In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 5 november 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 9 mei 2025 beroep heeft ingesteld, nadat verweerder in gebreke was gesteld op 15 april 2025. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat een nadere beslistermijn van zestig weken na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn realistisch is. In dit geval is de uiterlijke datum voor het nemen van een besluit op bezwaar vastgesteld op 30 mei 2026. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt een vergoeding van € 453,50 voor de proceskosten en het betaalde griffierecht van € 53,- moet door verweerder aan eiseres worden vergoed.