ECLI:NL:RBMNE:2025:3323

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
C/16/595069 / JE RK 25-914, C/16/594592 / JE RK 25/853
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp en uithuisplaatsing voor minderjarige met complexe achtergrond

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juni 2025 uitspraak gedaan over de machtiging tot gesloten jeugdhulp en een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om de periode te overbruggen tot een open plek beschikbaar is, ondanks dat niet aan de formele vereisten voor een gesloten machtiging wordt voldaan. De minderjarige, die al veel heeft meegemaakt, verblijft momenteel bij Pluryn en heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Echter, door de wachttijden in de jeugdzorg is er geen geschikte plek beschikbaar voor haar in een open setting. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) toegewezen, met inachtneming van het belang van het kind, en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het wrang is dat de minderjarige, die zo hard heeft gewerkt om naar een open setting te gaan, nog langer in een gesloten instelling moet blijven vanwege het gebrek aan beschikbare plekken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/595069 / JE RK 25-914 (machtiging gesloten jeugdhulp)
C/16/594592 / JE RK 25/853 (machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 23 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling
De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. M.M. Helmers in Utrecht (in de zaak met zaaknummer C/16/595069 / JE RK 25-914).
De kinderrechter merkt als belanghebbende in beide zaken aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.K. Kemper in Amersfoort.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
in de zaak met zaaknummer C/16/595069 / JE RK 25-914
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 16 juni 2025;
  • het bericht van de GI met bijlagen van 18 juni 2025;
in de zaak met zaaknummer C/16/594592 / JE RK 25/853
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 5 juni 2025;
  • het bericht van de GI met bijlagen van 17 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] (telefonisch) met haar advocaat;
- de advocaat van de moeder;
- [A] en [B] , namens de GI.
De moeder, hoewel juist opgeroepen, is niet verschenen. De advocaat van de moeder heeft tijdens de zitting gezegd dat de moeder vanwege onvoorziene omstandigheden niet aanwezig kon zijn.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij Pluryn ( [locatie] ) in [plaats] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 december 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 24 januari 2026.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 april 2025 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 25 juni 2025.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlengen (de rechtbank begrijpt: verlenen) voor de duur van twee maanden, dus tot 25 augustus 2025.
3.2.
De GI verzoekt daarnaast een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 24 januari 2026, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige] is het eens met de verzoeken. Zij vindt dat het beter voor haar is om voorlopig op haar huidige plek te blijven, totdat zij kan worden overgeplaatst naar een open groep. Op die manier hoeft zij dan niet opnieuw te wennen aan een andere groep.
De advocaat van [minderjarige] heeft tijdens de zitting gezegd dat zij vindt dat niet meer wordt voldaan aan de wettelijke vereisten van een machtiging gesloten jeugdhulp. Toch vindt zij dat de verzoeken moeten worden toegewezen, gelet op het standpunt van [minderjarige] en de huidige omstandigheden.
4.2.
De moeder is het eens met de verzoeken. De advocaat van de moeder heeft tijdens de zitting gezegd dat de moeder blij is met de verzoeken, dat ze trots is op [minderjarige] en dat ze vindt dat de verzoeken moeten worden toegewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal de verzoeken van de GI toewijzen. Zij zal hieronder toelichten hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
De machtiging gesloten jeugdhulp
5.2.
Uit artikel 6.1.2. Jeugdwet volgt dat de kinderrechter een machtiging kan verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp op te nemen en te laten verblijven. Een dergelijke machtiging kan alleen worden verleend als de kinderrechter van oordeel is dat er sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Daarnaast moet de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Tot slot mogen er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de problemen te behandelen. De kinderrechter is van oordeel dat op dit moment niet aan deze voorwaarden wordt voldaan.
5.3.
Er zijn nog steeds zorgen over [minderjarige] . Ze heeft in haar jonge leven al veel meegemaakt en heeft een belaste voorgeschiedenis, bestaande uit emotionele verwaarlozing en (fysieke) kindermishandeling. [minderjarige] is hierdoor beschadigd geraakt en kwetsbaar. Inmiddels heeft zij op meerdere plekken gewoond en verblijft zij, vanwege haar eigen problematiek, bij Pluryn op grond van een machtiging gesloten jeugdhulp.
5.4.
De kinderrechter constateert dat [minderjarige] bij Pluryn een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, zodanig dat de GI van oordeel is dat een gesloten plaatsing niet langer noodzakelijk is. De GI heeft echter te maken wachttijdenproblematiek: er is binnen de open setting geen geschikte en beschikbare plek voor [minderjarige] . De eerstvolgende mogelijkheid voor plaatsing in een fasehuis zou waarschijnlijk pas in januari 2026 zijn. Om die reden heeft de GI het Regionaal Expertise Team (RET) bij de casus betrokken. Dat is een overleg van experts vanuit verschillende jeugdzorgaanbieders, dat helpt bij het vinden van passende hulp, ook in gevallen van wachtlijsten. Het RET heeft kunnen bewerkstelligen dat [minderjarige] per 15 augustus 2025 terecht kan bij [instelling] in Hilversum. Er is geen geschikte plek beschikbaar om te overbruggen tot die datum, ook niet binnen [minderjarige] ’s netwerk.
5.5.
[minderjarige] heeft tijdens de zitting gezegd dat zij de komende periode het liefst overbrugt bij Pluryn, omdat zij daar al langere tijd verblijft en het als een vertrouwde, stabiele en veilige omgeving ervaart. De kinderrechter leest ook in de instemmingsverklaring dat de gedragswetenschapper de voortzetting van de gesloten plaatsing bij Pluryn belangrijk vindt, omdat een tijdelijke overplaatsing van [minderjarige] , gezien haar belaste hechtingsontwikkeling, juist meer ingrijpend voor haar zou zijn. Een tijdelijke overplaatsing zou volgens de gedragswetenschapper leiden tot verhoogde spanningen en onrust, met een sterk risico op terugval in oude destructieve copingspatronen. Dit zou een goede start bij [instelling] kunnen belemmeren.
5.6.
De kinderrechter is, net als de advocaat van [minderjarige] , van oordeel dat op dit moment niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor een machtiging gesloten jeugdhulp, in die zin dat een gesloten plaatsing niet langer noodzakelijk is om de problemen te behandelen. Toch vindt de kinderrechter dat de machtiging moet worden verleend. Uit artikel 3 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind volgt namelijk dat bij alle maatregelen die een kind betreffen, het belang van het kind de eerste overweging moet zijn. Het meest in [minderjarige] ’s belang is een plaatsing in een open setting. Maar die is niet beschikbaar. De kinderrechter vindt het, net als [minderjarige] en de andere betrokkenen, dan het meest in haar belang om de komende periode bij Pluryn te overbruggen, totdat zij in augustus kan worden overgeplaatst naar [instelling] . Het is evenwel wrang dat een meisje dat zo hard heeft gewerkt als [minderjarige] , om naar een open setting te gaan, nog langer in een gesloten instelling moet blijven omdat er geen plek voor haar is. En dat uitgerekend het belang van het kind ertoe noopt om het verzoek toch toe te wijzen. Het is te danken aan de daadkracht van de GI en het RET dat de overbruggingsperiode te overzien is, maar eigenlijk is iedere dag in een gesloten setting zonder inhoudelijke noodzaak er één teveel.
De machtiging tot uithuisplaatsing
5.7.
Uit artikel 1:265b, eerste lid, BW volgt dat de kinderrechter een GI kan machtigen een minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen als dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding.
5.8.
De kinderrechter constateert dat de thuis- en opvoedsituatie van [minderjarige] sinds januari 2024 niet is veranderd. Het is op dit moment daarom nog steeds onvoldoende veilig voor [minderjarige] om bij de moeder te verblijven. Het contact en de verstandhouding tussen [minderjarige] , de moeder en de zus verloopt daarnaast nog wisselend. Soms gaat het goed, maar op andere momenten ontstaan er conflicten. Dit maakt naar het oordeel van de kinderrechter dat een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is. Alle betrokkenen, waaronder [minderjarige] en de moeder, zijn het hiermee ook eens. De kinderrechter zal het verzoek over de machtiging tot uithuisplaatsing daarom toewijzen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.9.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct gaat gelden, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 23 juni 2025 tot 25 augustus 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 25 augustus 2025 tot 24 januari 2026;
6.3.
verklaart de beslissing onder 6.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2025 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E. Can als griffier, en op schrift gesteld op 3 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.