ECLI:NL:RBMNE:2025:3127

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
24/4213
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor nieuwbouw van appartementen in Lopik

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 12 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van zes appartementen in Lopik behandeld. Eiser, die nabij het bouwproject woont, is het niet eens met de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik om de vergunning te verlenen. Hij voert verschillende beroepsgronden aan, waaronder dat het college ten onrechte heeft geoordeeld dat het om verbouw gaat in plaats van nieuwbouw. De rechtbank oordeelt dat de vergunninghouder de aanvraag correct heeft ingediend en dat de rechtbank niet kan vooruitlopen op eventuele wijzigingen tijdens de bouw. De rechtbank concludeert dat het bouwplan inderdaad als verbouw kan worden gekwalificeerd, omdat de fundering en een deel van de gevel intact blijven.

Daarnaast behandelt de rechtbank de vraag of de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan terecht is verstrekt. Eiser stelt dat de overschrijding van het bestemmingsplan negatieve gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid en parkeerdruk. De rechtbank oordeelt dat het college de vergunning mocht verlenen, omdat de overschrijding van 1,22 meter niet leidt tot een aanpassing van het aantal appartementen en de verkeersveiligheid niet in het geding is. Tot slot wordt het argument van eiser over brandveiligheid verworpen, omdat de brandveiligheidsregels niet zijn bedoeld ter bescherming van zijn belangen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4213

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik, het college

(gemachtigde: mr. A. Steenbergen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [woonplaats] (de vergunninghouder).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het verlenen van een omgevingsvergunning voor zes appartementen op [adres] in [woonplaats]. Het college heeft deze omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en strijdig gebruik met het bestemmingsplan. Eiser woont nabij [adres] en is het niet eens met deze verlening. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college de omgevingsvergunning had mogen verlenen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de omgevingsvergunning terecht heeft verleend
.Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

1.2.
In het bestreden besluit van 2 mei 2024 is het college, onder aanvulling van de motivering, gebleven bij de beslissing om een omgevingsvergunning voor zes appartementen te verlenen.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft hierop gereageerd in een verweerschrift. Vervolgens heeft eiser aanvullende gronden ingediend. Andere omwonenden, [omwonende 1] en [omwonende 2], hebben ook beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank behandelt dit beroep in een aparte uitspraak (UTR 24/4210).
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [omwonende 1] en [omwonende 2], het college en vergunninghouder vergezeld door [A].

Beoordeling door de rechtbank

Gaat het om nieuwbouw of om verbouw?
2. Eiser voert aan het college de aanvraag van de omgevingsvergunning ten onrechte heeft getoetst als verbouw, terwijl het gaat het om nieuwbouw. Want hoewel de vergunninghouder in zijn aanvraag heeft aangegeven dat het om verbouw gaat, moet het college uitgaan van de tekeningen en berekeningen bij de aanvraag. Uit die informatie volgt dat het gaat om nieuwbouw. Want uit de plattegrond en uit de situatietekening bij de aanvraag blijkt dat sommige gevels worden verplaatst. Ook stelt eiser dat het bouwplan vereist dat de fundering wordt aangepast.
2.1.
Het college betwist dat het om nieuwbouw gaat. De vergunninghouder heeft namelijk een omgevingsvergunning voor verbouw aangevraagd. Bovendien blijkt uit de sloopmelding dat de gevel blijft staan en de fundering blijft liggen. Op zitting geeft het college verder aan dat het volgens haar bouwkundig niet ondenkbaar is dat de fundering blijft liggen. Bovendien is het zo dat wanneer de vergunninghouder zich toch niet houdt aan het bouwplan, door bijvoorbeeld de fundering te vervangen, de bouw kan worden stilgelegd. Maar dit is geen reden om de omgevingsvergunning op voorhand te weigeren.
2.2.
Bij haar beoordeling gaat de rechtbank uit van de overgelegde sloop- en situatietekening. De rechtbank kan namelijk niet vooruitlopen op eventuele wijzigingen tijdens het bouwen. Als vergunninghouder toch de fundering aanpast, kan eiser een verzoek om handhaving indienen bij het college. Van verbouw is sprake als het bouwplan ziet op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, het veranderen of het vergroten van een bouwwerk. [1] De rechtbank maakt uit de slooptekening en de situatietekening op dat het gebouw gedeeltelijk wordt vernieuwd en daarnaast wordt vergroot. De fundering en een deel van de gevel blijven namelijk intact. De rechtbank is dus van oordeel dat het bouwplan ziet op verbouw en niet op nieuwbouw.
Is de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan terecht verstrekt?
3. Eiser voert aan dat het college ten onrechte een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan heeft verstrekt. Want door de overschrijding van het bestemmingsplan kunnen een of twee extra appartementen worden gerealiseerd. Dit heeft volgens eiser een negatieve invloed heeft op de verkeersveiligheid en de parkeerbelasting. Het college voert dus ten onrechte aan dat de overschrijding van het bestemmingsplan niet van doorslaggevend belang is voor de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de uitbouw. Verder voert eiser aan dat de aanbouw buiten het bouwvlak met bestemming wonen staat.
3.1.
Het college betoogt dat vergunninghouder zonder afwijking van het bestemmingsplan hetzelfde aantal appartementen kan realiseren. Hoewel dat zou betekenen dat vergunninghouder de appartementen op de begane grond met 1,22 meter moet inkorten, kan hij ze anders indelen, zodat ze nog steeds groot genoeg zijn. Het heeft dus geen invloed op de parkeerbelasting. Ook zorgt de uitbouw niet voor aantasting van de verkeersveiligheid. Verder voert het college aan dat het bestemmingsplan toestaat dat de aanbouw buiten het bouwvlak staat. [2]
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college de omgevingsvergunning voor strijdig gebruik met het bestemmingsplan mocht verlenen. De rechtbank vindt het belangrijk dat het maar gaat om een overschrijding van 1,22 meter van de planregels. Voor het overige past het bouwplan binnen het bestemmingsplan en heeft het college dus geen ruimte om de omgevingsvergunning te weigeren. Dat betekent dat het college alleen de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de overschrijding moet motiveren. Het college heeft in zijn beslissing op bezwaar van 2 mei 2024 gemotiveerd waarom de uitbouw ruimtelijk aanvaardbaar is. De rechtbank kan het college volgen in zijn standpunt dat de parkeerdruk en de verkeersveiligheid niet worden beïnvloed door de uitbouw. De rechtbank is het namelijk eens met het college dat de overschrijding van 1,22 meter niet tot een aanpassing van het aantal appartementen hoeft te leiden.
3.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat het college een omgevingsvergunning mocht verlenen voor een aanbouw buiten het bouwvlak. Uit de planregels volgt namelijk dat een aanbouw buiten het bouwvlak mag worden opgericht. [3] Dat een aanbouw buiten het bouwvlak staat, betekent dus niet dat het college daarvoor geen omgevingsvergunning mag verlenen.
Staat de brandveiligheid in de weg aan de omgevingsvergunning?
4. Eiser voert aan dat het bouwplan niet voldoet aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan de brandveiligheid. De rechtbank heeft met eiser op zitting besproken dat de brandveiligheidsregels uit het Bouwbesluit niet strekken tot bescherming van zijn belangen, aangezien hij niet naast het betreffende perceel woont. [4] De rechtbank laat eisers betoog hierover dus buiten beschouwing. Artikel 8:69a van de Awb bepaalt namelijk dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt vanwege strijd met een rechtsnorm, indien die norm niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep van eiser slaagt niet. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en dat de omgevingsvergunning in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Van Wambeke, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Molenaar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2025.
de griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1.12 Bouwbesluit 2012 (het Bouwbesluit).
2.Artikel 12.2.2. sub a bestemmingsplan [bestemmingsplan].
3.Artikel 12.2.2. planregels Bestemmingsplan [bestemmingsplan].
4.Zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 10.38.