In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 31 juli 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder op 27 januari 2025 in gebreke is gesteld. Eiseres heeft op 7 april 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat bij beroepen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar een nadere beslistermijn van zestig weken na de wettelijke beslistermijn realistisch is. In dit geval moet verweerder uiterlijk op 12 maart 2026 een besluit op bezwaar bekendmaken. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet aan haar worden vergoed.