk [12]
Contusie hersenen [13]
De verklaring van [slachtoffer 1]
Ik heb ook gekneusde ribben. [14]
De verklaring van [slachtoffer 3]
U vraagt mij wat voor letsel ik heb overgehouden aan die ongeval tot nu toe. Ik heb voornamelijk pijn in mijn schouder en nek en de nekkraag moet een whiplash voorkomen. Ik zit onder de kneuzingen. Tot nu toe kan ik nog niet terug aan het werk. Door de nekkraag ben ik snel moe en moet ik na een paar mails lezen weer even gaan liggen. [15]
Een uittreksel uit het RDW
[verdachte] [16]
Categorie: C
Periode: vanaf 28-04-2022
Soort: ongeldigheid [17]
De brief van het CBR van 15 december 2021
Aangetekend
De heer [verdachte]
[adres] [woonplaats]
We moeten volgens de regelgeving ‘de geldigheid van uw rijbewijs schorsen’. Dat wil zeggen: u mag niet meer rijden tot de uitslag van het onderzoek. [18]
U moet het onderzoek zelf betalen. U betaalt € 433,00 opleggingskosten en € 864,00
uitvoeringskosten. U ontvangt hiervoor twee aparte facturen. [19]
De brief van het CBR van 21 april 2022
Aangetekend
De heer [verdachte]
[adres] [woonplaats]
U heeft de opleggingskosten op tijd betaald. Op 4 januari 2022 hebben wij u de factuur voor de uitvoeringskosten gestuurd. Helaas heeft u deze kosten niet, of niet op tijd betaald. Daarom verklaren we uw rijbewijs ongeldig vanaf 28 april 2022. En mag u niet meer rijden. [20]
De brief van het CBR van 24 april 2023
Aangetekend
De heer [verdachte]
[adres] [woonplaats]
Uw rijbewijs blijft ongeldig omdat u de factuur voor uitvoeringskosten niet op tijd heeft betaald. [21]
De verklaring van de verdachte bij de politie op 21 september 2023
V: Waar ontvangt u uw post?
A: [adres] in [woonplaats] . [postcode] . [22]
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1
op 21 september 2023 te Amersfoort als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de rijksweg A28, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan van die A28 zich langzaam rijdende en/of stilstaande voertuigen bevonden (file) en
- tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig (kort voor het ongeval) een app op zijn mobiele telefoon te gebruiken en
- daarbij onvoldoende acht te slaan op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan en het zich voor hem, verdachte, bevindende langzaam rijdende en/of stilstaande verkeer op die rijbaan en
- onvoldoende afstand te houden van het voor hem, verdachte, bevindende verkeer en
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijbaan kon overzien en deze vrij was en
- met een hogere snelheid dan de ter plaatse (op zich boven de weg bevindende matrixborden aangegeven) toegestane maximumsnelheid en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was op voornoemde file in te rijden en
- een kettingbotsing te veroorzaken door (vervolgens) tegen één of meer zich in die file bevindende voertuigen te rijden en/of te botsen, waardoor een ander, te weten
- [slachtoffer 1] (de bestuurster van een Mini Clubman One met kenteken [kenteken] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een complexe onderarmbreuk en een of meerdere gekneusde ribben en een hersenschudding en
- [slachtoffer 3] (de bestuurster van een Peugeot met kenteken [kenteken] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2
op 21 september 2023 te Amersfoort, terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie C, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de rijksweg A28, als bestuurder een motorrijtuig (bedrijfsauto) van die categorie heeft bestuurd.
Het overige wat in de beschuldiging staat kan niet bewezen worden. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1 (primair):
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.De straf

5.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (rijontzegging) van 36 maanden, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft de rechtbank verzocht er bij de strafoplegging rekening mee te houden dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. De verdachte had bij zijn verhoor bij de politie namelijk recht op kosteloze rechtsbijstand, terwijl die hem niet is geboden. Daarnaast heeft de verdachte geen makkelijke tijd achter de rug: in december 2022 is zijn vader overleden en de verdachte heeft € 30.000,00 schuld opgebouwd doordat hij de begrafenis moest betalen. Ook is hij plotseling uit zijn woning gezet. De advocaat heeft verzocht om alleen de meer subsidiaire beschuldiging onder feit 1 (overtreding van artikel 5 WVW) bewezen te verklaren en daarvoor een taakstraf van 70 uur en een geheel voorwaardelijke rijontzegging van 4 maanden op te leggen.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Hij was afgeleid en heeft zijn aandacht gedurende een langere tijd niet op de weg gehouden, terwijl hij dat wel had moeten doen. Hij reed immers in een vrachtwagen op een drukke snelweg, terwijl de matrixborden een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aangaven. Verdachte was zo afgeleid, dat hij die matrixborden niet heeft opgemerkt. Terwijl verdachte met een te hoge snelheid van 68 kilometer per uur reed, is hij met zijn vrachtwagen op de achterkant van een langzaam rijdende auto gebotst, waarna een kettingbotsing ontstond. Er mag van geluk worden gesproken dat dit ongeval niet (nog) grotere gevolgen heeft gehad voor de betrokken verkeersdeelnemers. Daar komt bij dat verdachte op dat moment reed zonder geldig rijbewijs.
[slachtoffer 1] heeft op de zitting een slachtofferverklaring voorgelezen. Daaruit blijkt dat het ongeluk veel impact op haar leven heeft gehad en nog steeds heeft. Door het letsel en de emotionele schade is zij een jaar uit de running geweest en heeft zij haar baan verloren. Ook heeft zij EMDR-therapie moeten volgen om weer in de auto te kunnen stappen zonder in paniek te raken. Daarnaast is zij nu, bijna twee jaar na het ongeval, nog steeds bezig met fysiotherapie.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 20 november 2024. Daarin staat dat de verdachte op 9 augustus 2022 ook is veroordeeld voor een overtreding van artikel 6 WVW, waardoor bij een ander letsel is ontstaan. De verdachte heeft voor dit feit een taakstraf van 60 uur en een rijontzegging van 4 maanden opgelegd gekregen. Daardoor mag de rechtbank vandaag voor deze zaak niet uitsluitend een taakstraf opleggen, omdat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat dit niet mag als iemand in de 5 jaar voorafgaand aan het feit is veroordeeld tot een taakstraf voor een soortgelijk feit, en die taakstraf is uitgevoerd (ook wel taakstrafverbod genoemd).
De op te leggen straf
De rechtbank is zich bewust van de ernstige gevolgen van de bewezen verklaarde feiten voor de slachtoffers en de impact die het ongeval op hen heeft gehad. Tegelijkertijd moet de hoogte van straf in overeenstemming zijn met het strafrechtelijke verwijt dat de verdachte kan worden gemaakt. Dit betekent met andere woorden dat de rechtbank de straf mede baseert op de door de rechtbank vastgestelde mate waarin verdachte zich onoplettend heeft gedragen, zoals hierboven uitgelegd.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten, die zijn opgesteld om ervoor te zorgen dat in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk wordt gestraft. Deze oriëntatiepunten zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval met aanmerkelijke schuld waarbij een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt, wordt een taakstraf van 120 uur en een rijontzegging van 6 maanden als uitgangspunt genomen.
Vanwege de ernst van de feiten en de gevolgen ervan, en omdat de verdachte al eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit, zal de rechtbank een hogere straf opleggen dan in de oriëntatiepunten is opgenomen. De rechtbank weegt ook strafverzwarend mee dat verdachte reed terwijl hij had moeten weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De rechtbank oordeelt dat een taakstraf van 200 uur een passende straf is. Als verdachte de taakstraf niet (goed) uitvoert, wordt de straf vervangen door 100 uur hechtenis. Gelet op wat hiervoor is uitgelegd over het taakstrafverbod, kan een taakstraf in deze zaak volgens de wet alleen samen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Daarom zal de rechtbank aan verdachte ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag opleggen. Daarnaast acht de rechtbank het passend om verdachte een voorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen van één week, om er voor te zorgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten pleegt.
Voor de bescherming van de veiligheid in het verkeer is het daarnaast nodig dat aan de verdachte voor het onder feit 1 primair bewezen verklaarde een rijontzegging wordt opgelegd. De rechtbank oordeelt dat een rijontzegging voor de duur van 12 maanden passend is. Vanwege het tijdsverloop in deze zaak zal een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar. Ook wordt met dit voorwaardelijke strafdeel aan de verdachte een waarschuwing meegegeven dat zijn rijgedrag in de toekomst anders moet.
De straf die verdachte krijgt, wijkt af van de straf die de officier van justitie heeft geëist. Dat komt doordat de rechtbank bewezen heeft verklaard dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en niet roekeloos, zoals de officier van justitie vindt. Ook houdt de rechtbank er in het voordeel van de verdachte rekening mee dat in deze zaak sprake in het vooronderzoek iets niet goed is gegaan (vormverzuim). De verdachte is tijdens zijn verhoor bij de politie geen kosteloze rechtsbijstand geboden, terwijl dat wel had gemoeten. Mogelijk dat verdachte daarom heeft afgezien van bijstand door een advocaat bij het verhoor. De rechtbank heeft daar bij het bepalen van de hoogte van de taakstraf rekening mee gehouden.
6 Vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf
6.1.
De eerder opgelegde voorwaardelijke straf
De rechtbank in Zwolle heeft aan de verdachte in de zaak met parketnummer 08-008818-22 op 9 augustus 2022 onder andere een rijontzegging van 4 maanden voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat deze voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer gelegd moet worden. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte zich niet gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit.
6.3.
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de verdachte niet rechtsgeldig voor de vordering tenuitvoerlegging is opgeroepen. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat de oproeping aan de verdachte is betekend.
6.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat met de betekeningsvoorschriften wordt geprobeerd te voorkomen dat een verdachte buiten zijn schuld om niet weet dat er een vordering tot tenuitvoerlegging is ingediend, hij vervolgens niet verschijnt en dat hij daardoor in zijn verdediging kan worden benadeeld. De verdachte is echter op de zitting van 28 mei 2025 verschenen met een advocaat en hij wist dus dat vordering tenuitvoerlegging zou worden behandeld. De verdediging heeft verder niet onderbouwd waarom het verdedigingsbelang zodanig zou zijn geschaad dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dat betekent dat de rechtbank het verweer van de verdediging niet volgt en dat de rechtbank de vordering inhoudelijk zal beoordelen. Omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, zal de rechtbank de vordering toewijzen. Dat betekent dat de verdachte (naast de straf die vandaag is opgelegd) 4 maanden geen motorrijtuigen mag besturen.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • artikel 9, 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 6, 9, 175, 176 en 179 artikel van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte feit 1 primair en feit 2 van de beschuldiging heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 2 bewezenverklaarde;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 dagen;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
7 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
-
ontzegt verdachteter zake van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
- bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte, groot
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jaren vast;
Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (08-008818-22)
-
wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, bij vonnis van 9 augustus 2022 opgelegde voorwaardelijke
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Duinkerken, voorzitter, mrs. N.P.J. Janssens en J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 21 september 2023, te Amersfoort, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de rijksweg A28, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan van die A28 zich langzaam rijdende en/of stilstaande voertuigen bevonden (file) en/of
- tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig (kort voor het ongeval) op het scherm van zijn mobiele telefoon te kijken en/of een app op zijn mobiele telefoon te gebruiken en/of zijn mobiele telefoon vast te houden en/of
- ( daarbij) niet, althans onvoldoende acht te slaan op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan en/of het zich voor hem, verdachte, bevindende langzaam rijdende en/of stilstaande verkeer op die rijbaan en/of
- onvoldoende afstand te houden van het voor hem, verdachte, bevindende verkeer en/of
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijbaan kon overzien en deze vrij was en/of
- met onverminderde, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse (op zich boven de weg bevindende matrixborden aangegeven) toegestane maximumsnelheid en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was op voornoemde file in te rijden en/of
- een kettingbotsing te veroorzaken door (vervolgens) tegen één of meer zich in die file bevindende voertuigen te rijden en/of te botsen, waardoor een ander, te weten
- [slachtoffer 1] (de bestuurster van een Mini Clubman One met kenteken [kenteken] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een complexe onderarmbreuk en/of een of meerdere gekneusde rib (ben) en/of een hersenschudding, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 3] (de bestuurster van een Peugeot met kenteken [kenteken] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten traumatisch schedelletsel en/of een of meerdere kneuzing(en) en/of een whiplash en/of postcommotioneel syndroom, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan ;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 21 september 2023, te Amersfoort, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de rijksweg A28, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan van die A28 zich langzaam rijdende en/of stilstaande voertuigen bevonden (file) en/of
- tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig (kort voor het ongeval) op het scherm van zijn mobiele telefoon te kijken en/of een app op zijn mobiele telefoon te gebruiken en/of zijn mobiele telefoon vast te houden en/of
- ( daarbij) niet, althans onvoldoende acht te slaan op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan en/of het zich voor hem, verdachte, bevindende langzaam rijdende en/of stilstaande verkeer op die rijbaan en/of
- onvoldoende afstand te houden van het voor hem, verdachte, bevindende verkeer en/of
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijbaan kon overzien en deze vrij was en/of
- met onverminderde, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse (op zich boven de weg bevindende matrixborden aangegeven) toegestane maximumsnelheid en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was op voornoemde file in te rijden en/of
- een kettingbotsing te veroorzaken door (vervolgens) tegen één of meer zich in die file bevindende voertuigen te rijden en/of te botsen, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 21 september 2023, te Amersfoort, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de rijksweg A28,
- terwijl op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan van die A28 zich langzaam rijdende en/of stilstaande voertuigen bevonden (file) en/of
- tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig (kort voor het ongeval) op het scherm van zijn mobiele telefoon heeft gekeken en/of een app op zijn mobiele telefoon heeft gebruikt en/of zijn mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of
- ( daarbij) niet, althans onvoldoende acht heeft geslagen op de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan en/of het zich voor hem, verdachte, bevindende langzaam rijdende en/of stilstaande verkeer op die rijbaan en/of
- onvoldoende afstand heeft gehouden van het voor hem, verdachte, bevindende verkeer en/of
- de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg/rijbaan kon overzien en deze vrij was en/of
- met onverminderde, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse (op zich boven de weg bevindende matrixborden aangegeven) toegestane maximumsnelheid en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was op voornoemde file is ingereden en/of
- een kettingbotsing heeft veroorzaakt door (vervolgens) tegen één of meer zich in die file bevindende voertuigen te rijden en/of te botsen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij, op of omstreeks 21 september 2023, te Amersfoort, althans in Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie C, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de rijksweg A28, als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
( art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Hoge Raad 16 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5802.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2023296303, doorgenummerd pagina 1 tot en met 147. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
3.De verklaring van de verdachte op de zitting van 28 mei 2025.
4.Een proces-verbaal aanrijding misdrijf van 12 maart 2024, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 6.
5.Idem, pagina 8.
6.Idem, pagina 9.
7.Een proces-verbaal FO Verkeer van 20 februari 2024, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , pagina 84.
8.Idem, pagina 118.
9.Idem, pagina 119.
10.Idem, pagina 121.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 september 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , pagina 29.
12.De geneeskundige verklaring over [slachtoffer 1] van 4 oktober 2023, pagina 67.
13.De geneeskundige verklaring over [slachtoffer 1] van 5 oktober 2023, opgemaakt door [huisarts] , huisarts, pagina 68.
14.Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] van 12 oktober 2023, pagina 48.
15.Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 3] van 21 februari 2024, pagina 54.
16.Een uittreksel uit het RDW van 21 september 2023, betreffende de gegevens over het rijbewijs van verdachte, pagina 145.
17.Idem, pagina 147.
18.De brief van het CBR aan verdachte van 15 december 2021 (in het dossier opgenomen onder ‘Besluit onderzoek drugs en schorsen 15-12-2021’), pagina 1.
19.Idem, pagina 2.
20.De brief van het CBR aan verdachte van 21 april 2022 (in het dossier opgenomen onder ‘Besluit ongeldigverklaring 21-04-2022’), pagina 1.
21.De brief van het CBR aan verdachte van 24 april 2023 (opgenomen in het dossier onder ‘Eindbesluit 24-04-2023’), pagina 1.
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 september 2023, pagina 33.