ECLI:NL:RBMNE:2025:3320

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
C/16/592999 / JE RK 25/677, C/16/592989 / JE RK 25-676
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling en opheffing ondertoezichtstelling in een familiezaken met minderjarigen

Op 9 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van de omgangsregeling en de opheffing van de ondertoezichtstelling van drie minderjarige kinderen. De kinderrechter heeft besloten dat er geen omgangsregeling meer geldt tussen de kinderen en hun vader, en heeft de ondertoezichtstelling opgeheven. De zaak is behandeld in het kader van het civiel recht, specifiek binnen het personen- en familierecht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks eerdere pogingen tot contactherstel, de kinderen geen wens hebben om contact met hun vader te hebben. De moeder steunt de verzoeken van de gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, die de wijziging van de omgangsregeling en de opheffing van de ondertoezichtstelling heeft aangevraagd. De kinderrechter heeft in haar beoordeling de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat het in hun belang is om de druk van contact met de vader te verlichten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook een brief aan de kinderen gestuurd om hen de beslissing uit te leggen en hen te bedanken voor hun betrokkenheid in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/592999 / JE RK 25/677 (wijziging omgangsregeling)
C/16/592989 / JE RK 25-676 (opheffing ondertoezichtstelling)
Datum uitspraak: 9 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de omgangsregeling en een opheffing ondertoezichtstelling
in de zaken van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
Voor het inwinnen van advies is in de procedure betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Oost-Brabant, Eindhoven,
hierna te noemen de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
in de zaak met zaaknummer C/16/592999 / JE RK 25/677
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 mei 2025;
in de zaak met zaaknummer C/16/592989 / JE RK 25-676
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
  • [A] , namens de GI;
  • [B] , namens de Raad.
De vader is, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. Zij hebben geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben nog een kind, [C] , die meerderjarig is.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.3.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij de moeder.
2.4.
De rechtbank heeft bij beschikking van 24 oktober 2024 de volgende omgangsregeling vastgesteld:
“De GI heeft gedurende de ondertoezichtstelling de regie over de omgang tussen de vader en de kinderen, waarbij de GI voor ieder kind afzonderlijk bepaalt of er contact en/of begeleide omgang plaatsvindt en zo ja, wat de aard, frequentie en duur zijn van het contact en de begeleide omgang.”
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 februari 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd tot 14 augustus 2025.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 24 oktober 2024 vastgestelde omgangsregeling te wijzigen naar een regeling waarbij geen van de kinderen omgang heeft met de vader.
3.2.
De GI verzoekt daarnaast de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op te heffen.
3.3.
De GI verzoekt tot slot de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Het standpunt van de vader is onbekend, omdat hij niet naar de zitting is gekomen.
4.2.
De moeder is het eens met de verzoeken.
4.3.
De Raad kan zich vinden in de verzoeken van de GI.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal de vastgestelde omgangsregeling wijziging naar een omgangsregeling waarbij er geen omgangsregeling geldt tussen de kinderen en de vader. Daarnaast zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de kinderen opheffen. Zij zal hieronder toelichten hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
De wijziging van de omgangsregeling
5.2.
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter op verzoek van de GI een zorg- of omgangsregeling wijzigen, voor zover dit in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
5.3.
De GI heeft, in het kader van het doel van de ondertoezichtstelling, samen met Samen Leren Leven in de afgelopen periode onderzocht wat de (on)mogelijkheden zijn voor het opstarten of herstellen van het contact tussen de vader en de kinderen. De moeder en de kinderen zijn hierbij intensief begeleid. Er is geprobeerd om met de vader in contact te komen, onder andere om met hem te spreken over zijn rol in het geheel en mogelijke veranderingen daarin. De vader is echter uit contact gegaan. In de afgelopen periode is gebleken dat, ondanks de veranderde houding van de moeder en de ingezette hulpverlening, het niet is gelukt om tot het opstarten of herstellen van het contact tussen de vader en de kinderen te komen. De kinderen ervaren hiervoor geen ruimte en hebben onvoldoende wil en motivatie. Zij zijn hierin consistent, zowel richting de GI als Samen Leren Leven.
5.4.
Tot op heden heeft alleen de oudste (meerderjarige) zoon, [C] , gekozen voor contactherstel met de vader. Dit realiseren vergde veel van [C] en de hulpverlening, en ook van de moeder. Het contactherstel tussen [C] en de vader heeft geen verandering teweeggebracht in de wens van de andere kinderen om geen contact met de vader te hebben.
5.5.
De kinderrechter vindt het, net als de andere betrokkenen, teleurstellend dat dit de uitkomst is van een langdurig hulpverleningstraject. Zij vindt echter wel dat er een einde moet komen aan de situatie van onzekerheid en onduidelijkheid voor zowel de kinderen als de ouders. Het is, ondanks alle inspanningen, gewoonweg niet gelukt om het contact tussen de vader en de kinderen op te starten of te herstellen. Hoewel de vader dat zonder twijfel niet bewust of met opzet heeft gedaan, constateert de kinderrechter dat het hem heeft ontbroken aan zelfreflectie en het aangaan van de vraag, welk aandeel hij in het geheel heeft gehad. De kinderrechter zal het verzoek over het wijzigen van de omgangsregeling daarom toewijzen, in die zin dat er geen omgangsregeling zal zijn tussen de kinderen en de vader. De kinderrechter merkt voor de volledigheid op dat het omgangsrecht van de vader met deze beslissing niet wordt ontzegd. De kinderen mogen, als zij daar in de toekomst voor openstaan, contact hebben met de vader. De GI heeft tijdens de zitting ook gezegd dat dat met het verzoek werd beoogd.
De opheffing van de ondertoezichtstelling
5.6.
De kinderrechter kan, op grond van artikel 1:261, eerste lid, BW de ondertoezichtstelling opheffen indien de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, BW, niet langer is vervuld. De kinderrechter is van oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling in deze zaak niet meer aanwezig zijn.
5.7.
Het doel van de ondertoezichtstelling was, zoals eerder genoemd, om te onderzoeken in hoeverre het opstarten of herstellen van contact tussen de vader en de kinderen mogelijk was, en om hieraan te werken. Dit blijkt niet haalbaar te zijn. De kinderrechter begrijpt dat de kinderen hierin verder pushen schadelijk kan zijn voor hun herstel en verdere ontwikkeling. Nu de GI haar taak heeft vervuld en de kinderrechter een beslissing zal nemen over het wijzigen van de omgangsregeling, ziet de kinderrechter voldoende aanleiding om de ondertoezichtstelling op te heffen. De kinderrechter hoopt dat de kinderen hiermee ook de rust en ruimte gaan krijgen om op zichzelf en hun eigen ontwikkeling te gaan focussen.
5.8.
De kinderrechter vindt het nog wel belangrijk dat er een goede overdracht plaatsvindt van de GI naar het vrijwillig kader. De moeder heeft tijdens de zitting gezegd dat zij nog niet goed weet waar zij terechtkan voor hulp voor de kinderen, mocht dat in de toekomst nodig zijn. De GI heeft tijdens de zitting gezegd dit met de betrokken jeugdbeschermer te zullen bespreken.
5.9.
Een zeer lang proces van jarenlange procedures lijkt hiermee tot een einde te komen. Om die reden vindt de kinderrechter het passend om ook aan de kinderen uit te leggen wat de beslissingen zijn die zij nu heeft genomen. Tegelijk met de beschikking wordt daarom een brief aan de kinderen gestuurd waarin het volgende is opgenomen:
“Beste [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ,
Kort geleden is er weer een zitting geweest bij de rechtbank. Jullie hebben een uitnodiging gekregen voor een gesprek met mij, maar jullie zijn niet gekomen. Dat begrijp ik ook heel goed. Jullie zijn al vaker geweest, hebben bovendien al met veel andere mensen gepraat en de procedures bij de rechtbank duren al ontzettend lang.
Ik schrijf jullie nu omdat de procedures voor nu zijn geëindigd. Ik heb beslist dat er geen omgang hoeft te zijn tussen jullie en jullie vader. Ook heb ik besloten om de ondertoezichtstelling op te heffen. Omdat jullie al zo lang te maken hebben met procedures bij de rechtbank, en wij elkaar ook meerdere keren hebben gezien ( [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ), wilde ik jullie zelf uitleggen waarom ik die beslissing heb genomen.
In de afgelopen jaren is er heel veel hulp geweest om te kijken op welke manier er een fijn contact tussen jullie en jullie vader zou kunnen komen. Op zijn eigen manier heeft iedereen daar zijn best voor gedaan. En toch is het niet gelukt. Dat is niet iemands schuld. Soms lukt iets gewoon niet, ook al doet iedereen zijn best.
Ik vind dat we nu kunnen zeggen dat we er alles aan hebben gedaan, maar dat het contact niet is gelukt. Jullie hebben meerdere keren verteld, aan verschillende mensen, dat jullie er wel klaar mee zijn. Jullie willen niet steeds te horen krijgen dat jullie contact moeten hebben met jullie vader. Die rust komt er nu voor jullie, in ieder geval hoop ik dat. Jullie mógen wel contact en omgang met jullie vader hebben, maar het hóeft niet. De druk is eraf. De ondertoezichtstelling hef ik op, omdat die er juist was om te kijken naar contactherstel met jullie vader. En dat laat ik nu dus rusten.
Tijdens de zitting heeft jullie moeder verteld hoe het met jullie en met [C] gaat.
[minderjarige 1] , jij bent geslaagd voor je eindexamen begreep ik, van harte gefeliciteerd! En over jullie, [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , vertelde jullie moeder leuke dingen over hoe het op school gaat en jullie hobby’s.
Ik wilde jullie laten weten dat ik het leuk vond om jullie een heel klein beetje te leren kennen, ook door wat ik allemaal over jullie heb gelezen. Ook wil ik jullie bedanken voor de keren dat jullie naar de rechtbank zijn gekomen of mij hebben geschreven wat er voor jullie belangrijk was. Ik wens jullie een hele fijne zomervakantie! Doen jullie ook de groeten aan [C] ?”
Uitvoerbaar bij voorraad
5.10.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct gaat gelden, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijzigt de omgangsregeling en bepaalt deze als volgt:
tussen de kinderen en de vader geldt geen omgangsregeling.
6.2.
heft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op met ingang van 9 juli 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. Dopheide, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025, in aanwezigheid van mr. E. Can als griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.