ECLI:NL:RBMNE:2025:3020

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
24/7741
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor legeskosten gehandicaptenparkeerkaart

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een inwoner van Almere, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor legeskosten van een gehandicaptenparkeerkaart, die hem was toegekend van 8 oktober 2024 tot en met 7 oktober 2029. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, met de motivatie dat legeskosten als incidenteel algemeen noodzakelijke kosten worden beschouwd die in principe vanuit de algemene bijstand moeten worden betaald, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 2 mei 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren. Eiser ontving algemene bijstand, maar had geen vaste woon- of verblijfplaats, wat leidde tot een lagere bijstandsuitkering. Hij stelde dat zijn financiële situatie onleefbaar was en dat hij niet in staat was om de legeskosten van € 70,80 te betalen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de legeskosten vergoed worden. De rechtbank oordeelde dat eiser had kunnen anticiperen op de kosten en dat hij in staat was om de legeskosten zelf te voldoen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de legeskosten en ook geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7741

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

(gemachtigde: P.J.M. Hendriks).

Procesverloop

1. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor legeskosten van een gehandicaptenparkeerkaart. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 9 oktober 2024 afgewezen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 november 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is er gebeurd?
2. Eiser ontvangt algemene bijstand op grond van de Pw. Hij ontvangt twintig procent minder dan de alleenstaande norm, omdat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en daardoor geen woonlasten draagt. Eiser heeft eerder twee jaar beschikt over een gehandicaptenparkeerkaart, maar de termijn daarvan is verlopen. Eiser heeft daarom opnieuw een gehandicaptenparkeerkaart aangevraagd. Die is aan hem toegekend vanaf
8 oktober 2024 tot en met 7 oktober 2029. Aan die toekenning zijn legeskosten van € 70,80 verbonden.
3. Eiser heeft bij het college een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de legeskosten. Het college heeft deze aanvraag afgewezen en heeft daaraan ten grondslag gelegd dat legeskosten incidenteel algemeen noodzakelijke kosten zijn die in principe vanuit de algemene bijstand moeten worden betaald en dat er in het geval van eiser geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat daarop een uitzondering kan worden gemaakt.
De beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt of het college terecht heeft bepaald dat de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de legeskosten moet worden afgewezen. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kan bijzondere bijstand voor legeskosten worden verleend?
6. Bij de vraag of eiser recht heeft op bijzondere bijstand moet eerst worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van eiser noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm. [1]
7. De hogere rechter heeft bepaald dat legeskosten tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren, die eiser in principe uit de bijstandsnorm moet voldoen. Dit kan hij doen door geld ervoor te sparen (reserveren) of achteraf (in termijnen) te betalen. Een afzonderlijke bijstandsverlening – zoals de bijzondere bijstand – is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. [2]

Zijn er in het geval van eiser bijzonder omstandigheden?

8. Eiser stelt dat zijn inkomen dat resteert uit zijn bijstandsuitkering onvoldoende is, waardoor hij al geruim twee jaar in een onleefbare financiële crisis verkeert. Eiser heeft door de inhouding op zijn bijstandsuitkering in verband met het ontbreken van woonlasten, de zorgverzekering en beslagkosten maar een klein bedrag om van te leven. Van dat bedrag gaat een groot deel op aan opslagkosten. Die opslagkosten maakt eiser, omdat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en eerder onterecht uit zijn woning is gezet en het moeilijk is om een nieuwe woning te vinden. Eiser houdt op deze manier weinig leefgeld over, bijvoorbeeld voor kleding en gezonde voeding.
9. De rechtbank is het met het college eens dat er in het geval van eiser geen sprake is van dusdanige bijzondere omstandigheden dat het college de legeskosten van eiser moet vergoeden. De rechtbank begrijpt dat de kosten die eiser maakt voor hem aanzienlijk zijn. Eiser maakt immers al geruime tijd hoge opslagkosten in verband met het ontbreken van woonruimte, waardoor hij aan het eind van de maand weinig geld overhoudt. Eiser heeft hiervoor ook vanaf september 2022 tot en met januari 2024 bijzondere bijstand van het college ontvangen. Over die periode werden dus een deel van zijn opslagkosten vergoed. Tijdens de zitting is met partijen besproken wat eiser aan het eind van de maand overhoudt en of het gelet op dat bedrag haalbaar is om de legeskosten zelf te voldoen. De rechtbank oordeelt dat dit het geval is. De rechtbank houdt er daarbij rekening mee dat de legeskosten niet onoverkomelijk hoog zijn; het gaat namelijk om een bedrag van € 70,80 dat voor eiser niet onverwachts komt. Eiser maakte al tenminste twee jaar gebruik van een gehandicaptenparkeerkaart en wist ook dat die kaart zou verlopen. Ook wist hij dat daar net als vorige keer legeskosten aan verbonden zouden zijn. Het was daarom voorzienbaar dat hij opnieuw legeskosten zou moeten betalen. Daarbij had eiser tijdens de looptijd van de vorige gehandicaptenkaart de kosten kunnen reserveren. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij voor zijn eerste gehandicaptenparkeerkaart ook bij het college bijzondere bijstand heeft aangevraagd en dat het college destijds eveneens zijn aanvraag heeft afgewezen. Eiser had er bij een nieuwe aanvraag daarom rekening mee kunnen houden dat die opnieuw door het college zou worden afgewezen. Het had op de weg van eiser gelegen om hierop te anticiperen door een ander vangnet te creëren. Eiser had vanwege deze voorzienbaarheid en het feit dat de gemeente lange tijd een deel van de opslagkosten heeft vergoed, kunnen sparen of tijdig kunnen navragen wat er voor hem als vangnet mogelijk was. Het college is gelet op deze feitelijkheden terecht tot de conclusie gekomen dat de omstandigheden van eiser niet dusdanig bijzonder zijn dat de legeskosten moeten worden vergoed vanuit de bijzondere bijstand. Het beroep van eiser slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen bijzondere bijstand voor de legeskosten van de gehandicaptenparkeerkaart krijgt. Eiser heeft dus geen gelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van
B.J.H. van der Avoird, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 35 van de Pw.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4325.