ECLI:NL:RBMNE:2025:3372

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
23.4284
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van geur- en geluidoverlast door varkenshouderij en de afwijzing van het handhavingsverzoek door de Omgevingsdienst

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 11 juli 2025, wordt het handhavingsverzoek van eisers tegen een varkenshouderij behandeld. Eisers, bewoners in de nabijheid van de varkenshouderij, hebben een verzoek ingediend bij de Omgevingsdienst om handhavend op te treden vanwege geur- en geluidoverlast. Het verzoek is afgewezen door het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland, omdat er geen overtredingen zijn geconstateerd. De rechtbank oordeelt dat de Omgevingsdienst voldoende gebruik heeft gemaakt van zijn controlebevoegdheden en dat eisers de door de Omgevingsdienst gebruikte feiten en omstandigheden niet hebben kunnen weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en stelt vast dat er geen sprake is van een overtreding, waardoor de Omgevingsdienst niet bevoegd is om handhavend op te treden. De rechtbank wijst erop dat de omgevingsvergunning van de varkenshouderij een overbelaste geursituatie toestaat, zolang de voorschriften worden nageleefd. De rechtbank verklaart het beroep van twee eisers niet-ontvankelijk, omdat zij geen belanghebbenden meer zijn na hun verhuizing. De uitspraak benadrukt de beginselplicht tot handhaving en de rol van de verzoekers om feiten en omstandigheden te weerleggen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4284

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

1.
[eiseres sub 1];
2.
[eiser sub 2];
3.
[eiser sub 3];
4.
[eiser sub 4];
5.
[eiser sub 5];
6.
[eiser sub 6],
7.
[eiseres sub 7],
8.
[eiser sub 8], en
9.
[eiseres sub 9].
allen uit [plaats] ,
samen eisers,
(gemachtigde: [eiseres sub 1] , eiseres onder 1.)
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Venema).

Als derde-partij heeft aan dit geding deelgenomen [derde belanghebbende] B.V.(gemachtigde: [gemachtigde] ).

In deze uitspraak wordt verweerder aangeduid als de Omgevingsdienst, omdat de Omgevingsdienst Flevoland, Gooi en Vechtstreek de controles uitvoert en besluiten neemt voor het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland. Derde-partij zal worden aangeduid als de varkenshouderij.

Inleiding

1. Derde-partij exploiteert een varkenshouderij aan de [adres] in [plaats] . Hiervoor heeft de Omgevingsdienst in augustus 2015 een omgevingsvergunning verleend die onherroepelijk is. Eisers wonen in de directe omgeving van de varkenshouderij en ervaren in toenemende mate geur- en geluidoverlast van de varkenshouderij. Op 25 mei 2022 hebben zij daarom bij de Omgevingsdienst een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen de varkenshouderij. Dit verzoek hebben zij op 22 juni 2022 aangevuld. Naar aanleiding van het handhavingsverzoek heeft de toezichthouder van de Omgevingsdienst diverse controles bij de varkenshouderij uitgevoerd. Vervolgens is met het besluit van 3 november 2022 (het primaire besluit) het handhavingsverzoek afgewezen, omdat volgens de Omgevingsdienst bij de varkenshouderij geen overtredingen zijn geconstateerd.
2. Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Dit heeft geleid tot de beslissing op bezwaar van 19 juli 2023 (het bestreden besluit). Daarin heeft de Omgevingsdienst het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand gelaten. Eisers zijn het hier niet mee eens en hebben daarom tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
3. Het beroep van eisers is behandeld op de zitting van 11 juni 2025. Eisers hebben zich op de zitting laten vertegenwoordigen door [eiseres sub 7] , waarvoor ter zitting een geldige machtiging is overgelegd. De Omgevingsdienst heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [A] (jurist bij de Omgevingsdienst) en [B] (toezichthouder bij de Omgevingsdienst). Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Een deel van de eisers is niet-ontvankelijk

4. Het beroepschrift in deze zaak is ingediend door [eiseres sub 9] (eiseres onder 9.), mede namens de overige eisers. De andere eisers hebben eiseres onder 9. op 21 september 2023 gemachtigd om namens hen als gemachtigde op te treden in deze zaak. Op 16 februari 2025 heeft eiseres onder 9. de rechtbank geïnformeerd dat zij is verhuisd en dat zij geen belanghebbende meer is bij deze beroepsprocedure. Op de zitting heeft [eiseres sub 7] (eiseres onder 7.) bevestigd dat ook [eiser sub 8] (eiser onder 8.) is verhuisd. Eiser onder 8. en eiseres onder 9. hebben het door hen ingediende beroep echter niet ingetrokken. Nu eiser onder 8. en eiseres onder 9. zijn verhuisd en niet is gebleken dat zij nog in de nabije omgeving van de varkenshouderij wonen zal de rechtbank het beroep, voor zover dat is ingediend namens eiser onder 8. en eiseres onder 9., niet-ontvankelijk verklaren omdat zij geen belanghebbenden meer zijn bij deze zaak.
5. Op 24 februari 2025 heeft eiseres onder 1. de rechtbank geïnformeerd dat zij als gemachtigde van de overige eisers zal optreden. Daartoe heeft zij op 20 maart 2025 een nieuwe machtiging overgelegd. De rechtbank heeft de inhoudelijke behandeling van het beroep daarom voortgezet voor zover dat is ingediend namens eisers onder 1. tot en met 7.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geschil: alleen geuroverlast
6. De rechtbank beoordeelt in deze zaak of de Omgevingsdienst het handhavingsverzoek van eisers terecht heeft afgewezen, omdat er geen sprake is van een overtreding. Daarbij is van belang dat het handhavingsverzoek dat eisers bij de Omgevingsdienst hebben ingediend ziet op geur- en geluidsoverlast van de varkenshouderij. In beroep hebben eisers echter geen gronden meer aangevoerd tegen het onderdeel van het bestreden besluit dat ziet op geluidsoverlast. Dit betekent dat de rechtbank uitsluitend zal beoordelen in hoeverre het college in het bestreden besluit de afwijzing van het handhavingsverzoek terecht in stand heeft gelaten voor zover dat ziet op geuroverlast door de varkenshouderij.
Toetsingskader
7. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum het handhavingsverzoek is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
8. Bij handhavingszaken is verder van belang dat het bestuursorgaan een beginselplicht tot handhaving heeft. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). [1] Dit betekent dat een bestuursorgaan bij een overtreding in de regel gebruik moet maken van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden. Daarvan kan worden afgeweken als handhaving onevenredig is, of als sprake is van concreet zicht op legalisatie.
9. Gelet op de beginselplicht tot handhaving ligt het op de weg van het bestuursorgaan dat bevoegd is om handhavend op te treden om feiten en omstandigheden te verzamelen om vast te stellen of sprake is van een overtreding. Als de conclusie van het bestuursorgaan is dat geen sprake is van een overtreding, dan is het vervolgens aan de verzoekers om handhaving om de veronderstelde feiten en omstandigheden te weerleggen of nader te verklaren. Als zo een toelichting ontbreekt, dan kan de bestuursrechter in beginsel van de door het bestuursorgaan veronderstelde feiten en omstandigheden uitgaan. Dit volgt ook uit vaste rechtspraak van de Afdeling. [2]
Is sprake van een overtreding?
10. Eisers voeren aan dat de Omgevingsdienst onvoldoende gebruik heeft gemaakt van zijn mogelijkheden om te controleren of de varkenshouderij zich aan de geurnormen houdt. Eisers hebben vooral gewezen op de mogelijkheid van de Omgevingsdienst om controles uit te voeren op het onderhoud aan de luchtwassers en de (technische) instellingen en schoonmaak van de luchtwassers bij de varkenshouderij. Ook ontbreekt volgens eisers toezicht op het elektronisch monitoringssysteem van de luchtwassers en moet de Omgevingsdienst beoordelen of de parameters van de luchtwassers goed op elkaar zijn afgestemd. Ter onderbouwing van hun standpunt hebben eisers gewezen op het onderzoek
‘Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen’van maart 2018 van de Wageningen Universiteit & Research (hierna: het WUR-rapport). Daaruit volgt volgens eisers dat goed onderhoud door een expert, de juiste instelling, meting van de parameters van de luchtwassers en het bekijken van de parameters in onderlinge samenhang, essentieel zijn voor een goede werking van de luchtwassers. Volgens eisers kan het opvolgen van de aanbevelingen uit het WUR-rapport leiden tot een vermindering van de stankoverlast door de varkenshouderij.
11. De Omgevingsdienst blijft in beroep bij de afwijzing van het handhavingsverzoek, omdat na diverse controles geen overtredingen door de varkenshouderij zijn geconstateerd. De Omgevingsdienst heeft in zijn verweerschrift en op de zitting toegelicht welke onderzoeksactiviteiten hij naar aanleiding van het handhavingsverzoek heeft uitgevoerd. De Omgevingsdienst heeft het aantal aanwezige varkens vergeleken met het toegestane aantal op basis van de omgevingsvergunning. Verder heeft hij de technische gegevens van de luchtwassers opgevraagd en deze gegevens beoordeeld. Ook heeft hij de dagen waarop klachten van stankoverlast zijn ingediend vergeleken met de dagen waarop mest uit de varkenshouderij is afgevoerd om te beoordelen of de mestafvoer wellicht tot een toename van stankoverlast leidt. Verder heeft hij de parameters van de luchtwassers opgevraagd en deze vergeleken met de dagen waarop klachten van stankoverlast zijn ingediend. In beide gevallen bleek echter geen verband te bestaan tussen de klachten en de parameters van de luchtwassers of de mestafvoer. De toezichthouder van de Omgevingsdienst heeft op de zitting verder toegelicht dat de luchtwassers twee keer per jaar worden onderhouden door een installateur en ook worden geijkt zodat de juiste waarden worden weergegeven. Verder is er een onderhoudscontract voor de luchtwassers dat ook wordt opgevolgd. Ten slotte is gekeken naar het sproeibeeld van de luchtwassers waaruit blijkt of de sproeiers goed worden gereinigd. Volgens de Omgevingsdienst is met deze onderzoeksactiviteiten alles gedaan wat binnen de mogelijkheden ligt om te controleren of de varkenshouderij de voorschriften uit de omgevingsvergunning en de regelgeving voor onderhoud van de luchtwassers goed naleeft. Daarbij zijn door de Omgevingsdienst geen overtredingen geconstateerd, zodat er geen bevoegdheid is om handhavend op te treden tegen de varkenshouderij.
12. De Omgevingsdienst erkent dat eisers mogelijk stankoverlast door de varkenshouderij ervaren, maar wijst erop dat met de omgevingsvergunning van de varkenshouderij een overbelaste geursituatie is vergund. Dit kan gevolgen hebben voor de stankoverlast die in de omgeving wordt ervaren, maar zolang de voorschriften uit de onherroepelijke omgevingsvergunning worden nageleefd is geen sprake van een overtreding en kan de Omgevingsdienst daartegen niet handhavend optreden.
13. Op de zitting is namens de Omgevingsdienst ten slotte nog toegelicht dat het door eisers aangehaalde WUR-rapport niet van toepassing is op de luchtwassers van de varkenshouderij in deze zaak. De luchtwassers van de varkenshouderij zijn bio-luchtwassers, terwijl het WUR-rapport voornamelijk ziet op combi-luchtwassers. Tijdens de zitting heeft de Omgevingsdienst erop gewezen dat uit het WUR-rapport juist volgt dat het prestatieniveau van bio-luchtwassers niet aantoonbaar afwijkt van het verwachte rendement. [3]
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Omgevingsdienst voldoende aannemelijk gemaakt dat geen sprake is van een overtreding van een wettelijke regel of van een aan de omgevingsvergunning verbonden voorschrift. Omdat er geen sprake is van een overtreding is de Omgevingsdienst niet bevoegd om handhavend op te treden tegen de varkenshouderij. De rechtbank komt tot dit oordeel, omdat de Omgevingsdienst voldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke feiten en omstandigheden hij heeft verzameld om te beoordelen of sprake is van een overtreding. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de Omgevingsdienst toereikend gebruik heeft gemaakt van zijn controlebevoegdheden. Zoals ook beschreven in het toetsingskader, is het vervolgens aan eisers om de door de Omgevingsdienst gebruikte feiten en omstandigheden te weerleggen. Eisers hebben vooral gewezen op het WUR-rapport, maar de rechtbank ziet daarin onvoldoende aanknopingspunten om de beoordeling van de Omgevingsdienst te weerleggen. Zoals ook is besproken op de zitting ziet het WUR-rapport op een ander type luchtwasser dan in deze zaak aan de orde. Daarnaast volgt uit de conclusies van het WUR-rapport juist dat het rendement van de bio-luchtwassers, die de varkenshouderij in deze zaak gebruikt, wel in lijn is met het verwachte rendement. Dat eisers tijdens de zitting ten slotte hebben gewezen op de aanpassing van het voer van de varkens, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het type voer dat in een varkenshouderij wordt gebruikt is niet vastgelegd in een wettelijke regel of in een vergunningvoorschrift. Dit betekent dat daarop ook niet gehandhaafd kan worden door de Omgevingsdienst. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Eisers hebben verder aangevoerd dat er een nieuwe Best beschikbare technieken (BBT)-conclusie beschikbaar is voor intensieve veehouderij. Volgens eisers heeft de Omgevingsdienst de omgevingsvergunning van de varkenshouderij ten onrechte niet getoetst aan de nieuwe BBT-conclusie.
16. De rechtbank overweegt dat de omgevingsvergunning in deze handhavingszaak niet kan worden getoetst aan nieuwe BBT-conclusies. Het is alleen mogelijk om bij actualisering van de omgevingsvergunning te bezien of nieuwe BBT-conclusies aanleiding geven om vergunningvoorschriften van de omgevingsvergunning aan te scherpen. Daarvan is in dit geval geen sprake. De Omgevingsdienst heeft hierover op de zitting toegelicht dat hij wel voornemens is om zelf te bekijken of actualiseren van de omgevingsvergunning van de varkenshouderij nodig is, maar dat hij hier nog geen concrete planning voor heeft. Ter voorlichting van eisers wijst de rechtbank erop dat zij zelf ook bij de Omgevingsdienst kunnen verzoeken om actualisering van de omgevingsvergunning.

Conclusie

17. Uit deze uitspraak volgt dat de Omgevingsdienst voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat geen sprake is van een overtreding door de varkenshouderij. Dit betekent dat de Omgevingsdienst niet bevoegd is om handhavend op te treden tegen de varkenshouderij en dat hij de afwijzing van het handhavingsverzoek terecht in stand heeft gelaten. Het beroep van eisers is ongegrond. Er is daarom ook geen aanleiding om de proceskosten van eisers te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroepschrift van eiser onder 8. en eiseres onder 9. niet-ontvankelijk;
- verklaart beroep van eisers onder 1. tot en met 7. ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzitter, en mr.ing. A. Rademaker en mr. P. Mendelts, leden, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:678, ro. 6.1.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2834, ro. 5.1.
3.Deel 2, pagina 25.