ECLI:NL:RBMNE:2025:3063

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
23/6333
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek wegens gerede twijfel over identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 28 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot naturalisatie beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had het verzoek op 11 mei 2022 afgewezen, en deze afwijzing werd bevestigd in een bestreden besluit op 7 november 2023. De rechtbank behandelt het beroep op 25 maart 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek terecht is, omdat er gerede twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van eiser. Dit blijkt uit meerdere rapporten van Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), die aangeven dat eiser niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap van Sierra Leone. Eiser heeft weliswaar contra-expertises overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende zijn om de twijfels van de staatssecretaris weg te nemen. De rechtbank wijst ook het verzoek van eiser om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn toe, omdat de procedure langer heeft geduurd dan wettelijk toegestaan. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.000,- aan eiser. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris het naturalisatieverzoek terecht heeft afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6333

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Verwers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot naturalisatie.
1.1.
De staatssecretaris heeft dit verzoek met het besluit van 11 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 november 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing door de staatssecretaris van het naturalisatieverzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. Het naturalisatieverzoek van eiser is afgewezen, omdat er gerede twijfel bestaat over zijn identiteit en nationaliteit. Door Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) is in totaal vijf keer een rapport taalanalyse opgemaakt. De conclusie van deze rapporten is dat eiser niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap van Sierra Leone. Dat eiser onder de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet (RANOV) valt, maakt niet dat de eis dat er geen gerede twijfel mag zijn over de identiteit en nationaliteit niet geldt. De geboorteakte en het paspoort zijn voor onderzoek aangeboden aan de Team Onderzoek en Expertise Documenten (TOED). [1] TOED heeft van het onderzoek op 30 augustus 2023 een verklaring van onderzoek (VVO) opgesteld. TOED heeft in haar onderzoek ook nog een kopie van de geboorteakte van eiser betrokken, die is afgegeven op 3 oktober 2011. Deze geboorteakte is destijds meegezonden aan de gemeente in verband met de inschrijving van het huwelijk van eiser in de basisregistratie personen. De uitkomst van dit onderzoek neemt de twijfel over de identiteit en nationaliteit van eiser niet weg.
Het toetsingskader
5. In een uitspraak van 29 november 2023 [2] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het beoordelingskader voor verzoeken om naturalisatie verduidelijkt. Hieruit volgt het volgende. Het is aan een verzoeker om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en het is aan de staatssecretaris om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van die verzoeker met de door hem overgelegde stukken zijn komen vast te staan. De verlening van het Nederlanderschap is “een zaak van groot gewicht”. De identiteit en de nationaliteit van een verzoeker moeten buiten twijfel zijn. Volgens de Afdeling moet de staatssecretaris eerst vaststellen of de verzoeker de juiste documenten heeft overgelegd. Als dat het geval is, moet de staatssecretaris nagaan of er aanleiding bestaat te twijfelen aan de door een verzoeker gestelde identiteit en nationaliteit. Deze twijfel kan bijvoorbeeld bestaan op grond van een taalanalyse door TOELT, een documentonderzoek door het TOED, een leeftijdsonderzoek of een combinatie van deze onderzoeken. Ook kan er twijfel ontstaan op grond van de overige inhoud van het vreemdelingenrechtelijk dossier van een verzoeker of op grond van andere bekende feiten en omstandigheden. Als er twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van een verzoeker, zal de staatssecretaris moeten beoordelen of de verzoeker de gerezen twijfel met de overgelegde documenten heeft weggenomen. In dat kader zal de staatssecretaris moeten beoordelen of buiten twijfel uit de door de verzoeker overgelegde documenten volgt dat de daarin vermelde identiteit en nationaliteit juist zijn. De staatssecretaris mag daarbij niet zonder deugdelijke motivering voorbijgaan aan de documenten die de verzoeker heeft overgelegd. De bewijswaarde van de overgelegde documenten is hierbij doorslaggevend.
Gerede twijfel of grote twijfel
6. Eiser voert aan dat de toetsingsmaatstaf grote twijfel en niet gerede twijfel is. Eiser wijst daartoe op de brief van de staatssecretaris aan eiser van 21 september 2021, waaruit een versoepeling van de vereisten voor naturalisatie volgt. Hierin staat dat bij ‘grote twijfel’ over de identiteit en nationaliteit de aanvragen alsnog kunnen worden afgewezen. Dit is een ander criterium dan ‘gerede twijfel’. Verder blijkt ook uit het antwoord op Kamervragen van 7 maart 2022 dat in geval van grote twijfel de staatssecretaris aan houders van een RANOV-vergunning om buitenlandse identiteits- en/of nationaliteitsdocumenten kan vragen. De brief aan eiser in combinatie met deze Kamervragen maken dan ook dat de staatssecretaris had moeten oordelen of er grote twijfel bestond aan identiteit en nationaliteit van eiser. Eiser doet hierbij een beroep op het vertrouwensbeginsel.
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich gezien het hiervoor opgenomen toetsingskader terecht op standpunt heeft gesteld dat de toetsingsmaatstaf is of er sprake is van gerede twijfel.
7.1.
Los van de vraag of er feitelijk een verschil in weging zit tussen “grote” twijfel en “gerede” twijfel, slaagt het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel gezien de brief en de antwoorden op de Kamervragen niet. In de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019 [3] , heeft zij een stappenplan uiteengezet dat moet worden gevolgd bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel. Het gaat om de volgende drie vragen: (1) Is er sprake van een toezegging? (2) Kan deze toezegging aan het bestuursorgaan worden toegerekend? (3) Moet het gerechtvaardigd gewekt vertrouwen worden gehonoreerd?
7.2.
Van een toezegging is sprake als uitlatingen of gedragingen van een ambtenaar redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend. Om een toezegging aan te nemen, dient de uitlating en/of gedraging in ieder geval te zijn toegesneden op de concrete situatie. Een algemene voorlichting, of uitlatingen over een ander geval of tegen een derde, zijn niet aan te merken als een toezegging.
7.3.
De brief van 21 september 2021 is een algemene informerende – in spreektaal geschreven brief – brief over RANOV-vergunninghouders en de versoepelde regelgeving die voor hen is gaan gelden vanaf 1 november 2021 voor het verkrijgen van het Nederlanderschap. Die brief is daarom niet als een toezegging te beschouwen. In de antwoorden op Kamervragen van 7 maart 2022 staan geen aanknopingspunten dat is toegezegd dat er sprake moet zijn van grote twijfel, in plaats van gerede twijfel. Integendeel, in antwoord 4 wordt enkel gesproken over gerede twijfel. Ook in de twee stukken samen ziet de rechtbank geen toezegging van de staatssecretaris.
7.4.
Nu geen sprake is van een toezegging wordt aan stap 2 en 3 niet toegekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van gerede twijfel?
8. De rechtbank begrijpt dat eiser aanvoert dat geen sprake is van gerede twijfel ten aanzien van zijn identiteit en nationaliteit. Op basis van de taalanalyses kan niet worden geconcludeerd dat eiser eenduidig niet uit Sierra Leone afkomstig zou zijn. Eiser heeft uitgelegd dat hij zelf geen Limba spreekt. Eiser heeft aangegeven dat zijn ouders met elkaar Limba spraken, maar tegen eiser in het Krio spraken. Eiser geeft aan vanaf jonge leeftijd bij een ander gezin in [plaats 2] te hebben gewoond, dat hij niet geschoold is en dat hij bij die familie klusjes in huis heeft gedaan. Eiser heeft twee contra-expertises overgelegd, te weten van [A] van 24 juni 2002 en van professor [B] van 6 september 2006. Zijn verhaal sluit – anders dan de staatsecretaris stelt – weldegelijk aan bij de conclusies van de tweede contraexpertise die eiser heeft overgelegd. De staatssecretaris heeft de inhoud daarvan ten onrechte niet onderkend. Daarbij komt dat in de eerste contraexpertise uitdrukkelijk is geconcludeerd dat eiser Sierra Leoons is. De staatsecretaris kan dan niet vasthouden aan de conclusie dat eiser niet eenduidig uit Sierra Leone afkomstig zou zijn. Ook kan de staatssecretaris deze contraexpertise niet door de enkele verwijzing naar het rapport van TOELT opzij schuiven. Dit te meer nu de rechtbank destijds geen uitspraak heeft gedaan over de identiteit en nationaliteit van eiser, omdat de asielprocedure is ingetrokken om aanspraak te maken op de RANOV-vergunning.
9. De rechtbank volgt de staatssecretaris in diens standpunt dat sprake is van gerede twijfel. De rapporten van TOELT moeten worden aangemerkt als een deskundigenadvies. De staatssecretaris mag op zo’n advies afgaan, nadat hij is nagegaan of het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
9.1.
Uit de analyses van TOELT van 19 maart 2002, 28 maart 2002, 7 november 2002, 7 november 2005 en 18 november 2005 en de overkoepelende analyse van 2 mei 2022 volgt dat eiser eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone. Eiser heeft geen beheersing op moedertaalniveau van het Krio, hetgeen gezien zijn stelling dat hij op jonge leeftijd naar een gezin in [plaats 2] is gegaan waar hij is opgegroeid wel verwacht mag worden. Eiser heeft ook geen beheersing van het Limba, terwijl op grond van zijn gestelde afkomst (geboren in [geboorteplaats] ) redelijkerwijs verwacht mag worden dat hij daar eventueel kennis van heeft. Eiser spreekt wel Engels, hetgeen gezien het feit dat hij stelt ongeschoold te zijn niet in de lijn der verwachting ligt. De analyses van TOELT zijn verricht door taalanalisten uit Sierra Leone, Nigeria en Ghana, onder begeleiding van linguïsten van TOELT. De taalanalist uit Sierra Leone is een native speaker van het Krio. Wat eiser heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris deze rapporten van TOELT niet heeft mogen betrekken bij zijn oordeel.
9.2.
De overgelegde contraexpertises weerleggen de analyses van TOELT niet.
In het rapport van [A] wordt weliswaar geconcludeerd dat eiser Sierra Leoons is, maar deze analyse is voorgelegd aan TOELT, waarna zij in een weerwoord van 31 maart 2003 op inhoudelijke gronden heeft gesteld dat de analyse van Corcoran niet deugdelijk is. Dit standpunt in de overkoepelende analyse van 2 mei 2022 is gehandhaafd. Hetgeen eiser hierover in beroep heeft gesteld doet hieraan niet af. De verklaring van dr. M. Mous van de Universiteit van Leiden van 21 augustus 2003 over de deskundigheid van [A] is daarvoor onvoldoende. Eiser heeft verder de inhoudelijke argumenten van TOELT niet/ niet afdoende weersproken.
9.3.
Ook het rapport van [B] is voorgelegd aan TOELT. Zoals TOELT in haar weerwoord van 26 september 2006 en in haar overkoepelde analyse van 2 mei 2022 heeft geconcludeerd onderbouwt dit rapport – anders dan eiser stelt – de conclusie dat eiser eenduidig niet is te herleiden tot Sierre Leone.. In dit rapport wordt immers geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat eiser in [plaats 2] (Sierra Leone) – een stad waarin voornamelijk Krio gesproken wordt – is geboren of getogen, omdat eiser Krio spreekt met woorden die in het Sierra Leoonse Krio niet voorkomen. Het is wel aannemelijk dat hij later geruime tijd in [plaats 2] heeft doorgebracht, maar niet in zijn ‘early years of socialization’ [4] . Verder volgt uit het rapport dat eiser weliswaar het Krio in hoge mate beheerst, maar niet op het niveau van een moedertaal. De taalachtergrond van eiser kan tot geen enkele taalgroep in Sierra Leone herleid worden. Ook concludeert het rapport dat: “
the applicant speaks Krio but with his native language (not Krio) interfering with his pronunciation. [5] En ook: “
He may not have belonged tot the Krio community at birth but later on became a member and for a significant period of his socialization. [6]
9.4.
De conclusie uit het rapport van [B] dat eiser niet zijn ‘early years of socialization’ in [plaats 2] heeft doorgebracht en dat zijn native language niet Krio is, is niet in lijn met het relaas van eiser dat hij in [geboorteplaats] is geboren en op 3 jarige leeftijd naar een ander gezin in [plaats 2] is verhuisd en daar een hele tijd heeft verbleven. Dit klemt temeer nu de staatssecretaris er terecht op heeft gewezen dat uit het rapport van [B] (en de overige analyses) blijkt dat eiser zijn moedertaal niet heeft laten horen.
9.5.
Het feit dat het rapport van [B] concludeert dat de spraak van eiser niet tot Nigeria is te herleiden – anders dan een expert van TOELT stelt – doet naar het oordeel van de rechtbank aan het voorgaande niet af. De staatssecretaris heeft afdoende toegelicht dat de kern van zijn argument is dat eiser niet eenduidig te herleiden is tot Sierra Leone. Daarnaast heeft de staatssecretaris toegelicht dat de vraag of eiser eenduidig te herleiden is tot Nigeria ook afhankelijk van wat eiser laat horen in de gesprekken met de experts. Dit kan verschillen, ook omdat eiser zijn moedertaal niet heeft laten horen. Dit blijkt uit de taalanalyse van TOELT van 28 maart 2003 [7] en de door eiser overgelegde hiervoor genoemde contraexpertise van [B] .
9.6.
Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris terecht op het standpunt gesteld dat er gerede twijfel is over de identiteit en nationaliteit van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
De documenten van eiser
10. Gezien het voornoemd wettelijk kader moet de staatssecretaris, als er twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van de verzoeker, nagaan of de verzoeker de gerezen twijfel met de door hem overgelegde documenten heeft weggenomen.
11. De rechtbank begrijpt dat eiser aanvoert dat de eventuele twijfel over zijn identiteit en nationaliteit is weggenomen door de door eiser overgelegde documenten. Eiser wijst hiervoor naar het paspoort en de geboorteakte die in 2018 zijn afgegeven en de aanvullende stukken die hierbij horen, waaronder de verklaring van de ambassade in Brussel van 26 april 2021 dat het een authentiek paspoort is en de verklaring van de ambassade in Brussel van 6 maart 2024 dat de naam “ [C] ’ de officieel gegeven naam is bij de geboorteregistratie in 2018, met daarbij in de bijlage de verklaring van de autoriteiten van Sierra Leone van 8 juni 2018.
11.1.
Eiser stelt daartoe dat sprake is geweest van een deugdelijk identificatieproces voorafgaande aan de afgifte van de geboorteakte en het paspoort. Het paspoort en de geboorteakte zijn verkregen na een uitgebreid onderzoek door middel van een interview over zijn afkomst en herkomst bij de ambassade van Sierra Leone in Brussel. Er is met eiser een gesprek in het Krio gevoerd en er is gekeken naar zijn spraak en talenkennis. Ook is hem door de ambassade van Sierra Leone in België gezegd dat er ook onderzoek zou worden gedaan in de systemen in Sierra Leone. Daarover heeft eiser uitgebreid verklaard in de hoorzitting in bezwaar. De documenten zijn vervolgens na ongeveer twee maanden aan eiser in persoon afgegeven, waarbij zijn eerdere geboorteakte is ingenomen. De staatssecretaris heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat geen sprake is geweest van een deugdelijk identificatieproces. Eiser verwijst naar twee uitspraken van de Afdeling van 29 november 2023. [8] Verder heeft de staatssecretaris niet onderkend dat voornoemd identificatieproces overeenkomt met hetgeen daarover in het Algemeen Ambtsbericht van Sierra Leone uit 2011 (het Ambtsbericht) is gesteld. Uit het Ambtsbericht kan in ieder geval niet worden afgeleid dat de geboorte niet kan worden geregistreerd op de wijze zoals eiser heeft beschreven en op basis van een onderzoek door de autoriteiten.
11.2.
Daarbij komt dat eiser het resultaat van de VVO heeft weersproken. De staatssecretaris heeft die reactie ten onrechte niet aan TOED voorgelegd, maar heeft daarop gereageerd in het bestreden besluit. Dat is niet zorgvuldig en niet afdoende, hiermee heeft de staatssecretaris niet voldaan aan zijn vergewisplicht. De staatssecretaris had dit aan TOED moeten voorleggen. De conclusie van de VVO kan dan ook niet blijven staan. Daarbij komt verder dat noch in de VVO, noch anderszins deugdelijk is gemotiveerd waarom de gelegaliseerde geboorteakte 2018 weliswaar echt is, maar frauduleus verkregen is. De enkele niet onderbouwde stelling dat er eerdere registraties van de geboorte zijn geweest, wat niet is toegestaan, is daartoe niet afdoende. Het TOED was kennelijk zelf ook niet zeker van haar conclusie, want zij heeft een verificatieonderzoek gestart waarvan nog geen uitsluitsel is verkregen.
11.3.
Verder wijst eiser erop dat ten onrechte en zonder deugdelijke motivering voorbij is gegaan aan het overgelegde gespreksverslag met professor [D] , van 11 november 2015. Hieruit volgt dat het in strijd met het soevereiniteitsbeginsel is om een door de bevoegde autoriteiten afgegeven paspoort niet als zodanig te accepteren. Wanneer Nederland als buitenstaande partij dermate grote twijfels heeft over de inhoudelijke totstandkoming van de documenten, ligt de bewijslast bij Nederland. De staatssecretaris had minimaal in dit verband met de autoriteiten van Sierra Leone contact op dienen te nemen. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2014 [9] en van 25 maart 2010 [10] . Deze uitspraken zijn ook van toepassing op naturalisatiezaken, in tegenstelling tot het standpunt van de staatssecretaris. Tot slot wijst eiser erop dat de acceptatie door de gemeente van het paspoort en de geboorteakte als brondocument bij inschrijving in de BRP wel degelijk relevant zijn. Dit dient te worden meegewogen bij de vraag of sprake is van grote twijfel aan nationaliteit en identiteit.
12. De rechtbank is van oordeel dat de staatsecretaris terecht heeft gesteld en afdoende heeft gemotiveerd dat eiser de twijfel met deze door hem overgelegde documenten niet heeft weggenomen. De staatssecretaris heeft daartoe gewezen op de VVO van TOED van 30 augustus 2023. TOED heeft ten aanzien van de geboorte akte 2018 geconstateerd dat, omdat het registratienummer verschilt van het registratienummer van de eerdere geboorteakte van 2011 en in Sierra Leone twee registraties van dezelfde geboorte niet zijn toegestaan, deze geboorteakte niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven, en frauduleus is afgegeven. In de tweede geboorteakte is de achternaam van eiser bovendien met een ‘H’ aan het einde geschreven en op de eerste geboorte akte niet. Niet vastgesteld kon worden of de inhoud juist is. TOED heeft ten aanzien van paspoort gesteld dat het document echt is bevonden maar dat het paspoort frauduleus verkregen is, omdat het onderliggende document de voornoemde geboorteakte is. Verder kon niet worden vastgesteld of de inhoud van het paspoort juist is.
12.1.
De staatssecretaris heeft er verder op gewezen dat er geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden voorafgaande aan de afgifte van deze documenten. De staatssecretaris heeft namelijk in het bestreden besluit naar voren gebracht dat een tweede registratie van een geboorte in Sierra Leone niet is toegestaan. Dit heeft de staatssecretaris in het verweerschrift en ter zitting nader toegelicht. Naar het oordeel van de rechtbank geven het Ambtsbericht en de Sierra Leoonse National Civil Registration Act geen steun voor het relaas van eiser over de wijze waarop de geboorteakte en het paspoort zijn afgegeven, zoals de staatssecretaris ook betoogt. Er kan niet uit afgeleid worden dat twee verschillende registraties van hetzelfde feit (de geboorte) op de wijze zoals eiser die voorstaat mogelijk zijn. In de National Civil Registration Act zijn strikte regelingen opgenomen voor het wijzigen van een registratie. Daarbij komt dat uit voorgaande bronnen blijkt dat een geboorteregistratie dient te geschieden bij een van de 13 registratiekantoren, dat het aanvragen van een geboortebewijs weliswaar door iemand anders dan de persoon in kwestie kan worden gedaan, maar dat het niet mogelijk is om een geboortebewijs via een Sierra Leoonse ambassade in het buitenland aan te vragen. De stelling van eiser dat hij via de ambassade van Sierra Leone in Brussel de geboorteregistratie verkregen heeft, is niet in lijn met het Ambtsbericht en de National Civil Registration Act. De staatssecretaris heeft er verder terecht op gewezen dat eiser zijn stelling dat de ambassade een onderzoek in Sierra Leone heeft verricht niet concreet heeft uitgewerkt en niet heeft onderbouwd. De enkele stelling dat eiser op de ambassade zelf een gesprek in Krio heeft gehad en er vragen zijn gesteld over Sierra Leone is daarvoor onvoldoende. Dit mede in het licht van hetgeen over de taalvaardigheid van eiser in het Krio in de taalanalyses van TOELT is gesteld. De staatssecretaris heeft er ook terecht op gewezen dat uit eisers eigen verklaringen volgt dat er geen deugdelijk brondocument aan de geboorteakte ten grondslag ligt. Eiser heeft immers verklaard dat het enige meegestuurde document zijn vreemdelingendocument was. Dit document is op basis van de eigen verklaringen van eiser opgesteld. De staatssecretaris heeft verder in het bestreden besluit gesteld en nader in beroep toegelicht dat het paspoort is afgegeven op basis van deze geboorteakte. Hierdoor komt aan het paspoort niet de waarde toe die eiser eraan hecht.
12.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatsecretaris met het voorgaande afdoende concreet gemotiveerd dat er voorafgaande aan de afgifte van de geboorteakte en het paspoort geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden. Met deze stukken heeft eiser dan ook niet de bestaande twijfel aan zijn identiteit en nationaliteit weggenomen.
12.3.
De stelling van eiser ten aanzien van het verificatie verzoek van de staatssecretaris aan de autoriteiten in Sierra Leone, maakt dit niet anders. De staatsecretaris heeft ter zitting afdoende toegelicht dat dit verzoek slechts ten overvloede is gedaan en dat het feit dat er geen reactie op dat verzoek is gekomen de beoordeling van het verzoek van eiser niet anders maakt
12.4.
De overgelegde verklaring van de ambassade in Brussel van 26 april 2021 en van 6 maart 2024, met daarbij in de bijlage de verklaring van de autoriteiten van Sierra Leone van 8 juni 2018 maken het voorgaande ook niet anders. Deze verklaringen geven geen inzicht in de wijze waarop dat is vastgesteld, en de wijze waarop de geboorteakte (met daarin een afwijkende achternaam ten opzichte van de eerdere geboorteakte) en het paspoort zijn verkregen.
12.5.
De verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling en de stelling van eiser dat de staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen, maakt het voorgaande ook niet anders. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat deze rechtspraak van toepassing is in asielzaken en niet op naturalisatiezaken. De stelling van eiser dat hij de VVO heeft weersproken en dat dit voorgelegd had moeten aan TOED, wordt niet gevolgd. De staatssecretaris heeft afdoende toegelicht dat daarvoor geen aanleiding was en heeft kunnen volstaan met de in het bestreden besluit gegeven reactie.
12.6.
Verder treft ook de verwijzing van eiser naar het feit dat zijn gegevens wel in BRP zijn geaccepteerd geen doel. Uit de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap (de Handleiding RWN), paragraaf 3.5.2 van het beleid voor artikel 7 van de RWN, zoals deze luidde ten tijde van het besluit op bezwaar, volgt dat de verlening van het Nederlanderschap in de regel plaatsvindt op basis van de inschrijving als ingezetene in de BRP. Uit de Handleiding RWN, paragraaf 3.5.3 van het beleid voor artikel 7 van de RWN, volgt dat als in het verleden al gelegaliseerde of van apostille voorziene documenten zijn overgelegd en verwerkt in de BRP, de staatssecretaris niet eist dat de verzoeker wederom dezelfde documenten overlegt. Maar als er op goede gronden twijfel is gerezen, moeten opnieuw originele gelegaliseerde of van apostille voorziene documenten worden overgelegd. Omdat er in dit geval op goede gronden twijfel is gerezen, zoals hiervoor is overwogen, komt aan de inschrijving in de BRP niet de waarde die eiser wenst.
Verwijzing naar uitspraak van rechtbank Zwolle
13. Eiser voert aan dat in de aangehaalde uitspraak van 6 mei 2022 van rechtbank Zwolle [11] de rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de afwijzing van het naturalisatieverzoek onvoldoende heeft gemotiveerd, gezien overgelegde geboorteakte en het paspoort, het door eiser ondersteunend bewijs en het feit dat de contraexpertise niet uitsloot dat eiser afkomstig was uit Sierra Leone. De staatssecretaris heeft, gelet op deze uitspraak, de afwijzing van het naturalisatieonderzoek van eiser daarom onvoldoende gemotiveerd. De staatssecretaris heeft het beroep van eiser op de uitspraak van rechtbank Zwolle afgedaan door erop te wijzen dat hoger beroep is ingesteld, maar deze uitspraak geldt zolang daarin geen uitspraak in is gedaan. Dat deze zaak niet precies dezelfde situatie is omdat die vreemdeling uit Guinee kwam, maakt dit niet anders. De van belang zijnde overwegingen in deze zaak zijn niet afhankelijk van het specifieke land van herkomst.
14. De rechtbank overweegt dat de uitspraak van rechtbank Zwolle op verschillende punten niet vergelijkbaar is. Zo was er onder andere in die zaak maar één taalanalyse en één contraexpertise, en was geen weerwoord op de contraexpertise. Verder is de staatssecretaris in die zaak niet ingegaan op de overgelegde documenten van de vreemdeling. Alleen al daarom wijkt de situatie in die uitspraak af van de onderhavige zaak. Daarbij komt dat de staatssecretaris de gerede twijfel aan de identiteit en nationaliteit van eiser voldoende heeft onderbouwd, zoals hiervoor reeds is overwogen. De beroepsgrond slaagt niet.
Bewijsnood
15. Eiser voert aan dat hij alles heeft gedaan wat mogelijk was om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en de twijfel weg te nemen. Van hem kan niet worden verlangd dat hij nog meer stukken inlevert dan hij heeft gedaan. Er wordt aan eiser een onhaalbare bewijslast opgelegd die het blijvend onmogelijk maakt om Nederlander te worden.
16. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [12] volgt dat de vreemdeling die betoogt dat hij in bewijsnood verkeert, moet aantonen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. De rechtbank is van oordeel dat eiser hier niet aan heeft voldaan. Eiser kan bijvoorbeeld bij de autoriteiten van Sierra Leone navraag doen hoe het identificatieproces naar zijn identiteit en nationaliteit is gegaan, en wat de doorlopen procedure is geweest in het kader van de afgifte van zijn documenten en meer in het bijzonder de twee geboorteaktes.
Overschrijding van de redelijke termijn
17. Eiser heeft de rechtbank verder verzocht om een vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
18. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn toe. De redelijke termijn vangt in beginsel aan op het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift heeft ontvangen. De behandeling van het bezwaar mag ten hoogste een half jaar duren en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar. In totaal gaat het dus om twee jaar. Hier is het bezwaarschrift op 21 juni 2022 door de staatssecretaris ontvangen. Dit betekent dat tot de datum van deze uitspraak de procedure twee jaar en ruim tien maanden heeft geduurd. De termijn van twee jaar is dus met ruim tien maanden overschreden, welke overschrijding naar boven wordt afgerond op een jaar. Bij overschrijding van de redelijke termijn dient voor de schadevergoeding als uitgangspunt een tarief te worden gehanteerd van € 500,- per half jaar waarmee die termijn is overschreden. Hierdoor bestaat aanspraak op een schadevergoeding van € 1.000,- (2 x € 500,-). De termijnoverschrijding is geheel toe te wijzen aan de staatssecretaris. De staatssecretaris wordt daarom veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.000,- aan eiser.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de staatssecretaris het naturalisatieverzoek van eiser terecht heeft afgewezen en dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de staatssecretaris om aan eiser een schadevergoeding van € 1.000,- te betalen in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2025.
De rechter is verhinderd de
Uitspraak te ondertekenen
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De staatssecretaris heeft het in het bestreden besluit over TOED, maar dit is de oude benaming voor het huidige Bureau Documenten. Voor de leesbaarheid zal de rechtbank in de gehele uitspraak de benaming TOED aanhouden.
4.Rapport van [B] , pagina 1.
5.Rapport van [B] , pagina 11.
6.Rapport van [B] , pagina 10.
7.Onder punt 3.
12.Uitspraak van 1 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2474, onder 2.2.2.