In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 29 november 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres tijdig beroep heeft ingesteld na een ingebrekestelling op 7 april 2025. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat in dergelijke gevallen een nadere beslistermijn van zestig weken na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn realistisch is. De rechtbank stelt vast dat de uiterlijke datum voor verweerder om een besluit op bezwaar bekend te maken 29 mei 2026 is. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-, en eiseres krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50. Het door eiseres betaalde griffierecht van € 53,- moet ook worden vergoed.