Beoordeling door de rechtbank
Wat ging er aan deze zaak vooraf?
5. VNMW komt op voor de belangen van landschap, natuur en leefmilieu in de omgeving van Wijk bij Duurstede. Zij maakt zich zorgen om de slechte staat van het Natura 2000-gebied Kolland & Overlangbroek.
6. Op 5 september 2022 heeft VNMW het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht verzocht om verschillende passende maatregelen te nemen in Kolland & Overlangbroek. Dit heeft tot verschillende deelbesluiten en procedures geleid.
7. In de uitspraak van 17 januari 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:145) heeft deze rechtbank geoordeeld over de deelverzoeken om passende maatregelen te nemen in de vorm van het verhogen van het waterpeil, het laten plaatsvinden van hakhoutbeheer en het verwijderen van braamopslag. De rechtbank heeft in de uitspraak van 4 oktober 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:5728) geoordeeld over de deelverzoeken om passende maatregelen te nemen in de vorm van het handhaven op het verbod om zonder natuurvergunning meststoffen uit te rijden binnen 500 meter van de grens van het Natura 2000-gebied én het binnen deze grens bij alle veehouders controleren en handhaven op natuurvergunningen. Op 18 december 2024 heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het verzoek van VNMW om als passende maatregel natuurvergunningen in de nabijheid van het Natura 2000-gebied in te trekken of te wijzigen (ECLI:NL:RBMNE:2024:6918). 8. De rechtbank heeft in de uitspraak van 17 januari 2024 geoordeeld dat het college van gedeputeerde staten geen wettelijke mogelijkheid heeft om een peilwijzing af te dwingen. De rechtbank verwijst naar de onderdelen 62 – 67 van die uitspraak. Verder is geoordeeld dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat deze mogelijkheid wel heeft.
9. VNMW heeft in haar verzoek van 3 mei 2024 verwezen naar de uitspraak van 17 januari 2024 en opgemerkt dat tegen de uitspraak hoger beroep is ingesteld, maar dat vanwege de urgentie ook bij de minister een verzoek is gedaan om het waterschap een instructie te geven om het waterpeil te verhogen. Omdat volgens VNMW niet kan worden uitgesloten dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het waterschap zelf het gevraagde besluit moet nemen, heeft VNMW het waterschap verzocht onmiddellijk het waterpeil in de scheisloten tegen het Natura 2000-gebied en de omringende agrarische percelen te verhogen.
Wat heeft het waterschap besloten?
10. Met het bestreden besluit heeft het waterschap het bezwaar van VNMW niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het waterschap heeft VNMW een duidelijk verzoek gedaan tot het uitvoeren van een fysieke feitelijke handeling en is de schriftelijke reactie daarop geen besluit.
Wat oordeelt de rechtbank?
11. De rechtbank beoordeelt of het waterschap het bezwaar van VNMW terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van VNMW.
12. De rechtbank verklaart het beroep van VNMW gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel geeft.
Het verzoek is een aanvraag
13. VNMW betoogt dat met het verzoek een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is gedaan. Voor de verzochte peilverhoging is een wijziging van het peilbesluit nodig en dat is een publiekrechtelijke rechtshandeling. Op de zitting is toegelicht dat het verzoek nagenoeg gelijk is aan het verzoek dat eerder aan het college van gedeputeerde staten is gedaan. Daarover is in de uitspraken van 30 mei 2023en 17 januari 2024al geoordeeld dat voor het wijzigen van het waterpeil als passende maatregel een wijziging van het peilbesluit nodig is.
14. Het verzoek heeft als onderwerp ‘Verzoek om passende maatregelen te nemen ten aanzien van het waterpeil in en rond het Natura 2000-gebied Kolland en Overlangbroek’. In het verzoek is de voorgeschiedenis met het eerdere verzoek aan het college van gedeputeerde staten om passende maatregelen te nemen uiteengezet en is gerefereerd aan de uitspraak van 17 januari 2024 en de discussie over de bevoegdheidsverdeling. In afwachting van definitieve zekerheid over de bevoegdheidsverdeling ten aanzien van het waterpeil in en om het Natura 2000-gebied verzoekt VNMW om onmiddellijk het waterpeil in de scheisloten tussen het Natura 2000-gebied Kolland & Overlangbroek en de omringende agrarische percelen alsook in die belendende agrarische percelen zelf te verhogen naar het natuurpeil dat binnen het aangrenzende beschermde gebied wordt aangehouden. In de afsluiting van de brief heeft VNMW verzocht om het verzoek onmiddellijk door te zenden naar de juiste overheidsinstantie als het waterschap meent niet bevoegd te zijn om te besluiten over de gevaagde peilverhoging.
15. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek gelet op de strekking en de context waarin het verzoek is gedaan een aanvraag is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb.Het is een duidelijk en concreet verzoek om een peilbesluit tot verhoging van het peil te nemen. Dat verzocht is om het waterpeil
onmiddellijkte verhogen, terwijl daarvoor een nieuw peilbesluit nodig is dat met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) moet worden voorbereid, is onvoldoende om het verzoek niet als aanvraag te zien. VNMW heeft op de zitting toegelicht dat met onmiddellijk bedoeld is om zo spoedig mogelijk de uov te doorlopen. Op de zitting heeft het waterschap bevestigd dat het door VNMW verzochte natuurpeil niet binnen de bandbreedte van de huidige peilbesluiten valt, zodat het verzoek niet opgevat had kunnen worden als verzoek om het peil feitelijk te verhogen binnen de geldende bandbreedtes.
16. De conclusie is dat het waterschap het verzoek ten onrechte niet als aanvraag heeft aangemerkt. Vervolgens houdt het partijen verdeeld of de schriftelijke reactie van het waterschap op het verzoek van VNMW als een besluit kan worden aangemerkt.
De brief van 10 juli 2024 is een besluit
17. Het waterschap meent dat de brief van 10 juli 2024 een informerend karakter heeft. VNMW vindt daarentegen dat de brief van 10 juli 2024 een afwijzend besluit is, omdat het waterschap daarin heeft gemotiveerd waarom het waterpeil niet wordt verhoogd. Het fair play beginsel vereist dat een gunstige uitleg moet worden gegeven aan de inhoud van de brief.
18. In de reactie van het waterschap van 10 juli 2024 is toegelicht dat voor het gebied in 2022 na een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle belangen twee peilbesluiten zijn vastgesteld. Ook is vermeld dat in het kader van de uitbreiding van het grondwatermeetnetwerk een meetpunt is opgenomen in Overlangbroek. Verder is uiteengezet dat onderzoek nodig is om tot een pakket maatregelen te komen welke aantoonbaar een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de hydrologische situatie in het Natura 2000-gebied. In opdracht van de provincie Utrecht wordt nader onderzoek uitgevoerd en worden verschillende varianten doorberekend. Het waterschap heeft onder verwijzing naar verschillende projecten toegelicht dat zij zich blijft inzetten voor de natuurverbetering in het Natura 2000-gebied. Onder het kopje Conclusie staat in de reactie dat de voorgestelde peilverhoging één van de toekomstige verbetermaatregelen kan zijn, maar dat op dit moment nog te weinig onderzoek is gedaan naar de eventuele nadelige effecten en naar andere maatregelen. Het waterschap is van mening dat het onverantwoord is nu het oppervlaktewaterpeil te verhogen. Als uit onderzoek blijkt dat de waterpeilen gewijzigd dienen te worden, dan zal een nieuw ontwerp van een peilbesluit worden opgesteld en ter inzage worden gelegd.
19. De rechtbank is van oordeel dat de brief van 10 juli 2024 een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen bezwaar open staat. Weliswaar staan er informatieve elementen in, maar naar het oordeel van d rechtbank is de brief niet enkel informatief van aard. Het bevat ook een afwijzing van de aanvraag om het peilbesluit op dit moment te wijzigen, met als motivering dat de resultaten van onderzoek en de hydrologische effecten worden afgewacht. Dit kan worden aangemerkt als een beslissing op de aanvraag. Op de zitting heeft het waterschap nog toegelicht dat als het verzoek als aanvraag gezien zou moeten worden, de inhoudelijke reactie niet anders zou zijn. Dat de aanvraag van VNMW het proces niet kan versnellen, zoals het waterschap op de zitting heeft uitgelegd, maakt niet dat de afwijzende reactie op de aanvraag niet kan worden aangemerkt als besluit. Door de reactie op het verzoek louter als een informerend stuk aan te merken, heeft het waterschap ten onrechte getracht om aan VNMW de mogelijkheid te ontnemen om inhoudelijk haar standpunt dat op dit moment geen (hetgeen gelijk staat aan een afwijzing) en in de toekomst misschien een nieuw peilbesluit zal worden genomen, ter beoordeling aan de rechter voor te leggen. In het verweerschrift is toegelicht dat het algemeen bestuur de bevoegdheid tot het afwijzen van een aanvraag tot wijziging van het peilbesluit aan het waterschap heeft gedelegeerd, zodat het waterschap ook bevoegd was om de aanvraag af te wijzen.
20. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het waterschap het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Gelet hierop hoeven de overige beroepsgronden van VNMW geen bespreking meer. Het waterschap moet opnieuw op het bezwaarschrift beslissen. De zaak gaat dus terug naar de bezwaarfase, waarbij VNMW in de gelegenheid moet worden gesteld om bezwaargronden in te dienen en een hoorzitting gehouden moet worden.
21. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Omdat de zaak tot nu toe alleen over de ontvankelijkheid van het bezwaar ging, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een tussenuitspraak te doen.
Griffierecht en proceskosten
22. Omdat het beroep gegrond is moet het waterschap het griffierecht aan VNMW vergoeden en krijgt zij ook een vergoeding van haar proceskosten. Het waterschap moet deze vergoeding betalen. De vergoeding voor verleende rechtsbijstand bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van VNMW een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Daarnaast moet het waterschap de reiskosten van [A] voor het bijwonen van de zitting vergoeden. Deze reiskosten bedragen € 11,98, waarmee het totale bedrag van de proceskotenvergoeding € 1.825,98 bedraagt.