In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 26 september 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 7 april 2025 in gebreke gesteld en heeft vervolgens op 25 april 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder dit binnen twee weken na de uitspraak moet doen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een andere termijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft zich aangesloten bij de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die heeft geoordeeld dat in dergelijke gevallen een nadere beslistermijn van zestig weken na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn realistisch is. De rechtbank heeft ook een dwangsom vastgesteld van € 100,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast heeft de rechtbank de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, dat door verweerder moet worden betaald.