Op 12 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een inwoner van Duitsland, en de Dienst Toeslagen. Eiseres had op 4 januari 2023 een aanvraag ingediend voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). Verweerder, de Dienst Toeslagen, heeft echter niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep door eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder in gebreke is gesteld op 10 april 2024 en eiseres pas op 18 juli 2024 beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is. Verweerder is verplicht om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres, en dit moet binnen zes weken na de uitspraak gebeuren. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat er een dwangsom van € 50,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 453,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet ook worden vergoed.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de mogelijkheden voor burgers om beroep in te stellen bij het niet tijdig nemen van besluiten. De rechtbank heeft in deze zaak de relevante wetgeving, waaronder de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), in acht genomen en de termijnen voor het nemen van besluiten uiteengezet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.