ECLI:NL:RBMNE:2025:2902

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
UTR 25/2874
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake kap van een zomereik in de achtertuin met betrekking tot omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van een zomereik in de achtertuin van een perceel in Hilversum. De boom staat dicht op de perceelsgrens en de wortels veroorzaken schade aan een garage. De aanvraag voor de omgevingsvergunning was eerder afgewezen, maar na bezwaar van derde partijen is de vergunning alsnog verleend. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening om de kap te voorkomen, aangezien de kap gepland stond op 14 mei 2025.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek echter niet-ontvankelijk verklaard. Dit was gebaseerd op het feit dat verzoekster het griffierecht van € 194,- niet had betaald en dat er geen bezwaarprocedure liep tegen de omgevingsvergunning, wat noodzakelijk is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster was in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar is niet verschenen op de zitting en heeft geen reden gegeven voor het niet betalen. Ook is er geen bezwaarschrift ingediend, waardoor niet aan het connexiteitsvereiste is voldaan. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2874
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 mei 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder
(gemachtigde: mr. K. Hoogenboom).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[derde-partij 1], uit [woonplaats] , vergunninghoudster
[derde-partij 2] en [derde-partij 3], uit [woonplaats] , eigenaren van de garage

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van een zomereik in de achtertuin van het perceel [adres] in [woonplaats] (het perceel).
2. Het perceel grenst aan de achterzijde aan het perceel [adres] , waar een garage staat. De zomereik staat dicht op de perceelsgrens en de wortels van de eik veroorzaken schade aan de garage.
3. De aanvraag om een omgevingsvergunning voor het kappen is met het besluit van 16 oktober 2014 afgewezen, maar naar aanleiding van het bezwaar van [derde-partij 2] en [derde-partij 3] heeft het college dit besluit op 15 april 2025 ingetrokken en de omgevingsvergunning alsnog verleend. Omdat sprake is van instortingsgevaar heeft het college een noodvergunning afgegeven en besloten dat de boom per direct mag worden gekapt.
4. Verzoekster wil voorkomen dat de zomereik wordt gekapt en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
5. De kap van de boom staat gepland op 14 mei 2025. De voorzieningenrechter heeft het verzoek daarom op 13 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het college, [derde-partij 2] en [derde-partij 3] .
6. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

7. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter legt dit hierna uit.
8. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. Dit is geregeld in de artikelen 8:82 en 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht.
9. In een zaak als deze is het griffierecht € 194,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Binnen die termijn moet het hele bedrag bijgeschreven zijn op de rekening van de rechtbank of betaald zijn op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
10. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 9 mei 2025 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Omdat de zitting binnen deze termijn is gepland, is in de zittingsuitnodiging vermeld dat het griffierecht voor aanvang van de zitting moet zijn voldaan. De nota is daarom op 12 mei 2025 ook per e-mail naar verzoekster gestuurd.
11. Verzoekster is niet op de zitting verschenen. De voorzieningenrechter stelt vast dat het griffierecht niet is betaald. Voor dit verzuim is geen reden gegeven.
12. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat tegen dat tegen de omgevingsvergunning geen bezwaarprocedure loopt. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen. Dit connexiteitsvereiste is neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
13. Verzoekster is met de brief van 9 mei 2025, die naar haar gemaild is, in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 12 mei 2025 om 9.00 uur het bezwaarschrift te overleggen. De voorzieningenrechter heeft geen (kopie) van een bezwaarschrift ontvangen. Op de zitting heeft de gemachtigde van het college bevestigd dat ook bij het college geen bezwaarschrift is binnengekomen. Dit betekent dat niet aan het connexiteitsvereiste is voldaan.
14. Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
15. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2025 door mr. J. Wolbrink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.