ECLI:NL:RBMNE:2025:3563

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/2599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft verzoekster op 17 april 2025 beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De Dienst Toeslagen heeft op 30 april 2025 alsnog een besluit genomen, maar verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en verzocht om een vergoeding voor haar proceskosten. De Dienst Toeslagen heeft niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. Volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank bepalen dat de verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten van verzoekster € 453,50 bedragen, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5. Daarnaast is de verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van der Knijff en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2025. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2599

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeksters] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. F. Boukich),
en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingesteld op 17 april 2025, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Verweerder heeft op 30 april 2025 alsnog een besluit genomen op de aanvraag van verzoekster.
Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. Verweerder heeft wel op
27 april 2025 een verweerschrift naar aanleiding van het beroep niet tijdig beslissen ingediend, waarin verweerder aangeeft dat verzoekster in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 907,- en een wegingsfactor 0,5). [2]
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van der Knijff, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:75a in combinatie met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Conform de uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796.