Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat het over?
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum];
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum].
3.De beoordeling
Daarnaast is ook nog gebleken dat de oudste zoon [minderjarige 1] een BBL-opleiding is gaan volgen per 1 september 2024 en een inkomen daaruit verwerft van tenminste € 1.100,- per maand en soms ook nog een paar honderd euro extra vanwege overwerk.
In beginsel houden de ouders voldoende draagkracht over voor de behoefte van [minderjarige 2] (€ 818,-): € 624,- (de moeder) en € 533,- (de vader). Naar rato dient de vader in beginsel ten behoeve van [minderjarige 2] een bedrag van € 377,- bij te dragen. Van dit bedrag dient nog de zorgkorting van 5% afgetrokken te worden, zodat de bijdrage uitkomt op € 336,- per maand. Vervolgens zal berekend worden of de vader met inachtneming van de aflossing van de volgende schulden en de berekende bijdrage voor [minderjarige 2] onder het bestaansminimum zakt. In deze periode is hij gestart met de aflossing van een belastingschuld, IB 2021, van € 260,- per maand en de Defam schuld van € 200,- per maand loopt eveneens door. Daarnaast heeft hij via het LBIO in deze periode gemiddeld € 1.119,- afgelost per maand.
Uit de berekening blijkt dat de vader de bijdrage voor [minderjarige 2] niet kan betalen, omdat hij na betaling van de genoemde schulden met een bedrag van € 290,- onder het bestaansminimum is gekomen. [7]