ECLI:NL:RBMNE:2025:3642

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/3114
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag om herbeoordeling van een WIA-uitkering

Op 18 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door R. van den Brink, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had op 14 augustus 2024 een aanvraag om herbeoordeling van haar WIA-uitkering ingediend. De rechtbank constateert dat het Uwv te laat heeft beslist op deze aanvraag, wat ook door het Uwv in zijn verweerschrift van 27 mei 2025 is erkend. Eiseres had het Uwv op 18 december 2024 een ingebrekestelling gestuurd, maar er is sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het Uwv binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een beslissing moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor de proceskosten en het griffierecht van € 385,- moet door het Uwv aan eiseres worden betaald. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door het Uwv.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/3114

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: R. van den Brink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van mevrouw [A].
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar aanvraag om herbeoordeling ingediend op 14 augustus 2024. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op het verzoek om herbeoordeling. Dat geeft verweerder ook aan in zijn verweerschrift van 27 mei 2025. De rechtbank stelt vast dat verweerder de ingebrekestelling op 18 december 2024 heeft ontvangen en sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het wettelijke uitgangspunt is op grond van het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid van de Awb een termijn van twee weken. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen. Het is vaste rechtspraak dat die andere termijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort moet zijn.
5. Verweerder geeft in zijn verweerschrift aan dat hij door een tekort aan verzekeringsartsen tot op heden nog niet in staat is geweest om de aanvraag binnen de gestelde termijn af te handelen. De rechtbank ziet hier aanleiding om, gezien de omstandigheden die door verweerder zijn genoemd, de beslistermijn vast te stellen op vier maanden. De rechtbank sluit hiervoor aan bij haar uitspraak van de meervoudige kamer van 9 januari 2025 [1] . De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval af te wijken van deze termijn. Dit betekent dat verweerder binnen vier maanden na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
6. De rechtbank bepaalt verder dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie

7. Het beroep is gegrond. Het Uwv moet binnen een termijn van vier maanden na verzending van deze uitspraak een beslissing nemen op het verzoek van eiseres.
8. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50,-.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 385,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 385,- dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van L. el Kabch, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.