In deze zaak gaat het om een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik voor de bouw van zes appartementen. Eisers, die naast het bouwproject wonen, zijn het niet eens met de verleende vergunning en hebben beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 30 juni 2025 de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college de vergunning terecht heeft verleend. De rechtbank oordeelt dat het bouwplan niet als nieuwbouw kan worden gekwalificeerd, maar als verbouw, omdat de fundering en een deel van de gevel intact blijven. De eisers voerden aan dat er sprake was van een kennelijke misslag in het bestemmingsplan, omdat er geen maximale nok- en bouwhoogte was opgenomen. De rechtbank oordeelt echter dat dit geen kennelijke misslag is en dat de rechtszekerheid voorop staat. Daarnaast werd betoogd dat de omgevingsvergunning ten onrechte was verleend, omdat dit zou leiden tot een negatieve invloed op de verkeersveiligheid en parkeerbelasting. De rechtbank volgt het college in de stelling dat de overschrijding van het bestemmingsplan niet van doorslaggevend belang is. Tot slot werd er een evident privaatrechtelijke belemmering ingeroepen, maar ook dit werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft.