ECLI:NL:RBMNE:2025:3205

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
16/065308-25, 16-051610-25 en 16/16-023098-25 (gev. ttz) en 16/131302-21 (vord. tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, verzet tegen aanhouding, belediging politieambtenaar en bedreiging zorgmedewerkster

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling van zijn vader, verzet tegen aanhouding, belediging van politieambtenaren en bedreiging van een zorgmedewerkster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 februari 2025 in Utrecht zijn vader heeft mishandeld door hem met gebalde vuist in de nek te slaan. Daarnaast heeft hij op 17 februari 2025 politieambtenaren beledigd en zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding. Ook heeft hij op 31 augustus 2024 een zorgmedewerkster bedreigd met verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling, gezien de geestelijke gezondheidsproblemen van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden toegewezen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/065308-25, 16-051610-25 en 16/16-023098-25 (gev. ttz) en 16/131302-21 (vord. tul) (verkort vonnis)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] in [plaats] ,
gedetineerd in [locatie] ,
hierna: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. V.H. van der Horst, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J. Zaim, advocaat in Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/065308-25feit 1:op 28 februari 2025 in Utrecht zijn vader [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2:op 17 februari 2025 in Utrecht zijn moeder [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
16/051610-25feit 1:op 17 februari 2025 in Utrecht politieambtenaar [aangever 1] heeft beledigd;feit 2:op 17 februari 2025 in Utrecht zich met geweld en bedreiging met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding tegen politieambtenaren [aangever 2] en [aangever 3] ;
16/023098-25op 31 augustus 2024 in Utrecht [aangever 4] heeft bedreigd met verkrachting.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en 2 van parketnummer 16/065308-25 ten laste gelegde en het onder parketnummer 16/023098-25 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 van parketnummer 16/051610-25 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Over feit 2 van dit parketnummer heeft de verdediging geen standpunt ingenomen.
De standpunten van de verdediging worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.
Overwegingen
16-065308-25
Vrijspraak feit 2: mishandeling [slachtoffer 2]
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder feit 2 van parketnummer 16-065308-25
ten laste gelegde mishandeling van zijn moeder [slachtoffer 2] op 17 februari 2025, vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Het dossier bevat naast de aangifte van [slachtoffer 2] onvoldoende overtuigend bewijs waaruit blijkt dat verdachte haar zou hebben geslagen. Dat haar man vanuit een andere plek in de woning hoorde dat zij op dat moment gilde, is daarvoor onvoldoende.
Bewezenverklaring feit 1: mishandeling [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 28 februari 2025 in Utrecht zijn vader [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem met gebalde vuist in zijn nek te slaan/stompen. De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen ook de overtuiging gekregen dat verdachte dit feit heeft gepleegd.
16/023098-25
Bewezenverklaring bedreiging met verkrachting
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 31 augustus 2024 in Utrecht tegen [aangever 4] de ten laste gelegde uitlatingen heeft gedaan. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat door de gedane uitlatingen in de gegeven omstandigheden naar objectieve maatstaven bij [aangever 4] de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook gepleegd zou worden. De vraag of verdachte in dit concrete geval op dat specifieke moment in staat was om de bedreigingen ook ten uitvoer te leggen, is hiervoor niet van belang. De uitlatingen waren concreet en bevatten een gedetailleerde beschrijving van hoe verdachte ervoor zou gaan zorgen dat [aangever 4] verkracht zou worden zodra hij was vrijgelaten uit de separeer cel. Dat [aangever 4] zich ook bedreigd voelde, blijkt uit haar aangifte. Hierin licht zij ook toe dat zij de overtuiging had dat verdachte de bedreiging ook ten uitvoer zou (kunnen) brengen, door zijn impulsieve, onvoorspelbare gedrag in combinatie met eventueel middelengebruik. De rechtbank acht het feit op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/065308-25feit 1:op 28 februari 2025 te Utrecht zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door hem met gebalde vuist met kracht op/tegen zijn nek te stompen of te slaan;
16/051610-25feit 1:op 17 februari 2025 te Utrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 1] (hoofdagent bij de politie Eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "jullie kankerjoden", "je kankermoeder", "kankerhomo's", "kankerflikkers" en "kankerhond", althans woorden van
gelijke beledigende aard en strekking;
feit 2:op 17 februari 2025 te Utrecht, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [aangever 2] (hoofdagent bij de politie Eenheid Midden-Nederland) en [aangever 3] (aspirant bij de politie Eenheid Midden-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter staandehouding en aanhouding van verdachte door zich in tegengestelde richting te bewegen dan die waarin verbalisanten verdachte wilde bewegen, zijn spieren aan te spannen en te trappen/bewegen met zijn benen waardoor de staandehouding en aanhouding werd bemoeilijkt;
16/023098-25op 31 augustus 2024 te Utrecht slachtoffer [aangever 4] heeft bedreigd met verkrachting
door de volgende woorden dreigend tegen het slachtoffer [aangever 4] te zeggen: “Als ik hieruit ben, en mijn telefoon heb, dan zal ik ervoor zorgen dat je buiten opgewacht en gepakt wordt. Ik geef het door aan vrienden van buiten om je op te wachten. Je zult geneukt worden op alle manieren door mij en mijn vrienden”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/065308-25feit 1:mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
16/051610-25feit 1:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, niet zijnde een lid van een algemeen vertegenwoordigend lichaam, meermalen gepleegd;feit 2:wederspannigheid;
16/023098-25
bedreiging met verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 73 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 42 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de feiten geen gevangenisstraf rechtvaardigen. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht is al te lang. De verdediging verzoekt om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een week op te leggen, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel met oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vader door hem, in het bijzijn van zijn moeder, te slaan. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van zijn vader en heeft hij zijn vader pijn gedaan. Daarnaast heeft verdachte politieambtenaren belet in het uitoefenen van hun taak door zich te verzetten tegen zijn aanhouding. Hierbij heeft hij ook politieambtenaar [aangever 1] meermaals beledigd. Hiermee heeft verdachte het gezag van deze politieambtenaren ondermijnd en heeft hij [aangever 1] aangetast in zijn eer en goede naam. Verdachte heeft ook zorgmedewerkster [aangever 4] bedreigd met verkrachting. Uit de slachtofferverklaring blijkt hoeveel deze bedreiging met het slachtoffer heeft gedaan. [aangever 4] schrijft dat de bedreigingen een diepe wond hebben geslagen en iets in haar heeft gebroken. Het feit dat de bedreiging plaatsvond terwijl het slachtoffer belast was met de zorg over verdachte als patiënt en zij gewoon haar werk wilde doen, maakt dit extra kwalijk.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 22 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit neemt de rechtbank niet in strafverminderende of strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft ook het rapport van de reclassering gelezen van 10 juni 2025. De reclassering ziet meerdere risicofactoren, waarbij het psychosociaal functioneren en het middelengebruik als grootste risicofactoren worden aangemerkt. In een kort tijdsbestek van zes maanden hebben er meerdere psychotische ontregelingen plaatsgevonden en is verdachte ook kortdurend opgenomen geweest. Verdachte is door Altrecht GGZ gediagnosticeerd met schizofrenie en uit recent onderzoek is gebleken dat verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau. De reclassering ziet nauwelijks beschermende factoren, alleen het toegekende beschermingsbewind. De reclassering schat het risico op recidive en op letsel in als hoog. De reclassering schrijft dat zij vanwege het psychosociaal functioneren van verdachte niet in staat zijn geweest om met verdachte in gesprek te gaan over de aan hem ten laste gelegde feiten. Tijdens de huidige detentie van verdachte wordt gezien dat het verwarde/vijandige gedrag van verdachte aanhoudt. Binnen het ambulante kader van het reclasseringstoezicht konden risicofactoren niet worden doorbroken, integendeel, bijzondere voorwaarden werden overtreden en risicovol gedrag nam toe. De reclassering verwacht dat een afname van risicofactoren alleen kan plaatsvinden binnen een langdurige forensische klinische opname. Zijn motivatie en houding ten aanzien van bijzondere voorwaarden en zijn beperkte meewerkende houding ziet de reclassering als een factor die het slagen van een dergelijk traject in de weg kan staan. Het risico op het onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als hoog, nu verdachte eerder bijzondere voorwaarden heeft overtreden. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole. De reclassering adviseert om deze bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht hierop dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Op de zitting van 12 juni 2025 heeft reclasseringsmedewerkster K. van Dodeweerd toegelicht dat de reclassering zich hard inspant om passende plek voor verdachte in een kliniek te vinden. Zij schat in dat dit niet op korte termijn zal gaan lukken. Als verdachte vrijkomt voordat er een geschikte plek voor hem is gevonden, dan zal door de reclassering worden gezocht naar een overbruggingsplek. Dit is vanwege zijn problematiek echter niet ideaal voor verdachte.
De rechtbank heeft op de zitting gezien dat het momenteel moeilijk is om in contact te komen met verdachte. Hij kwam verward en afwezig over. Verdachte heeft op de zitting aangegeven dat hij naar een kliniek wil.
Gelet op de veelheid aan feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, rekening houdend met de straffen die andere rechtsprekende instanties voor soortgelijke feiten hebben opgelegd, is een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt in dit geval passend. De rechtbank zal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank vindt het heel belangrijk dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek en in een passende zorginstelling kan worden opgenomen. De noodzaak daarvoor is, mede gelet op de deskundigenadviezen, evident. Verdachte wil zelf ook graag geholpen worden. Als stok achter de deur voor verdachte om zich in te zetten voor deze behandeling, acht de rechtbank het van belang dat verdachte nog een zo groot mogelijk voorwaardelijk strafdeel boven het hoofd hangt. De rechtbank ziet echter ook dat de door verdachte gepleegde feiten niet een nog langere gevangenisstraf rechtvaardigen dan de rechtbank aan verdachte oplegt. Verder houdt de rechtbank er bij de oplegging van de straf rekening mee dat artikel 63 Sr van toepassing is in parketnummer 16/023098-25 en dat verdachte sinds het plegen van dat feit is veroordeeld voor strafbare feiten met een latere pleegdatum.
De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en verbindt daaraan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank legt aan verdachte een langere proeftijd op, omdat de rechtbank het van belang vindt dat verdachte binnen het op te leggen kader langduriger behandeld kan worden voor zijn geestelijke gezondheidsproblemen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten mishandeling en bedreiging.
Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 31 maart 2022 is verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden opgelegd. Op 20 maart 2025 is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf al voor een gedeelte van 3 maanden bevolen door de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden ten uitvoer te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. De voorwaardelijke straf is inmiddels 3 jaar geleden opgelegd en het is niet passend om die straf nu nog ten uitvoer te leggen. De tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf is ook niet bedoeld om de reclassering meer tijd te geven om een plek te kunnen vinden in een kliniek waar verdachte kan worden behandeld.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Daarmee heeft verdachte de algemene voorwaarde overtreden dat hij in de proeftijd van zijn voorwaardelijk opgelegde straf geen nieuwe strafbare feiten mag plegen. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 180, 266, 267, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 van parketnummer 16/065308-25 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde verder bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 29 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich meldt bij de reclassering Inforsa, Wittevrouwenkade 6 in Utrecht. verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Huisbezoeken kunnen hieronder vallen;
* zich laat opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opnamedatum is nog niet bekend. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De behandeling richt zich op de grootste risicofactoren van verdachte, namelijk het psychosociaal functioneren en middelengebruik. Binnen de klinische behandeling zal er aandacht zijn voor het functioneren van verdachte op licht verstandelijk niveau. verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich na de klinische opname ambulant laat behandelen door Fivoor GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling of detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is
voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het aanvragen van een WLZ indicatie, beschermd wonen passend bij het verstandelijk niveau van verdachte is ook een mogelijkheid. Verdachte werkt dan mee aan het verkrijgen van een dergelijke indicatie en plaatsing. Het verblijf start na het afronden van de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/131302-21
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 31 maart 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mrs. M.H. Erich en J.B. Duinkerken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/065308-25feit 1:hij op of omstreeks 28 februari 2025 te Utrecht zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door hem met gebalde vuist met kracht op/tegen zijn nek te stompen en/of te slaan;
feit 2:hij op of omstreeks 17 februari 2025 te Utrecht zijn moeder, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar met kracht op haar rechterschouder en/of rug te slaan;
16/051610-25feit 1:hij op of omstreeks 17 februari 2025 te Utrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 1] (hoofdagent bij de politie Eenheid Midden-Nederland) , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "jullie kankerjoden", "je kankermoeder", "kankerhomo's", "kankerflikkers" en/of "kankerhond", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
feit 2:hij op of omstreeks 17 februari 2025 te Utrecht, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [aangever 2] (hoofdagent bij de politie Eenheid
Midden-Nederland) en/of [aangever 3] (aspirant bij de politie Eenheid Midden-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter staandehouding en/of aanhouding van verdachte door zich in tegengestelde richting te bewegen dan die waarin verbalisanten verdachte wilde bewegen, zijn spieren aan te spannen en/of te trappen/bewegen met zijn benen waardoor de staandehouding en/of aanhouding werd bemoeilijkt;
16/023098-25hij op 31 augustus 2024 te Utrecht slachtoffer [aangever 4] heeft bedreigd met verkrachting
door de volgende woorden dreigend tegen het slachtoffer [aangever 4] te zeggen: “Als ik hieruit ben, en mijn telefoon heb, dan zal ik ervoor zorgen dat je buiten opgewacht en gepakt wordt. Ik geef het door aan vrienden van buiten om je op te wachten. Je zult geneukt worden op alle manieren door mij en mijn vrienden”. althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.