In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 30 maart 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank Midden-Nederland heeft eerder, op 20 juni 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om uiterlijk 29 juli 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Echter, de Dienst Toeslagen heeft tot op heden geen besluit genomen, wat aanleiding geeft voor eiseres om opnieuw beroep in te stellen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de Dienst Toeslagen is verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag vastgesteld voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die door de Dienst Toeslagen moeten worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50 en heeft ook bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 53,- moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 9 juli 2025, en is openbaar uitgesproken. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.