ECLI:NL:RBMNE:2025:3058

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
23/4801
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening exploitatievergunning en ontvankelijkheid van het beroep

Deze uitspraak betreft het beroep van eiseres, een B.V. uit [plaats 1], tegen de verlening van twee vergunningen voor de exploitatie van locaties in [plaats 2]. Eiseres is van mening dat de verleende vergunningen tijdelijk zijn en dat zij recht heeft op een vergunning voor onbepaalde tijd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De rechtbank legt uit dat de termijn voor het indienen van beroep op 8 september 2023 is verstreken, terwijl eiseres pas op 28 september 2023 in beroep is gegaan. De rechtbank behandelt ook de vraag of het bestreden besluit op de juiste wijze is bekendgemaakt. Eiseres betoogt dat het college het besluit niet correct heeft bekendgemaakt, omdat het via een beveiligde e-mail is verzonden zonder dat zij hiervan op de hoogte was. De rechtbank concludeert dat het college het besluit op de juiste wijze heeft bekendgemaakt en dat de beroepstermijn dus is verstreken. Eiseres heeft geen verschoonbare omstandigheden aangevoerd die het te laat indienen van het beroep rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst erop dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4801

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit ' [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.J. Nauta),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigden: mr. S.N. Ros, mr. F. Ettafahi en mr. G. van Velzen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de verlening van twee vergunningen voor de exploitatie van de locaties [adres 1] en [adres 2] te [plaats 2] . Eiseres is het niet eens met de tijdelijkheid van de verleende vergunningen, zij betoogt dat zij een vergunning voor onbepaalde tijd had moeten krijgen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroep te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft twee aanvragen ingediend voor een exploitatievergunning. Het college heeft deze aanvragen met het besluit van 9 december 2022 toegewezen, waarbij de vergunningen (deels) zijn verleend tot 30 juni 2031. Met het bestreden besluit van 27 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de toewijzing van de aanvraag met de beperkte geldigheidsduur gebleven.
2.1.
Eiseres heeft op 28 september 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [A] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
3. In het verweerschrift van 11 februari 2025 stelt het college zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroep te laat is ingesteld. Het college heeft het bestreden besluit van 27 juli 2023 aan de gemachtigde van eiseres bekend gemaakt door middel van een e-mail die beveiligd is gestuurd met gebruik van het programma Zivver. De beroepstermijn van zes weken is op 8 september 2023 verstreken. Eiseres is op 28 september 2023 in beroep gegaan. Dat is niet binnen de termijn van zes weken. Daarom is het beroep volgens verweerder te laat.
4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze bekend is gemaakt. Volgens eiseres is het uitgangspunt dat een besluit schriftelijk bekend wordt gemaakt, tenzij partijen anders overeenkomen. In dit geval is er geen (expliciete) toestemming gegeven om het besluit digitaal bekend te maken aan eiseres. Eiseres heeft juist alle belangrijke stukken steeds per post verzonden. Eiseres heeft al helemaal geen toestemming gegeven om het besluit via Zivver bekend te maken. Als het college ervoor kiest om het besluit toch via Zivver bekend te maken, dan moet dit op zorgvuldige wijze gebeuren. Dit kan het college doen door te controleren of iemand een Zivver-account heeft en door er zorg voor te dragen dat iemand een notificatie ontvangt dat er een bericht via Zivver is verzonden. Op die manier weet de ontvanger dat er een bericht in Zivver voor hem klaar staat. Ook zou het college middels een leesbevestiging moeten controleren of een bericht is gelezen. Het is namelijk de verantwoordelijkheid van de verzender om te controleren of een e-mail iemand bereikt heeft. Dit heeft het college nagelaten. Het college kan ook geen logfile overleggen om aan te tonen dat de notificatie van het bericht in Zivver is verzonden, terwijl daar wel om is gevraagd door eiseres. Dit is verplicht volgens de Hoge Raad. [1] In het geval dat het college stukken toch digitaal verzendt, dan moet dit naar het
e-mailadres dat ook door eiseres wordt gebruikt om officiële stukken te sturen. In dit geval is dat het algemene e-mailadres van het kantoor van de gemachtigde van eiseres en dus niet het e-mailadres van de gemachtigde van eiseres. Dit algemene e-mailadres is ook telkens vermeld op de officiële stukken die eiseres heeft toegestuurd, zoals het bezwaarschrift.
Mocht het college het besluit via digitale weg bekend maken?
5. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschiedt bekendmaking van besluiten door toezending of uitreiking ervan aan een of meer belanghebbenden. De toezending van besluiten kan elektronisch plaatsvinden mits de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is (artikel 2:14 van de Awb). Uit vaste rechtspraak volgt dat het kenbaar maken in de zin van artikel 2:14 van de Awb zowel impliciet als expliciet kan geschieden. [2] Een bestendige
e-mailpraktijk tussen het bestuursorgaan en de geadresseerde maakt dat ervan mag worden uitgegaan dat iemand langs die elektronische weg bereikbaar is, ongeacht het soort bericht. Dit blijkt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). [3]
6. Uit het dossier blijkt dat er, na het indienen van het bezwaar, verschillende keren contact is geweest tussen het college en de gemachtigde van eiseres, over de afhandeling en de procedure van het bezwaar. Dit is gebeurd met gebruik van het e-mailadres van de gemachtigde van eiseres. Op 4 juli 2023 is vanaf dat e-mailadres nog geïnformeerd naar de stand van zaken omtrent het bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een bestendige e-mailpraktijk zoals bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 11 oktober 2017. De omstandigheid dat eiseres de formele stukken zowel per aangetekende post als per e-mail heeft gestuurd en dat op die stukken het algemene e-mailadres is genoemd, maakt dit niet anders. Daaruit hoefde het college niet af te leiden dat eiseres uitsluitend per post dan wel via het algemene e-mailadres bereikbaar was. Uit het dossier blijkt ook niet dat via het algemene e-mailadres bestendigd contact is geweest met de gemachtigde van eiseres. De gemachtigde van eiseres was op dit e-mailadres voldoende bereikbaar. Het college heeft het bestreden besluit dan ook via toezending per e-mailbericht aan het e-mailadres van de gemachtigde van adres bekend kunnen maken.
Is het besluit daadwerkelijk verzonden en dus langs digitale weg bekend gemaakt?
7. Op 27 juli 2023 is met gebruik van het beveiligde e-mail-programma Zivver een
e-mail gestuurd naar het e-mailadres van gemachtigde van eiseres, met bijgevoegd de beslissing op bezwaar. Dat die e-mail is gestuurd, kan worden opgemaakt uit een afschrift van een e-mail die door het college op zitting is overgelegd. Maar dit kan ook worden opgemaakt uit bijlage 23 bij het beroepschrift van eiseres. Dit betreft een print van de e-mail met dezelfde tekst als het door het college overgelegde afschrift en heeft ook de datum van 27 juli 2023. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat op 27 juli 2023 de beslissing op bezwaar aan de gemachtigde van eiseres is verzonden.
8. Volgens eiseres is daarmee het besluit niet overeenkomstig artikel 3:41 van de Awb bekend gemaakt, omdat niet kenbaar was voor eiseres dat de e-mail van 27 juli 2023 is verstuurd. De gemachtigde van eiseres heeft hiervan geen notificatie ontvangen. Deze
e-mail is per toeval aangetroffen in de Zivver-omgeving, doordat de gemachtigde van eiseres voor een andere zaak in de Zivver-omgeving keek. De rechtbank volgt dit standpunt niet.
9. De rechtbank heeft nader onderzoek gedaan naar de wijze waarop e-mailberichten worden verzonden via Zivver, onder andere door kennis te nemen van de informatie die dit softwareprogramma zelf beschikbaar stelt. Daaruit maakt de rechtbank op dat wanneer een e-mail wordt gestuurd met gebruik van Zivver, de geadresseerde een e-mail ontvangt in de e-mailbox van het e-mailadres. Deze e-mail wordt ontvangen, ongeacht of iemand een (betaald) Zivver-account heeft. Om de inhoud van dat bericht te ontsluiten is een extra beveiligingsstap nodig. De ‘Zivver-omgeving’ is de beveiligde omgeving waar de inhoud van beveiligde berichten kan worden bekeken die aan het e-mailadres van de geadresseerde zijn gestuurd. De ‘Zivver-omgeving’ is daarmee – anders dan eiseres betoogt – niet vergelijkbaar met een berichtenbox als MijnOverheid. Bij een dergelijke berichtenbox staat het bericht in een andere omgeving. Een persoon heeft dan alleen weet van het bestaan van het bericht, als die persoon daarvan een notificatie heeft ontvangen. En het al dan niet verkrijgen van een notificatie kan dan afhankelijk zijn van de instellingen van de gebruiker. Bij verzending via Zivver is geen sprake van een dergelijke notificatie. De verzending van een bericht via Zivver wordt kenbaar op een wijze die vergelijkbaar is met het verzenden van een e-mailbericht zonder dat van het beveiligd programma gebruik wordt gemaakt. Dat dit het geval is, kan ook worden opgemaakt uit bijlage 4 die eiseres bij het beroepschrift is gevoegd. Die bijlage is een afschrift van een e-mailbericht van 22 september 2023 aan het adres van de gemachtigde van eiseres, met de melding dat aan beveiligd bericht is ontvangen, met een button om het beveiligde bericht te openen.
9.1.
Eiseres stelt dat haar gemachtigde een dergelijk bericht niet van de gemeente heeft ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat dit voor rekening en risico van (de gemachtigde van) eiseres komt. Onder 6 heeft de rechtbank overwogen dat aannemelijk is geworden dat op 27 juli 2023 een beveiligd e-mailbericht door het college aan de gemachtigde van eiseres is verzonden en dat dit bericht ook door de gemachtigde van eiseres is ontvangen. Dat de gemachtigde eerst kennis heeft genomen van dat bericht, nadat de gemachtigde als gevolg van communicatie in een andere zaak in de Zivver-omgeving is ingelogd, maakt niet dat verzending van het bericht niet heeft plaatsgevonden. Dit duidt er alleen op dat de gemachtigde van eiseres pas later van dat bericht heeft kennis genomen Anders dan eiseres stelt is het niet de verantwoordelijkheid van het college om zeker te stellen dat de geadresseerde het bericht ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Bovendien is, zoals ook uit de door eiseres overgelegde informatie van een medische website kan worden opgemaakt, niet uit te sluiten dat het e-mailbericht dat een beveiligde e-mail is verzonden in de spambox van de gemachtigde van eiseres terecht is gekomen of anderszins over het hoofd is gezien.
Conclusie
10. Het bestreden besluit is op 27 juli 2023 in overeenstemming met artikel 3:41, eerste lid, en artikel 2:14 van de Awb bekend gemaakt. Dat betekent dat de beroepstermijn op 8 september 2023 is verstreken. Het beroep is op 28 september 2023, en dus te laat, ingesteld. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen verschoonbare omstandigheden in de zin van artikel 6:11 van de Awb aangevoerd. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2886.
3.Zie bijvoorbeeld haar uitspraak van 11 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2744.