ECLI:NL:RBMNE:2025:3525

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/7484
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen invorderingsbesluit wegens termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 18 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen een invorderingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht niet-ontvankelijk verklaard. Het invorderingsbesluit, dat betrekking heeft op een verbeurde last onder dwangsom van € 7.000,-, werd op 29 maart 2024 genomen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar bij besluit van 8 oktober 2024 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens op 21 november 2024 beroep ingesteld, wat te laat is volgens de wettelijke termijn van zes weken die begint na de bekendmaking van het besluit. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift tijdig ter post was bezorgd. Ondanks haar beweringen over problemen met de postbezorging, concludeert de rechtbank dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Hierdoor kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. Eiseres krijgt geen gelijk en ontvangt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de gevolgen van termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7484

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , handelend onder de naam [handelsnaam] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L. Knol)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. N.J. van Polanen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een invorderingsbesluit van 29 maart 2024 van een verbeurde last onder dwangsom ter hoogte van € 7.000,-. Eiseres is het niet eens met deze invordering. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 8 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde, [A] (dochter van eiseres), en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

3. Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of eiseres het beroep tijdig heeft ingediend.
Toetsingskader
4. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na de dag waarop het besluit is bekendgemaakt. [1] Het beroepschrift dient voor het einde van de termijn te zijn ontvangen. [2] Wanneer een beroepschrift niet voor het einde van de termijn is ontvangen, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De niet-ontvankelijkheid blijft achterwege wanneer redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest. [3] Dit betekent dat het niet tijdig indienen van het beroepschrift niet aan eiseres kan worden toegerekend. Indien hiervan sprake is, laat de rechtbank een niet-ontvankelijkverklaring achterwege en neemt zij het beroep in behandeling.
Is het beroepschrift tijdig ingediend?
5. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken na de dag waarop het besluit is bekendgemaakt. De beslissing op bezwaar dateert van 8 oktober 2024. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de bekendmaking via verzending per post later heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigt daarmee op 19 november 2024. Dit betekent dat eiseres het beroepschrift uiterlijk op 19 november 2024 had moeten indienen. Eiseres heeft op 21 november 2024 beroep ingesteld. Dit is te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen. Deze beoordeling vraagt een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering. Dit volgt uit de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024. [4]
Is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding?
6. Eiseres voert in haar beroepschrift van 21 november 2024 aan dat zij op 4 november 2024 een beroepschrift heeft verstuurd. Omdat zij geen ontvangstbevestiging had ontvangen heeft zij op 20 november 2024 telefonisch contact gehad met de rechtbank. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij het advies kreeg online beroep in te stellen of het beroepschrift af te geven bij de rechtbank. Vervolgens heeft zij ervoor gekozen om het beroepschrift op 21 november 2024 af te geven bij de centrale balie van deze rechtbank. Op de zitting heeft eiseres nog toegelicht dat zij op 4 november 2024 het beroepschrift in de brievenbus heeft gedaan en per gewone post heeft verstuurd. Zij heeft echter geen bewijs hiervan.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen geldige reden vermeld waarom zij het beroepschrift te laat heeft ingediend. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat het beroep tijdig ter post was bezorgd. Hoewel het de rechtbank ambtshalve bekend is dat er problemen zijn bij de postbezorging door PostNL, maakt het geheel van feiten en omstandigheden dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat er een goede reden is waarom het beroep te laat is ingediend. Zo had eiseres voor 19 november 2024 kunnen informeren of de rechtbank haar beroepschrift had ontvangen, had zij digitaal beroep kunnen instellen of per aangetekende post. Het niet op tijd indienen van het beroep dient aan eiseres te worden toegerekend waardoor het te laat indienen van het beroep niet verschoonbaar is.
8. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
9. Eiseres krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb
2.Artikel 6:9 eerste lid, van de Awb
3.Artikel 6:11 van de Awb