In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 mei 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen. Eiser stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 8 oktober 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Eiser heeft op 21 maart 2025 beroep ingesteld, nadat verweerder in gebreke was gesteld op 25 februari 2025. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Verweerder moet alsnog een besluit nemen binnen twee weken na verzending van de uitspraak, met een mogelijke verlenging in bijzondere gevallen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat een nadere beslistermijn van zestig weken na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn realistisch is. In deze zaak is de uiterlijke datum voor het nemen van een besluit op bezwaar vastgesteld op 8 april 2026. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet door verweerder worden vergoed.