In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 8 november 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank Midden-Nederland heeft eerder, op 1 augustus 2024, een beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk 18 september 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Verweerder heeft echter geen besluit genomen, wat heeft geleid tot het huidige beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit op bezwaar is verstreken. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat in zaken als deze een nadere beslistermijn van zestig weken na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn realistisch is.
De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 53,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich op 15 april 2025 en is openbaar uitgesproken.