In deze zaak heeft eiseres, een Belgische, beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 30 september 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 19 april 2025 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat een nadere beslistermijn van zestig weken na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn realistisch is. In dit geval is de uiterlijke datum voor het nemen van een besluit op bezwaar vastgesteld op 10 april 2026. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten en het betaalde griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 12 juni 2025.