4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , genummerd PL900-2023394285-2, met als bijlage een weergave van Whatsapp-gesprekken tussen verdachte en [aangeefster] voor zover inhoudende:
V: Wanneer, of in welke periode is dat gebeurd?
A: Eerste kerstdag, 25ste (
de rechtbank begrijpt: 25 december), in de avond en het was in 2023.
V: Waar is dat gebeurd?
A: Thuis, op de slaapkamer. Op de [adres 2] in [plaats] .
Toen ik klaar was met omkleden, kwam hij ineens binnen lopen en wilde praten. Toen uiteindelijk was hij met zijn handen, een hand onder mijn hoofd en hield mijn hoofd tegen. Hij was aan het zoenen en ik probeerde mijn hoofd weg te draaien maar dat lukte niet. Op het moment dat hij gestopt was met zoenen, zei ik steeds dat ik het niet wilde en zei, stop nou maar. Toen deed hij mijn hemd omhoog. Ik probeerde zijn arm tegen te houden en heb gezegd, stop nu, maar hij ging gewoon door. Toen deed hij zijn hand in mijn broek. Bij mijn vagina.
V: Hoe zei je het precies?
A: Heel duidelijk, ik wil dit niet. Niet doen. Ik zei het met harde stem, maar op de
een of andere manier luisterde hij er niet naar.
V: Wat voor een zoenen waren dat?
A: Echt met tong, zoenen. Ik probeerde mijn lippen op elkaar te drukken, maar hij deed steeds met zijn tong tussen mijn lippen. Hij bleef proberen tong te zoenen. Ik deed niet mee.
Hij speelde met mijn clitoris en hij probeerde erin te gaan.
V: En waar is hij met zijn vinger allemaal geweest?
A: De clitoris, net iets daaronder, de schaamlippen en het plekje net voordat hij erin ging.
V: Je had het over je schaamlippen? A: Er tussen.
V: Hoe ging dat precies toen hij zijn been over je deed?
A: Hij lag met zijn bovenlichaam over mij heen, op een gegeven moment ging hij haken met zijn been over mijn been heen, een soort van klem. Mijn rechterbeen en volgens mij zijn rechterbeen.
V: En op welk moment wat dat dan precies?
A: Op het moment dat hij met zijn hand in mijn broek zat.
Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd: Whatsappgesprek tussen [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte] , verdachte)en [aangeefster] (
de rechtbank begrijpt: [aangeefster] , aangeefster)
[25-12-2023 22:50:08] [aangeefster] : [verdachte] wat je hebt gedaan vind ik echt niet oke.... En heb er super veel last van
[25-12-2023 22:55:38] + [telefoonnummer] : Sorry wat er is gebeurd ...
[25-12-2023 22:57:47] + [telefoonnummer] : Echt sorry dat dat gebeurde ...
Het ging ook niet expres het waren gevoelens die omhoog kwamen…
[25-12-2023 22:58:17] [aangeefster] : Je dwingde me
[25-12-2023 22:58:29] + [telefoonnummer] : Sorry dat ik door ging ...
[25-12-2023 23:28:51] [aangeefster] : Ik gaf steeds aan het is niet oké
[25-12-2023 23:28:54] [aangeefster] : En je bleef door gaan
[25-12-2023 23:28:57] + [telefoonnummer] : Begonnen met zoenen en toen gebeurde het
[25-12-2023 23:29:03] [aangeefster] : OMDAT JE DOOR GING
[25-12-2023 23:29:05] [aangeefster] : JE DWONG ME
[25-12-2023 23:29:08] [aangeefster] : OOK MET ME HAND
[25-12-2023 23:29:09] + [telefoonnummer] : Omdat het uit was gaf je aan ..
[25-12-2023 23:29:14] [aangeefster] : JE GING DOOR.
Een proces-verbaal van aangifte van [moeder] (moeder van aangeefster), genummerd PL0900-2023394285-14, voor zover inhoudende:
[aangeefster] begon te huilen en zei dat hij aan haar had gezeten. [aangeefster] zei dat hij had gekeken of ik sliep. En [aangeefster] zei huilend dat hij met zijn hand in haar broek had gezeten.
V: Wanneer heeft uw dochter tegen u verteld wat er gebeurd is?
A: Dat was eerste kerstdag 2023, meteen nadat het gebeurd was.
V: Wat zag u aan haar toen zij dit aan u vertelde?
A: Dat ze flink over haar toeren was. Ze huilde en ik kon haar amper verstaan.
Bewijsoverwegingen
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Het antwoord op de vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan en sprake is van voldoende steunbewijs, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de ontuchtige handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende kan zijn wanneer de verklaring van de aangeefster, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. In ieder geval mag tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband. Als het aanvullend bewijsmateriaal alleen is aan te merken als een onderbouwing van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster, geeft deze daaraan in het licht van artikel 342, tweede lid, Sv onvoldoende steun. Dat geldt bijvoorbeeld als het aanvullend bewijs bestaat uit een ‘de auditu’-verklaring, inhoudende een weergave van wat de ‘bron’ aan de betrokken getuige heeft verteld. Indien een verklaring van een getuige daarentegen (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van het slachtoffer op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezenverklaarde.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn. De raadsman heeft gewezen op verschillen tussen haar verklaring die zij bij de politie heeft afgelegd en de verklaring die zij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Daarnaast verschillen de verklaringen van aangeefster op sommige punten met de getuigenverklaringen van haar moeder en [A]. Dit maakt volgens de raadsman haar verklaringen niet betrouwbaar.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de verklaringen van aangeefster authentiek, consistent en voldoende specifiek zijn. Aangeefster heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gedetailleerd en concreet beschreven welke seksuele handelingen verdachte bij haar heeft uitgevoerd. Zo heeft zij onder meer omschreven hoe verdachte zijn hand in haar broek heeft gedaan en zijn vinger tussen haar schaamlippen heeft gebracht. Vervolgens heeft verdachte met haar clitoris gespeeld. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen van aangeefster voldoende specifiek. De enkele punten waarop de verklaringen van aangeefster niet overeenkomen raken niet de essentie van haar verklaringen met het oog op de tenlastelegging.
Direct na het voorval heeft aangeefster tegenover haar moeder en [A] verteld wat haar is overkomen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verklaringen van de getuigen over wat aangeefster tegen hen heeft gezegd, in grote lijnen met haar eigen verklaringen overeenkomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat haar verklaringen authentiek en consistent zijn.
De rechtbank heeft, anders dan de raadsman, geen reden om aan de betrouwbaarheid van de belastende verklaringen van aangeefster te twijfelen. De rechtbank zal haar aangifte dan ook voor het bewijs gebruiken.
Voldoende steunbewijs
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de aangifte op voor de tenlastelegging essentiële onderdelen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zo vindt de verklaring van aangeefster steun in de verklaring van haar moeder. Zij heeft verklaard dat aangeefster thuis op de bank in huilen uitbarstte, nadat zij haar moeder had verteld dat verdachte tegen haar wil was binnengedrongen.
Verder worden de verklaringen van aangeefster ondersteund door de Whatsapp-gesprekken die op 25 december 2023, direct na het voorval, tussen aangeefster en verdachte zijn gevoerd. Op de opmerking van aangeefster dat het niet kan wat verdachte heeft gedaan en dat ze er veel last van heeft reageert verdachte met “Sorry wat er is gebeurd”. Als aangeefster hem schrijft dat verdachte haar heeft gedwongen schrijft verdachte terug dat het hem spijt dat hij doorging. Aangeefster geeft later in het gesprek nogmaals aan dat verdachte haar heeft gedwongen en dat zij tijdens het voorval heeft aangegeven dat het niet oké was. Uit deze gesprekken heeft de rechtbank afgeleid dat sprake is geweest van dwang.
De waarnemingen van de getuigen en de inhoud van de Whatsapp-gesprekken zoals hiervoor beschreven acht de rechtbank voldoende om als steunbewijs te dienen. Daarom is in dit geval aan het bewijsminimum voldaan.
Binnendringen
Het met de vinger tussen de schaamlippen en clitoris gaan is aan te merken als “binnendringen” zoals dat is vereist in de delictsomschrijving van verkrachting (artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht).Dit brengt met zich dat ook de bewezenverklaarde gedragingen die op zichzelf geen binnendringen zijn (namelijk het vastpakken van het hoofd, het tongzoenen, het omhoog trekken van het hemd en het vastklemmen van de benen) ook onder de delictsomschrijving van verkrachting vallen, omdat het in de delictsomschrijving gaat om “handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen”. Dit betekent dat niet iedere gedraging op zichzelf juridisch gezien binnendringen hoeft te zijn.
Dwang
De vraag is vervolgens of kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen om deze seksuele handelingen te ondergaan en haar dus heeft verkracht. Van dwang – in de zin van het in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde dwingen – kan sprake zijn als een slachtoffer zich redelijkerwijs niet tegen een onverhoeds (onverwachts) handelen van verdachte heeft kunnen verzetten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aangeefster heeft gedwongen om de seksuele handelingen te dulden. Aangeefster was in de veronderstelling dat verdachte een (afsluitend) gesprek met haar wilde hebben in de slaapkamer. Toen zij en verdachte op het bed zaten heeft hij plotseling haar hoofd vastgepakt en heeft haar tongzoenen gegeven. Daarna heeft hij haar benen vastgeklemd zodat haar bewegingsvrijheid minimaal was. Vervolgens is hij met zijn hand in haar broek gegaan en is met zijn vinger tussen haar schaamlippen gegaan en heeft haar clitoris aangeraakt. Tijdens het voorval heeft aangeefster meerdere malen gezegd dat hij moest stoppen en heeft zich verzet. Ook de Whatsapp-gesprekken tussen verdachte en aangeefster geven naar het oordeel van de rechtbank het beeld dat sprake was van een situatie die aangeefster niet heeft gewild.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van dwang. Door te handelen zoals hierboven beschreven heeft verdachte opzettelijk veroorzaakt dat aangeefster de seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 december 2023 aangeefster heeft verkracht, zoals hierna zal worden bewezenverklaard.