In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om naturalisatie beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 29 oktober 2021 afgewezen, omdat eiser als onvoldoende ingeburgerd wordt beschouwd. Dit besluit is bevestigd in een bestreden besluit van 27 maart 2023. Eiser heeft op 5 januari 2020 een aanvraag ingediend, maar heeft het inburgeringsexamen niet met goed gevolg afgelegd en heeft niet aangetoond dat hij vrijgesteld is van deze verplichting op medische gronden. De rechtbank heeft eerder, op 1 september 2022, geoordeeld dat de staatssecretaris terecht geen ontheffing heeft verleend, omdat eiser geen bewijs heeft geleverd van zijn medische situatie die hem zou uitsluiten van het inburgeringsexamen.
De rechtbank heeft in deze uitspraak de beoordeling van de staatssecretaris opnieuw onder de loep genomen. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gedaan om zijn medische situatie te onderzoeken en dat hij niet opnieuw is uitgenodigd om zijn situatie toe te lichten. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris aan de opdracht van de rechtbank heeft voldaan door de relevante medische informatie voor te leggen aan deskundigen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen aanleiding had om eiser ontheffing te verlenen van het inburgeringsexamen, omdat eiser niet de juiste procedure heeft gevolgd om zijn medische situatie aan te tonen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek van eiser standhoudt. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok en is openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.