ECLI:NL:RBMNE:2025:3268

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/3929
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking studiefinanciering voor migrerend werknemer in juli 2023

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 7 juli 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn studiefinanciering voor de maand juli 2023, omdat hij in die maand niet als migrerend werknemer werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser in juli 2023 geen recht had op studiefinanciering. Eiser had in de maanden februari tot en met oktober 2023 studiefinanciering ontvangen op basis van een nulurencontract en was in de maanden februari tot en met juni, september en oktober aangemerkt als migrerend werknemer. De minister had de studiefinanciering voor juli en augustus ingetrokken omdat eiser in die maanden niet had gewerkt. De rechtbank stelde vast dat de minister niet had onderbouwd waarom eiser zijn status als migrerend werknemer had verloren door een maand vakantie. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen over de studiefinanciering voor juli 2023. Eiser kreeg ook een vergoeding voor het griffierecht en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3929

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.S. Folsche),
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. T.C.A. Hofman).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over de intrekking van het recht op studiefinanciering over de maand juli 2023, omdat eiser in deze maand niet kan worden aangemerkt als migrerend werknemer.
Eiser is het hiermee oneens en heeft daarom bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is op 4 maart 2024 door de minister ongegrond verklaard (het bestreden besluit). In het bestreden besluit is ook het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om studiefinanciering voor november en december 2023 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en dat beroep beperkt zich tot de intrekking van de studiefinanciering over de maand juli 2023. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting vond plaats op 28 mei 2025. Daarbij was de gemachtigde van de minister aanwezig. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. De rechtbank stelt de volgende feiten vast. Eiser heeft studiefinanciering gekregen in de periode februari tot en met oktober 2023. Die studiefinanciering heeft eiser gehad op basis van het door hem overgelegde nulurencontract bij [bedrijf] met een looptijd van (in ieder geval) februari tot en met oktober 2023. Achteraf heeft de minister gecontroleerd hoeveel uren eiser in die periode daadwerkelijk heeft gewerkt en voor welke maanden eiser dus als migrerend werknemer kon worden aangemerkt. Voor de maanden februari tot en met juni, september en oktober 2023 is eiser aangemerkt als migrerend werknemer en heeft hij studiefinanciering ontvangen. In de maanden juli en augustus 2023 heeft eiser niet gewerkt en daarom is hij voor die maanden niet als migrerend werknemer aangemerkt. De minister heeft daarop – voor zover hier van belang – de studiefinanciering voor de maand juli 2023 ingetrokken. Uit de uitdraai van Suwi die de minister op de zitting heeft overgelegd, blijkt dat eiser in deze periode de volgende uren heeft gewerkt:
  • februari: 53 uur
  • maart:44 uur
  • april: 26 uur
  • mei: 19 uur
  • juni: 15 uur
  • juli: 0 uur
  • augustus: 0 uur
  • september: 49 uur
  • oktober: 31 uur
Rekening houdend met één maand vakantie in juli, betekent dit dat eiser gedurende zijn arbeidsovereenkomst gemiddeld 29,6 uur per maand heeft gewerkt.
Beoordeling
2. De rechtbank stelt voorop dat een student met de nationaliteit van een andere lidstaat, zoals eiser, studiefinanciering krijgt als hij kan worden aangemerkt als migrerend werknemer. Voor de vraag wie migrerend werknemer is, is het Europeesrechtelijke begrip ‘werknemer’ van belang. Dit begrip heeft een Europeesrechtelijke inhoud en mag niet beperkt worden uitgelegd. Een EU-burger is – kort gezegd – werknemer als diegene reële en daadwerkelijke arbeid verricht, die niet van zo geringe omvang is dat het om louter marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat. Om dit te beoordelen, heeft de minister beleidsregels [1] opgesteld. Uit de beleidsregels volgt onder meer dat een student in ieder geval de status van migrerend werknemer heeft als uit een passende arbeidsovereenkomst blijkt dat hij gemiddeld 32 uur of meer per maand werkt, gemiddeld meer dan 24 uur per maand werkt voor een duur van minimaal 6 maanden of gemiddeld minimaal de helft van de bijstandsnorm verdient. Bij het vaststellen van de gemiddelden wordt met een periode ter hoogte van één maand rekening gehouden met vakanties en eventuele ziektes. Dat een student in een (beperkt) deel van een studiefinancieringstijdvak niet (of weinig) heeft gewerkt, brengt niet automatisch mee dat hij alleen al daarom geen recht (meer) zou hebben op studiefinanciering. [2] Als de student aan geen van deze voorwaarden voldoet, gaat DUO er in beginsel vanuit dat er geen sprake is van migrerend werknemerschap, tenzij de student kan aantonen dat alsnog sprake is van reële en daadwerkelijke arbeid. Hierbij is van belang dat alle omstandigheden die te maken hebben met de aard van zowel de betrokken werkzaamheden als de betrokken arbeidsverhouding in hun geheel bekeken worden. De minister controleert achteraf of een student in de studiefinancieringsperiode ook daadwerkelijk als migrerend werknemer kon worden beschouwd.
3. Eiser voert aan dat hij ook in juli 2023 als migrerend werknemer moet worden aangemerkt en hij daarom recht heeft op studiefinanciering over die maand. Hij wordt door de minister zowel vóór als na juli 2023 als migrerend werknemer beschouwd. In de maand juli was hij op vakantie om zijn familie te bezoeken in Slovenië. Door deze vakantie heeft eiser de status van werknemer niet verloren, want dat zou een te beperkte lezing van het werknemersbegrip zijn. Dit begrip moet namelijk volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie ruim worden uitgelegd. Aangezien het om intrekking van het recht op studiefinanciering gaat, had de minister moeten onderbouwen waarom eiser desondanks in de maand juli 2023 geen migrerend werknemer was, althans zijn status zou zijn verloren. Dit heeft de minister onvoldoende gedaan. In zijn beroepschrift en de brief van 26 mei 2025 verwijst eiser naar diverse uitspraken in soortgelijke kwesties. [3]
4. De rechtbank is met eiser eens dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek kent. In het bestreden besluit staat dat de studiefinanciering voor juli 2023 wordt ingetrokken omdat eiser die maand (en de maand augustus 2023) niet heeft gewerkt en daarom voor die maand niet als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. Deze motivering is onvoldoende. Dat eiser in juli 2023 niet heeft gewerkt, brengt niet automatisch mee dat hij alleen daarom al geen recht heeft op studiefinanciering. Hij had nog altijd een lopende arbeidsovereenkomst in die maanden en heeft ook na augustus 2023 gewerkt. Er moet gekeken worden naar het aantal uur dat eiser gemiddeld per maand heeft gewerkt in een studiefinancieringsperiode en bij het bepalen van dat gemiddelde wordt rekening gehouden met één maand vakantie. Dit staat in het beleid dat de minister voert. Dat er rekening wordt gehouden met één maand vakantie bij het vaststellen van het gemiddelde, is wat anders dan dat eiser alleen al door niet te werken in juli en augustus 2023 zijn status van migrerend werknemer in die maanden is verloren. Vanwege dit motiveringsgebrek is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de intrekking van de studiefinanciering over de maand juli 2023 voor vernietiging in aanmerking.
5. De rechtbank heeft gekeken of er reden is om de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het besluit in stand te laten. Die ziet de rechtbank niet. Op de zitting heeft de minister gezegd dat eiser niet aan het benodigde gemiddelde aantal gewerkte uren komt in de periode februari tot en met oktober 2023 en hij niet heeft aangetoond dat hij desondanks reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht. Die redenering kan de rechtbank niet volgen. Als zij naar het aantal gewerkte uren in deze periode kijkt, met aftrek van één maand vakantie, dan komt zij erop uit dat eiser in de periode van februari tot en met oktober 2023 gemiddeld 29,6 uur per maand heeft gewerkt (zie ook rechtsoverweging 1). Dit betekent dat eiser gemiddeld meer dan 24 uur per maand heeft gewerkt over een periode van minimaal zes maanden. Volgens het beleid zou eiser dan als migrerend werknemer moeten worden beschouwd in die periode.

Conclusie en gevolgen

De rechtbank verklaart het beroep gegrond vanwege het motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op de intrekking van de studiefinanciering voor de maand juli 2023. De minister moet over juli 2023 een nieuw besluit nemen, met inachtneming van deze uitspraak en binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn van zes weken.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van het door hem betaalde griffierecht. Ook krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Dit komt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht neer op een bedrag van € 907,- (vanwege de beroepsmatig verleende rechtsbijstand: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 4 maart 2024 voor zover dit betrekking heeft op de intrekking van de studiefinanciering over de maand juli 2023;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Beleidsregel migrerend werknemerschap en studiefinanciering.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:423.
3.Het arrest van het Hof van Justitie (Orfanopoulos en Oliveri), C482/01 en C493/01, EU:C:2004:262; en de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 29 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:423 en 3 april 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:599.