In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 2 juli 2025, staat het beroep centraal dat verzoekster, woonachtig in Groot-Brittannië, heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen. Verzoekster had op 1 oktober 2024 beroep aangetekend omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen een beschikking lichte toets. Op 4 juni 2025 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft op dit verzoek niet gereageerd.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 453,50. Dit bedrag is berekend op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.