ECLI:NL:RBMNE:2025:2896

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
16/243396-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling en diefstal door middel van een valse sleutel door een 18-jarige verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling en diefstal door middel van een valse sleutel. De verdachte heeft samen met een medeverdachte een slachtoffer, [slachtoffer 1], gedurende een periode van meer dan 24 uur vastgehouden in een woning in Utrecht. Gedurende deze tijd heeft de verdachte het slachtoffer onderworpen aan ernstige geweldsdelicten, waaronder het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, door hem te slaan, te schoppen en met een mes te bedreigen. Ook heeft de verdachte brandbare vloeistof over het slachtoffer gesprenkeld en deze in brand gestoken, wat resulteerde in een tweedegraads brandwond aan de voet van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met bijzondere voorwaarden, waaronder opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die bestaat uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/243396-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2006] te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 mei 2025. Het onderzoek is op 17 juni 2025 met toestemming van partijen enkelvoudig gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schipper en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. J.L. Vermeer, advocaat te Rhenen, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door de gemachtigde van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , mr. S.T.M. Eijsbouts, advocaat te Amsterdam. Op de zitting zijn de medewerkster van de jeugdreclassering [A] en de psychiater [B] (telefonisch) gehoord.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is met betrekking tot feit 4 op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024 in Utrecht samen met een ander
[slachtoffer 1] van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden;
Feit 2
primair
in de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024 in Utrecht opzettelijk samen met een ander zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] ;
subsidiair
in die periode en op die plaats opzettelijk samen met een ander geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer 1] ;
Feit 3
in de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024 in Utrecht in vereniging een diefstal heeft gepleegd van een geldbedrag van € 5.004,- toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij zij het geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (door gebruik te maken van een bankpas op naam van [slachtoffer 1] );
Feit 4
op 15 juli 2024 in Rotterdam samen met een ander identificerende persoonsgegevens van [slachtoffer 2] heeft gebruikt door op zijn naam een bankrekening te openen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vanwege het ontbreken van de wederrechtelijkheid. Voor bepaalde handelingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen heeft aangever namelijk toestemming gegeven. Voor de overige feiten refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1, 2 primair en 3
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen (integrale) vrijspraak bepleit.
De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de hierna opgenomen bewijsmiddelen. De door de raadsvrouw genoemde handelingen zal de rechtbank in de hierna opgenomen bewijsoverweging bespreken.
De bewijsmiddelen zijn als volgt:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 mei 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 30 juli 2024, met documentcode 240730.1014.5882, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 76 tot en met 85;
  • een geschrift inhoudende een letselrapportage van [slachtoffer 1] , opgemaakt door afdeling Forensische Geneeskunde van GGD regio Utrecht, met als bijlage foto’s van het letsel van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina’s 453 tot en met 544;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 juli 2024 (uitkomst opvragen financiële gegevens van aangever), opgemaakt door de politie Midden-Nederland, met documentcode 240729.2046.5882, doorgenummerde pagina’s 138 tot en met 140.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van feit 4
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 mei 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 10 september 2024, genummerd PL0900-2024238809, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 573 tot en met 576;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens van 7 oktober 2024, genummerd 20241007.1514, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 581 tot en met 586.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 en 2 primair
De wederrechtelijkheid
De bewezenverklaring ziet nadrukkelijk niet op de vrijwillige handelingen die tussen verdachte en aangever hebben plaatsgevonden voorafgaande aan het moment dat aangever was vastgebonden en, ondanks zijn verzoeken, niet meer werd losgemaakt. De rechtbank heeft gekeken welke handelingen nadien (dus na zaterdag 27 juli, rond 16:00 uur) hebben plaatsgevonden want vanaf dat moment was er geen sprake meer van vrijwilligheid aan de kant van [slachtoffer 1] . De rechtbank is anders dan de raadsvrouw van oordeel dat alle bewezen verklaarde (gewelds)handelingen als wederrechtelijk aan te merken zijn, nu het geheel van handelingen erop duidt dat aangever niet kon ontsnappen aan de dreigende situatie die door verdachte en de medeverdachte is gecreëerd.
Ten aanzien van 2 primair
Zwaar lichamelijk letsel
Over het kader van zwaar lichamelijk letsel overweegt de rechtbank als volgt. Het Wetboek van Strafrecht (Sr) bevat geen limitatieve opsomming van wat onder zwaar lichamelijk letsel moet worden verstaan. Naast de invulling die artikel 82 Sr tot op zekere hoogte geeft, heeft de Hoge Raad algemene gezichtspunten geformuleerd die relevant zijn voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Hieronder moet in ieder geval worden begrepen de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie letsel en van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Ook heeft de Hoge Raad overwogen dat van zwaar lichamelijk letsel niet alleen sprake kan zijn indien het uitzicht op herstel in belangrijke mate ontbreekt, maar ook indien het letsel gepaard gaat met een langere periode van herstel of van onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van herstel. Daarnaast kan van belang zijn in hoeverre tijdens de periode van herstel sprake is van pijn en/of fysieke beperkingen. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit geval als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever aan het door verdachte en de medeverdachte gebruikte geweld een hartkneuzing en een tweedegraads diepe brandwond aan zijn rechtervoet heeft overgehouden. Uit het letselrapport van de GGD volgt dat de hartkneuzing als ernstig te definiëren is, nu het gaat om een orgaankneuzing, te weten het hart. Hartkneuzingen geven volgens de GGD-arts risico op ernstige hartritmestoornissen waarvoor opname in het ziekenhuis met continue controle van het hartritme noodzakelijk is. Aangever heeft ook een nacht ter observatie in het ziekenhuis verbleven. Met de genezing van diepe tweedegraads brandwonden is meestal een herstel van tussen de 3-6 weken gemoeid. Diepe tweedegraads brandwonden laten volgens de GGD-arts littekens achter.
Enkele dagen na het incident is aangever vanwege een ontsteking van de brandwond opgenomen in het ziekenhuis. Hij heeft een week in het ziekenhuis moeten verblijven.
Uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding blijkt dat aangever een groot litteken op zijn rechtervoetwreef heeft. Deze verwonding is zichtbaar en blijvend volgens de artsen.
Gezien de aard en de ernst van de combinatie van de letsels (te weten de hartkneuzing en de tweedegraads diepe brandwond) bij aangever en gezien het lange, onzekere en waarschijnlijk uitblijvende herstel van de littekens van de brandwond, vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het handelen van verdachte en de medeverdachte zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.
Partiële vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het medeplegen van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel voor wat betreft
- de scheurwond naast de linkeroogkas;
- meerdere bloeduitstortingen;
- meerdere kraswonden;
- meerdere schaafwonden rondom de polsen en/of enkels;
- brandwonden op het hoofd en/of in de hals en/of op het bovenbeen en/of de hand;
- gekneusde ribben;
- gekneusde hiel.
De rechtbank is van oordeel dat deze verwondingen geen zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr opleveren.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer 1] langere tijd aan een tafelpoot en een krabpaal vast te binden en in te wikkelen met tape en tiewraps en een touw en
- de ogen van die [slachtoffer 1] met wc-papier af te dekken en
- tape op de mond van die [slachtoffer 1] te plakken en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen/schreeuwen dat hij zijn kankerbek moet houden en stil moet liggen en
- een kussen op het gezicht van die [slachtoffer 1] te drukken en gedrukt te houden en vervolgens dit kussen met tape vast te maken aan/op het gezicht van die [slachtoffer 1] en
- meermalen met kracht tegen de borst en het hoofd en de schaamstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen en op het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] te staan en
- meermalen een sigaret uit te drukken op het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- met een mes in het lichaam van die [slachtoffer 1] te prikken en dreigend langs de nek, van die [slachtoffer 1] te houden en- een brandbare vloeistof over de voet van die [slachtoffer 1] te sprenkelen en vervolgens open vuur in aanraking te brengen met die brandbare vloeistof ten gevolge
waarvan de voet van die [slachtoffer 1] is verbrand en
- de kleding van die [slachtoffer 1] kapot te knippen en
- een hoeveelheid bleekmiddel over het lichaam van die [slachtoffer 1] te sprenkelen en
- een groot deel van dit voorval te filmen en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij ( [slachtoffer 1] ) contact moet opnemen met de bank om
zijn ( [slachtoffer 1] 's) rekening te deblokkeren en
- met meerdere mensen te (video)bellen en/of tijdens dit gesprek tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij ( [slachtoffer 1] ) moet zeggen dat hij een vieze man is en een loser en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat de seksueel getinte filmpjes worden doorgestuurd naar
familieleden en collega's, en
- meermalen dreigende uitspraken te uiten in de richting van die [slachtoffer 1] , door onder meer tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij dood wordt gemaakt als hij naar de politie gaat en dat hij tiewraps om zijn armen krijgt en in een sloot wordt gegooid;
Feit 2
primairin de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een tweedegraads diepe brandwond op de wreef van de rechtervoet en- een hartkneuzing
heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen de borst en van die [slachtoffer 1] te slaan en te schoppen en
- een brandbare vloeistof over de voet van die [slachtoffer 1] te sprenkelen en vervolgens open vuur in aanraking heeft gebracht te brengen met die brandbare vloeistof ten gevolge waarvan de voet van die [slachtoffer 1] is verbrand en
- een hoeveelheid bleekmiddel over het lichaam van die [slachtoffer 1] te sprenkelen;
Feit 3op 27 juli 2024 te Utrecht en Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
een geldbedrag van in totaal 5004 euro, dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een bankpas op naam van [slachtoffer 1] die niet aan
haar, verdachte en/of haar mededader, toebehoorde;
Feit 4op 15 juli 2024, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en
wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten een geldig paspoort op naam van [slachtoffer 2] heeft gebruikt door zich met dat paspoort te identificeren bij het openen van een bankrekening bij Bunq Bank, met het oogmerk om hun identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feiten 1 en 2 primair
(gedeeltelijke) eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
en
medeplegen van zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Ten aanzien van feit 4
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Daarnaast acht zij verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie van
16 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), geheel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 16 april 2025. De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Indien verdachte al voor ommekomst van voornoemde duur van de jeugddetentie bij [instelling 2] terecht kan, heeft de officier van justitie erop gewezen dat verdachte op grond van artikel 6:6:28 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) vervroegd in vrijheid kan worden gesteld.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt ook dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. De verdediging heeft aangevoerd dat volstaan kan worden met oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Voor het overige refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met medeverdachte schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling en diefstal van geld door gebruik te maken van de bankpas van aangever. Verdachte en de medeverdachte hebben via Tinder een afspraak met aangever gemaakt. Hun oorspronkelijke plan was om een bankrekening op naam van aangever te openen. Deze Tinderdate is vervolgens volledig uit de hand gelopen. Vanaf zaterdagmiddag rond 16:00 uur (het moment van vastbinden) tot aan zondagmiddag omstreeks 12.30 uur waarop aangever weet te ontsnappen hebben verdachte en haar medeverdachte aangever tegen zijn wil in een woning vastgehouden, waarbij zij geen geweld hebben geschuwd. Zo is aangever onder meer geschopt, geslagen en met een mes bedreigd, terwijl hij compleet ingebonden met tape en touw op de grond lag. Zijn ogen en mond werden afgedekt. Ook heeft verdachte brandbare vloeistof over de voet van aangever gesprenkeld en het touw waarmee de voeten van aangever vastgebonden zaten in de brand gestoken. Door het toegepaste geweld heeft aangever een hartkneuzing en een tweedegraads diepe brandwond aan zijn voet overgehouden. Verdachte heeft de bankpas van aangever zonder zijn toestemming gepakt en deze aan de medeverdachte gegeven. De medeverdachte heeft vervolgens € 5.004,- van de bankrekening van aangever gepind.
Voor aangever is dit een zeer angstige ervaring geweest. Dit volgt ook uit de toelichting op het schadevergoedingsverzoek dat hij heeft ingediend. Met hun handelen hebben verdachte en de medeverdachte fors inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit en geen respect getoond voor zijn eigendom. Daarnaast veroorzaken dit soort strafbare feiten ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Zo zijn buren van aangever geconfronteerd geweest met aangever die uit angst uit een raam van de woning is gesprongen. Door hun handelen zijn verdachte en de medeverdachte volledig voorbij gegaan aan de gevolgen voor aangever, die hij tot op heden ervaart. De rechtbank neemt dit verdachte en haar medeverdachte zeer kwalijk.
Tot slot heeft verdachte met een ander misbruik gemaakt van de identiteitsgegevens van een ander. Zij hebben foto’s gemaakt van het paspoort van die ander en zich hiermee geïdentificeerd en een bankrekening geopend. Hierdoor is het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen beschaamd. De houder van het paspoort had nadeel kunnen ondervinden van het misbruik dat van zijn gegevens is gemaakt.
Het strafblad
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 27 september 2024 van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Dit neemt de rechtbank niet in strafmatigende of strafverzwarende zin mee.
De persoon van de verdachte
Advisering van psychiater en psycholoog
Over verdachte is een dubbele Pro Justitia rapportage uitgebracht bestaande uit:
  • een rapport van 15 november 2024, opgemaakt door [B] , psychiater;
  • een rapport van 15 november 2024, opgemaakt door [C] , kinder- en jeugdpsycholoog.
Stoornis en herhalingsgevaar
De Pro Justitia rapporteurs concluderen dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Door het ontbreken van een exact delictscenario is de specifieke doorwerking moeilijk vast te stellen, maar de persoonlijkheidsstoornis lijkt in algemene zin van invloed te zijn geweest op de tenlastegelegde feiten. Er is een langdurig patroon van impulsiviteit en van zelfbeschadigend gedrag, zowel fysiek als door de betrokkenheid bij loverboys. Verdachte is snel geëmotioneerd en reageert met intense emoties, vaak met woede en verdriet. Verder is zij beïnvloedbaar door haar instabiele zelfbeeld, handelt impulsief en is onvoldoende geremd door een gebrekkig ontwikkeld geweten. Er is sprake van een achterlopende sociaal-emotionele ontwikkeling waardoor ze een aantal jaren op haar leeftijdsgenoten achterloopt.
De psychiater en de psycholoog zijn van oordeel dat de beperkingen aanwezig waren ten tijde het ten laste gelegde en vinden dat de ten laste gelegde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De deskundigen achten de kans op herhaling zonder behandeling of begeleiding hoog; er bestaan vrijwel geen beschermende factoren. Het risico dat verdachte zonder behandeling terugvalt in het loverboy-circuit is groot.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen op de daartoe in hun
rapporten genoemde gronden over. De rechtbank concludeert dat het bewezenverklaarde (ook ten aanzien van feit 4) verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
Toepassing van het jeugd- of volwassenstrafrecht en advies afdoening
De psychiater en psycholoog hebben zich in hun rapporten uitgelaten over de toepassing van het jeugd- of volwassenenstrafrecht. Ook heeft de reclassering een rapport uitgebracht. Hieronder geeft de rechtbank de adviezen en de eventuele strafrechtelijke afdoening die volgens de deskundigen passend is, weer.
De psychiater heeft overwogen dat eerdere behandelingen in jeugdinstellingen niet effectief zijn geweest. Verdachte is pedagogisch nauwelijks beïnvloedbaar. Ook is bij haar geen motivatie aanwezig om een behandeling bij bijvoorbeeld [instelling 2] te volgen. Om deze redenen acht de psychiater toepassing van het jeugdstrafrecht minder geschikt en adviseert hij toepassing van het volwassenenstrafrecht. Het volwassenenstrafrecht biedt volgens hem mogelijkheden voor langdurig toezicht en begeleiding, wat de psychiater noodzakelijk acht om de kans op herhaling te verminderen. Verdachte staat wel open voor begeleiding door de reclassering of een andere behandelaar, maar zij ziet geen noodzaak voor verdere behandeling. Tijdens de zitting heeft de psychiater aangegeven bij zijn standpunt te blijven, ook nu verdachte heeft aangegeven mee te willen werken aan een behandeling bij [instelling 2] . Daarbij heeft hij opgemerkt dat het hem niet duidelijk is welke mogelijkheden [instelling 2] biedt waardoor hij niet kan beoordelen of dat een geschikte plek zou zijn.
Wat betreft de strafrechtelijke afdoening wordt door de psychiater geadviseerd bijzondere voorwaarden in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf in combinatie met de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen. Vanuit een gesloten klinische setting kan verdachte voorbereid worden op het plan dat zij voor zichzelf heeft, namelijk geleidelijk toewerken naar zelfstandig wonen. Dit kan ook helpen voorkomen dat ze terugkeert naar een loverboy-relatie. Perspectief is voor betrokkene erg belangrijk.
In haar rapport heeft de psycholoog overwogen dat weliswaar geen sprake is van een cognitieve beperking, maar dat wel sprake is van een achterlopende sociaal-emotionele ontwikkeling waardoor verdachte in de wijze waarop ze zichzelf ziet, sociale interacties ervaart en vormgeeft en over wat ze belangrijk vindt qua normen en waarden, een aantal jaren op haar leeftijdsgenoten achterloopt. De deskundige weegt dit zwaar mee binnen het cluster ‘handelingsvaardigheden’ van de ASR-wegingslijst.
Ondanks de contra-indicaties (ernstige psychopathologie met antisociale kenmerken en
het zich onttrekken aan eerdere behandeling en toezicht), worden er door de psycholoog voldoende indicaties gezien om het jeugdstrafrecht toe te passen. Hierbij wegen de sociaal-emotionele achterstanden van betrokkene en de mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding (verdachte heeft baat bij een veilig ondersteunend groepsgericht leefklimaat waarbinnen zij intensieve begeleiding krijgt en ondersteuning bij dagelijkse zaken) zwaar mee.
De psycholoog adviseert de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Verdachte dient volgens haar een langdurige specialistische behandeling te volgen dat door een voorwaardelijk PIJ-kader kan worden gewaarborgd. Er dient een behandelvorm en therapievorm op maat te worden gemaakt voor verdachte. Daarnaast dient er in de behandeling aandacht te worden besteed aan het creëren van een toekomstperspectief voor verdachte. De deskundige adviseert verdachte binnen [instelling 2] in [plaats] te plaatsen. De afdeling is gespecialiseerd in de behandeling van jongeren met meervoudige, complexe ontwikkelings- en gedragsproblemen. Eerder is gebleken dat verdachte zeer moeizaam in behandeling komt. Dit gegeven, in combinatie met de ernst van de geconstateerde problematiek, brengt de psycholoog tot de verwachting dat een langdurige behandeling nodig is (naar verwachting twee jaar).
Advies reclassering
De rechtbank heeft naast de rapportages van de psychiater en de psycholoog ook kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van [instelling 1] van 16 april 2025, opgemaakt door [A] . Zij heeft geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij merkt daar wel bij op dat er ook contra-indicaties aanwezig zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Wat voor de reclassering de doorslag heeft gegeven is dat verdachte een jonge vrouw is die sociaal emotioneel qua ontwikkeling behoorlijk achter loopt en intensieve pedagogische ondersteuning nodig lijkt te hebben om zichzelf verder te ontwikkelen en de benodigde vaardigheden te leren. Daarbij heeft verdachte de sterke wens om scholing te volgen, hetgeen beter passend en mogelijk is binnen het jeugdstrafrecht. Verdachte heeft ook nooit eerder binnen een forensisch kader bij jeugdinstellingen verbleven, wat maakt dat de reclassering vindt dat verdachte het best binnen de kaders van het jeugdstrafrecht past.
Verder adviseert de reclassering positief over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Geadviseerd wordt onder meer de volgende bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen: meewerken aan reclasseringstoezicht (verdachte kan door de volwassenreclassering begeleid worden), een opname in een zorginstelling ( [instelling 2] te [plaats] ), contactverbod met aangever, het volgen van onderwijs en het meewerken aan financiën controle. Qua type begeleiding vindt de reclassering de volwassenreclassering het best passend. Dit vanwege de eerdere mislukte trajecten binnen de jeugd gecombineerd met de onderliggende aanwezige persoonlijkheidsproblematiek.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat zij zich aan de bijzondere voorwaarden zal houden als deze aan haar worden opgelegd en aan behandeling bij [instelling 2] in [plaats] zal meewerken. Ook staat zij open voor begeleiding door de (volwassenen)reclassering. Mevrouw [A] heeft ter zitting toegelicht dat de intake bij [instelling 2] onlangs heeft plaatsgevonden en dat verdachte is toegelaten tot de behandeling aldaar. Verdachte wil volgens de reclassering hulp accepteren en samen met hulpverleners kijken naar het inrichten van haar toekomst. Het is belangrijk dat er iemand ‘naast’ verdachte gaat staan. De wachttijd bij [instelling 2] bedraagt op dit moment 2 tot 6 maanden.
Conclusie van de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte bestraft moet worden volgens het jeugdstrafrecht, zoals de raadsvrouw en de officier van justitie hebben bepleit, of volgens het volwassenenstrafrecht.
Verdachte was tijdens het plegen van de feiten 18 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het strafrecht voor volwassenen aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan daar aanleiding voor geven. Het jeugdstrafrecht is specifiek in het leven geroepen voor jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar, omdat hun hersenfuncties nog niet uitontwikkeld en zij dus (in beginsel) pedagogisch beïnvloedbaar zijn. Het jeugdstrafrecht kan toegepast bij een jongvolwassene die leeftijdsconform functioneert.
De rechtbank ziet, gelet op de persoon van verdachte en wat ter terechtzitting door de reclassering naar voren is gebracht en is geadviseerd door de psycholoog - anders dan de psychiater- aanleiding om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht, nu het pedagogische meerwaarde heeft en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft net als de deskundigen reden om te vermoeden dat verdachte sociaal emotioneel qua ontwikkeling behoorlijk achter loopt en intensieve pedagogische ondersteuning nodig heeft. De verklaring van verdachte ter zitting en het dossier wijzen erop dat verdachte zich geen volledige rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van de gepleegde feiten voor haarzelf en voor de medeverdachte, maar ook niet voor aangever. Dit ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat sprake is van een achtergebleven sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarnaast wijst de verklaring van verdachte ter zitting er sterk op dat zij de feiten heeft gepleegd onder invloed of op aanwijzen van de medeverdachte.
Verder heeft verdachte geen schooldiploma behaald. Bij de reclassering heeft verdachte aangegeven dat zij weer graag naar school wil gaan. Verdachte woonde voor de gepleegde feiten bij de medeverdachte en zijn moeder in huis en was op deze manier ook afhankelijk van hen qua huisvesting. De woonsituatie bij haar eigen moeder was volgens verdachte niet stabiel. Tot slot ziet de rechtbank dat verdachte intensieve ondersteuning nodig heeft. Hier past een veilig ondersteunend groepsklimaat met een pedagogische inslag in een forensische setting het beste bij. Een forensisch traject is nog niet eerder ingezet bij verdachte.
Weliswaar heeft de rechtbank ook gezien dat er contra-indicaties zijn zoals een persoonlijkheidsstoornis, maar de argumenten voor toepassing van het jeugdstrafrecht geven de doorslag. De begeleiding van verdachte in het kader van de door de reclassering geformuleerde voorwaarden zal, zoals de reclassering adviseert, door de volwassenenreclassering worden uitgevoerd.
De op te leggen straf en maatregel
Gelet op de aard, de ernst en de duur van de feiten kan volgens de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank kijkt voor het bepalen van de strafmaat naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank neemt in strafverhogende zin mee dat verdachte de feiten samen met een ander heeft gepleegd. De rechtbank houdt er anderzijds rekening mee dat sprake is van een eendaadse samenloop, zoals onder 6 beschreven.
Verder is bij verdachte sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken, waardoor zij verminderd toerekeningsvatbaar is en het risico op recidive hoog is. Het is voor verdachte, en voor de maatschappij, met name van belang dat zij de juiste behandeling en begeleiding krijgt, zodat de ernstige bewezenverklaarde feiten zich niet nogmaals voordoen. Positief is dat verdachte inziet dat zij hulp nodig heeft en ter zitting heeft verklaard te willen meewerken aan een behandeling bij [instelling 2] . Daarnaast overweegt de rechtbank dat verdachte in het verleden wel in jeugdinstellingen heeft verbleven maar dat deze behandelingen niet hebben plaatsgevonden in een forensische kader. De rechtbank heeft begrepen dat verdachte toegelaten is tot het behandeltraject bij [instelling 2] en dat zij op de wachtlijst is geplaatst. Het is wenselijk dat dit ingezette gestarte hulptraject, in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel (zoals hieronder uiteengezet) kan worden gecontinueerd.
Voorwaardelijke PIJ-maatregel
Gevorderd is om aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden van artikel 77s Sr.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op de misdrijven waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de gedragskundige rapportages over verdachte, aan de wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel is voldaan.
Door de deskundigen is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Daarnaast zijn de bewezenverklaarde feiten misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De PIJ-maatregel is ook noodzakelijk voor de veiligheid van andere personen of goederen, nu door de deskundigen is beschreven dat dat het risico op recidive, gelet op de complexe problematiek van verdachte, hoog is, zonder de juiste behandeling.
Vanwege het belang van behandeling met het oog op zowel recidivepreventie als het bevorderen van een gezonde ontwikkeling van verdachte achten de psycholoog en de reclassering bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie of een gedragsbeïnvloedende maatregel ontoereikend.
Tot slot is de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel met klinische behandeling de beste manier om de ontwikkeling van verdachte positief te kunnen ombuigen. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel biedt verdachte zo de kans zich te ontwikkelen en een toekomst op te bouwen. Dit beseft verdachte ook en er is (op dit moment) sprake van intrinsieke motivatie voor gedragsverandering.
Nu in de Pro Justitia rapportage een psychiater en een psycholoog, (afzonderlijk) hun bevindingen over verdachte hebben vastgelegd en een advies hebben uitgebracht, is ook voldaan aan de voorwaarde zoals genoemd in artikel 77s, tweede lid Sr.
Aan alle voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is gelet op het voorgaande voldaan. De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de psycholoog op de daartoe in haar rapport genoemde gronden over, en zal aan verdachte, zoals ook door de officier van justitie en de raadsvrouw is verzocht, een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen.
Mocht de voorwaardelijke PIJ-maatregel omgezet worden in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, dan geldt dat deze verlengd kan worden, aangezien verdachte wordt veroordeeld voor geweldsfeiten (als bedoeld in artikel 6:6:31 lid 3 Sv).
Conclusie
Alles overwegende vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, op zijn plaats. Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van 2 jaar op, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
De wet voorziet in de mogelijkheid dat de rechter die de straf van jeugddetentie heeft opgelegd op ieder gewenst moment — dus zonder dat reeds een bepaald gedeelte van de straf behoeft te zijn ondergaan — de jeugdige veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid kan stellen (artikel 6:6:28 Sv). Zoals eerder is overwogen, is verdachte toegelaten tot het behandeltraject bij [instelling 2] en is zij op de wachtlijst geplaatst. Het is wenselijk dat dit ingezette gestarte hulptraject bij plaatsing gestart kan worden. Dit betekent dat als er een plek vrijkomt bij [instelling 2] de rechtbank verdachte voorwaardelijk in vrijheid stelt met ingang van het moment dat zij is opgenomen in [instelling 2] onder de voorwaarde dat zij verblijft bij [instelling 2] .
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er, gelet op de inhoud van de rapportages en het hoge recidiverisico, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 77z Sr, dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank wijkt hiermee af van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 januari 2024 [1] , waarin is overwogen dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest een voorwaardelijke PIJ-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank ziet namelijk in de tekst van de wet, de bedoeling van de wetgever en in het doel van de voorwaardelijke PIJ-maatregel voldoende argumenten om wel over te gaan tot het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de voorwaarden. Het doel van het dadelijk uitvoerbaar verklaren is om te voorkomen dat een veroordeelde door het instellen van hoger beroep zich aan behandelingen en het toezicht van justitie onttrekt. De rechtbank vindt dat dit doel, en deze noodzaak, ook bestaat bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet met zoveel woorden is genoemd in de kamerstukken 32 319, nr. 3 betekent niet zonder meer dat bedoeld is om deze uit te sluiten van de mogelijkheid uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn vijf telefoons en een mes in beslag genomen.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoons verbeurd moeten worden verklaard en dat het mes onttrokken aan het verkeer dient te worden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich met betrekking tot het beslag aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de vijf in beslag genomen telefoons en het mes verbeurd verklaren.
Met behulp van deze voorwerpen zijn de onder 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde feiten begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

Aangever heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 25.652,55 ter zake van schadevergoeding. Dit bedrag bestaat uit € 5.652,55 materiële schade en € 20.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten. De gevorderde materiële schadevergoeding ziet op het eigen risico 2024 (€ 288,26), (niet vergoede) kosten fysiotherapie (€ 98,30), dagvergoeding ziekenhuisopname (€ 266,-) en schade ontstaan door diefstal van het geldbedrag (€ 5.000,-).
De gevorderde immateriële schadevergoeding van € 20.000,- ziet op zowel lichamelijk als psychisch letsel. De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ter zitting heeft de advocaat van benadeelde partij, mr. Eijsbouts, aangegeven dat zij zich, vanwege de omstandigheden in deze zaak, erin kan vinden dat iedere verdachte de helft van de schade moet betalen en de schadevergoedingsverplichting niet hoofdelijk wordt opgelegd.
Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de gehele materiële en immateriële schade toewijsbaar, in die zin dat verdachte en de medeverdachte ieder de helft van de toe te wijzen schade dienen te betalen. Hoofdelijke veroordeling is voor het CJIB praktisch niet uitvoerbaar, nu de officier van justitie een contactverbod met medeverdachte als bijzondere voorwaarde bij de PIJ- maatregel heeft gevorderd. Daarom vordert de officier van justitie betaling door verdachte van de helft van het schadebedrag, dus in totaal een schade van € 12.826,28 (€ 2.826,28 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2024 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich met betrekking tot de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de immateriële schade verzoekt de raadsvrouw deze schade te matigen tot een bedrag van € 5.000,-.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 5.652,55. Dit schadebedrag is onderbouwd en niet betwist.
Met betrekking tot de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor als sprake is van lichamelijk letsel. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat hij, als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten, (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat hij om die reden dus recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade. Mr. Eijsbouts heeft ter zitting aangegeven dat aangever nog tot op de dag van vandaag kampt met de fysieke gevolgen van het incident. Ten gevolge van het bewezenverklaarde heeft aangever een tweedegraads brandwond aan zijn rechtervoet en een hartkneuzing opgelopen. Ook zijn bij hem diepe schaafwonden aan zijn polsen (door het vastbinden) en een grote scheurwond naast zijn oog (door het lostrekken van de tape) geconstateerd. Aangever heeft nog steeds gevoelsstoornissen aan beide polsen. Tot op heden kan hij zelfs niet met zijn rechterhand schrijven. Volgens de artsen is het onzeker of dit zenuwletsel weer volledig zal herstellen. Daarnaast heeft hij onder meer littekens in zijn hals en op zijn voet, waarmee hij elke dag wordt geconfronteerd en waarvan het ook de vraag is of deze volledig zullen verdwijnen. De rechtbank overweegt dat het zeer waarschijnlijk is dat de zichtbaarheid van de littekens blijvend van aard is.
Aangever heeft zich onder behandeling moeten stellen van een psycholoog vanwege trauma- en stressor gerelateerde klachten die het gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten. Hij heeft 12 behandelingen achter de rug en hij heeft nog 10 behandeluren in het vooruitzicht.
Door het opgelopen letsel heeft aangever een periode niet of minder kunnen werken. Inmiddels heeft hij voor 70% zijn werkzaamheden hervat.
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schade en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering zich – naar maatstaven van billijkheid –leent voor toewijzing tot een bedrag van € 15.000,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en zal bepalen dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Geen hoofdelijke veroordeling
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet hoofdelijk tot betaling van de schadevergoeding dient te worden veroordeeld, nu verdachte zoals hiervoor genoemd een contactverbod met de medeverdachte als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd. Een hoofdelijke veroordeling zou betekenen dat contact tussen verdachte en de medeverdachte noodzakelijk is en dat contact is niet toegestaan. Om deze reden deelt de rechtbank het toe te wijzen bedrag (te weten € 5.652,55 aan materiele schade en € 15.000,- aan immateriële schade) door de helft.
De rechtbank is daarom van oordeel dat een bedrag van
€ 2.826,28materiële schade en
€ 7.500,-immateriële schade voor rekening van verdachte komt en dus voor toewijzing in aanmerking komt. In totaal wijst de rechtbank een bedrag van
€ 10.326,28toe.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van aangever aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 10.326,28te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 juli 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling, omdat het jeugdstrafrecht van toepassing is.
De betaling die door verdachte is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 55, 57, 77c, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 231b, 282, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
  • veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
  • Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
  • veroordeelt verdachte tot de maatregel van
  • bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
Meewerken aan reclasseringstoezicht
 meewerkt aan het toezicht door [instelling 1] . Deze medewerking houdt naast het hiervoor onder de algemene voorwaarden genoemde onder andere in dat verdachte:
 de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
 zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
 meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
Niet naar het buitenland
 niet zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat;
Opname in een zorginstelling
 zich laat opnemen in " [instelling 2] ", of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel mogelijk. De opname duurt twee jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
Contactverbod
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt met het slachtoffer [slachtoffer 1] (geboren op [1982] in [geboorteplaats 2] ), zolang de reclassering dit verbod in overleg met het Openbaar Ministerie nodig vindt. De politie houdt hierop toezicht;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt met medeverdachte [medeverdachte] (geboren op [2006] in [geboorteplaats 3] ), zolang de reclassering dit verbod in overleg met het Openbaar Ministerie nodig vindt. De politie houdt hierop toezicht;
Volgen van onderwijs
 minimaal 26 uur per week zinvolle dagbesteding op een door de reclassering goed gekeurde plek heeft. Verdachte verandert niet van dagbesteding zonder toestemming van de reclassering.
Meewerken aan financiën controle
 openheid geeft over haar financiën. Zij maakt deze bespreekbaar en inzichtelijk. Zij werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, indien noodzakelijk. Zij biedt haar bankrekening/afschriften ter controle aan, aan de reclassering, indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij aan [instelling 1] opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod, en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden van de maatregel en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorwaardelijke invrijheidsstelling
- stelt de verdachte voorwaardelijk in vrijheid met ingang van het moment dat zij is opgenomen in [instelling 2] onder de voorwaarde dat zij verblijft bij [instelling 2] ;
Beslag
verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • Telefoontoestel (goednummer 3381721);
  • Telefoontoestel, zwart merk Apple (goednummer 3381755);
  • Telefoontoestel, zwart (goednummer 3381692);
  • Telefoontoestel (goednummer 3381687);
  • Telefoontoestel, zwart merk Samsung (goednummer 3381686);
  • Mes (goednummer 3381750);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van
[slachtoffer 1], toe tot een bedrag van
€ 10.326,28(bestaande uit
€ 2.826,28 materiële schade en € 7.500,- immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan
  • verklaart
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. van den Brink, voorzitter, mrs. N.M.H. van Ek en
L.E. Verschoor-Bergsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. van Loon, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2025.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij in of omstreeks de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd
gehouden, door
- die [slachtoffer 1] (langer tijd) (aan een tafelpoot/krabpaal) vast te binden/in te wikkelen met
tape en/of tiewraps en/of een touw en/of
- de ogen van die [slachtoffer 1] (met wc-papier) af te dekken en/of
- tape op de mond van die [slachtoffer 1] te plakken en/of
- die [slachtoffer 1] op de bank neer te leggen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen/schreeuwen dat hij zijn kop/kankerbek moet houden en/of
stil moet liggen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een kussen op het gezicht van die [slachtoffer 1] te drukken en/of gedrukt te houden en/of
(daarbij) enige tijd de ademhaling van die [slachtoffer 1] te beletten en/of (vervolgens) dit
kussen met tape vast te maken aan/op het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen de borst en/of het hoofd en/of de
schaamstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen en/of op het
geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] te staan en/of
- meermalen, althans eenmaal, (een) sigaret(ten) (uit) te drukken op het lichaam van die
[slachtoffer 1] en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam van die [slachtoffer 1]
te prikken en/of dreigend langs/tegen de nek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te
houden en/of
- een brandbare vloeistof over de voet van die [slachtoffer 1] te sprenkelen/gieten en (vervolgens) (open) vuur in aanraking te brengen met die brandbare vloeistof (ten gevolge
waarvan de voet van die [slachtoffer 1] is verbrand) en/of
- de kleding van die [slachtoffer 1] kapot te knippen en/of
- een hoeveelheid bleekmiddel, althans een brandende en/of bijtende vloeistof over het
gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te sprenkelen/gieten en/of
- (een groot deel van) dit voorval (steeds) te filmen en/of Is blijven filmen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij ( [slachtoffer 1] ) contact moet opnemen met de bank om
zijn ( [slachtoffer 1] 's) rekening te deblokkeren en/of
- met een of meerdere mensen te (video)bellen en/of (tijdens dit gesprek) tegen die
[slachtoffer 1] te zeggen dat hij ( [.] ) moet zeggen dat hij een vleze man is en een loser,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat de (seksueel getinte) filmpjes worden doorgestuurd naar
familieleden en/of collega's, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal, dreigende en/of beledigende uitspraken te uiten in de
richting van die [slachtoffer 1] , door (onder meer) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij dood
wordt gemaakt als hij naar de politie gaat en/of dat hij tiewraps om zijn armen krijgt en in
een sloot wordt gegooid, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Feit 2zij in of omstreeks de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere bloeduitstorting(en) en/of
- scheurwond naast linker oogkas en/of
- een of meerdere kraswond(en) en/of
- een of meerdere (diepe) schaafwond(en) rondom de polsen en/of de enkels
en/of
- brandwonden op het hoofd en/of In de hals en/of op het (rechter) bovenbeen
en/of de (rechter)hand en/of
- gekneusde ribben en/of
- een tweedegraads diepe brandwond op de wreef van de (rechter)voet en/of
- een gekneusde (rechter) hiel en/of
- een hartkneuzing
heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen de borst en/of het
hoofd en/of de schaamstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
te schoppen en/of
- op het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] te staan en/of
- meermalen, althans eenmaal, (een) sigaret(ten) (uit) te drukken op het lichaam
van die [slachtoffer 1] en/of
- een brandbare vloeistof over de voet van die [slachtoffer 1] te sprenkelen/gieten en
(vervolgens) (open) vuur in aanraking heeft gebracht te brengen met die
brandbare vloeistof (ten gevolge waarvan de voet van die [slachtoffer 1] is verbrand)
en/of
- een hoeveelheid bleekmiddel, althans een brandende en/of bijtende vloeistof
over het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te sprenkelen/gieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s)
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen,
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen de borst en/of het
hoofd en/of de schaamstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben
geslagen en/of geschopt en/of
- op het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gestaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, (een) sigaret(ten) heeft/hebben (uit)gedrukt op
het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- een brandbare vloeistof over de voet van die [slachtoffer 1] heeft
gesprenkeld/gegoten en (vervolgens) (open) vuur in aanraking heeft gebracht
met die brandbare vloeistof (ten gevolge waarvan de voet van die [slachtoffer 1] is
verbrand) en/of
- een hoeveelheid bleekmiddel, althans een brandende en/of bijtende vloeistof
over het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gesprenkeld/gegoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3zij in of omstreeks de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht en/of
Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een geldbedrag van in totaal ongeveer 5004 euro, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , In elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, door gebruik te maken van een bankpas (op naam van [slachtoffer 1] ) die niet aan
haar, verdachte, toebehoorde;
Feit 4zij op of omstreeks 15 juli 2024, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische
persoonsgegevens, van een ander, te weten een geldig paspoort op naam van
[slachtoffer 2] heeft gebruikt door zich met dat paspoort te identificeren bij het openen van een bankrekening (bij Bunq Bank), met het oogmerk om haar/hun identiteit te
verhelen en/of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel
kon ontstaan.