ECLI:NL:RBMNE:2025:3832

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
C/16/587040 / HA ZA 25-37
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op rechtsverwerking in geschil over verkoop woning onder bewind

In deze zaak vordert eiser, de stiefzoon van de onderbewindgestelde, een boete van € 385.000,00 van gedaagde, de bewindvoerder van zijn stiefmoeder, omdat de woning van de onderbewindgestelde is verkocht zonder dat deze eerst aan hem is aangeboden. Eiser stelt dat er een afspraak was met zijn vader, die de woning eerst aan hem moest aanbieden voordat deze aan een derde verkocht mocht worden. De rechtbank oordeelt echter dat gedaagde zich op rechtsverwerking kan beroepen. Eiser heeft bij gedaagde het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij niet geïnteresseerd was in de aankoop van de woning, wat blijkt uit zijn communicatie met gedaagde. De rechtbank wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. K.G.F. van der Kraats en openbaar uitgesproken door mr. N.A.J. Purcell op 2 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/587040 / HA ZA 25-37
Vonnis van 2 juli 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna ook te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.C.P. van der Heijden,
tegen
[gedaagde] B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van mevrouw [onderbewindgestelde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. E.J. Overwater.

1.De procedure

1.1.
De rechter beschikt over de volgende stukken:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 9,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 9,
- de akte van 17 april 2025 met productie 10 van [eiser] .
1.2.
Op 28 mei 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten mede aan de hand van spreekaantekeningen verder toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
Mevrouw [onderbewindgestelde] is de stiefmoeder van [eiser] en staat onder bewind van [gedaagde] . [eiser] wil dat [gedaagde] een boete van € 385.000,00 aan hem betaald, omdat [gedaagde] de woning van mevrouw [onderbewindgestelde] heeft verkocht zonder de woning eerst aan hem aan te bieden en dit had [gedaagde] volgens [eiser] wel moeten doen. De rechter wijst deze vordering af, omdat het beroep van [gedaagde] op rechtsverwerking slaagt. De rechter zal hierna uitleggen hoe en waarom zij tot dit oordeel is gekomen.
3. De achtergrond van het geschil
Wat was de afspraak?
3.1.
De vader van [eiser] woonde aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats] samen met mevrouw [onderbewindgestelde] met wie hij in gemeenschap van goederen was getrouwd. In 2009 heeft de vader van [eiser] zijn andere woning (aan de [straat 2] [nummeraanduiding 2] in [plaats] ) aan [eiser] verkocht. Die woning is in 2009 aan [eiser] geleverd en in de leveringsakte van die woning hebben [eiser] en zijn vader onder andere afgesproken dat hij (de vader) zijn woning aan de [straat 1] eerst te koop moest aanbieden aan [eiser] als hij deze woning wilde verkopen. Dit aanbod moest via een aangetekende brief of bij deurwaardersexploot worden gedaan. Pas als [eiser] geen gebruik wenste te maken van dat aanbod, stond het de vader vrij om de woning te verkopen aan een derde. [eiser] en zijn vader hadden ook afgesproken dat als zijn vader zich niet aan deze afspraak hield, hij een boete aan [eiser] moest betalen gelijk aan de waarde van de woning.
Wat is er gebeurd?
3.2.
De vader van [eiser] is in 2014 overleden. Nadat mevrouw [onderbewindgestelde] in 2022 is verhuisd naar een verpleeghuis, heeft haar bewindvoerder ( [gedaagde] ) de woning aan de [straat 1] uiteindelijk aan een derde verkocht en geleverd voor een bedrag van € 385.000,00.
Wat wil [eiser] ?
3.3.
[eiser] vordert in deze procedure betaling van [gedaagde] van € 385.000,00 op grond van het met zijn vader overeengekomen boetebeding, omdat [gedaagde] de woning niet eerst aan hem heeft aangeboden. Volgens [eiser] is mevrouw [onderbewindgestelde] namelijk ook gebonden aan de afspraken die hij met zijn vader heeft gemaakt.
Wat vindt [gedaagde] ?
3.4.
[gedaagde] is het hier niet mee eens. Zij vindt dat mevrouw [onderbewindgestelde] niet is gebonden aan de afspraken die [eiser] met zijn vader heeft gemaakt. Als mevrouw [onderbewindgestelde] wél is gebonden aan deze afspraken, stelt [gedaagde] zich onder andere op het standpunt dat [eiser] afstand heeft gedaan van zijn recht en “zijn recht heeft gebruikt”, omdat hij in de gelegenheid is geweest om de woning te kopen, maar hier geen werk van heeft gemaakt. De rechter begrijpt deze stelling van [gedaagde] zo dat zij zich op rechtsverwerking beroept. Volgens [gedaagde] is de vordering van [eiser] daarom ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van [eiser] worden afgewezen, omdat het beroep van [gedaagde] op rechtsverwerking slaagt. De rechtbank licht dat hierna toe. De vraag of de andere verweren van [gedaagde] wel of niet slagen, hoeft daarom niet meer te worden beantwoord.
Rechtsverwerking: het toetsingskader
4.2.
Om rechtsverwerking te kunnen aannemen is nodig dat de rechthebbende zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht of bevoegdheid (zie o.a. HR 11 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2574, r.o. 4.2). Voor rechtsverwerking is het niet vereist dat de rechthebbende ( [eiser] in dit geval) zijn recht
wilverliezen. De rechthebbende verliest zijn recht namelijk door feitelijke gedragingen en dit kan zonder of zelfs tegen zijn wil zijn.
4.3.
De lat voor een succesvol beroep op rechtsverwerking ligt hoog. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is enkel tijdsverloop daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt.
Waarom het beroep van [gedaagde] op rechtsverwerking slaagt
4.4.
De rechter is van oordeel dat [eiser] bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat hij ( [eiser] ) wilde dat de woning door [gedaagde] aan een derde zou worden verkocht en dat hijzelf de woning niet wilde kopen.
4.5.
[gedaagde] en [eiser] hadden namelijk met enige regelmaat contact over de verkoop van de woning. In de eerste plaats blijkt uit dat contact dat [eiser] wilde dat de woning zo snel mogelijk zou worden verkocht en hier ook actief op aanstuurde. [eiser] heeft bijvoorbeeld op 20 maart 2023 (via whatsapp) bij [gedaagde] geïnformeerd wat de stand van zaken was met betrekking tot de verkoop van de woning:

Dag [A (voornaam)] , zit er al schot in het leeghalen en de verkoop van de [straat 1] ? Dat zou nu moeten kunnen toch? Het pand gaat erg achteruit. Hoor graag. Gr. [eiser (voornaam)].”
4.6.
Op 14 april 2023 mailde [eiser] [gedaagde] wederom met de boodschap dat het fijn zou zijn als de woning spoedig zou worden verkocht:
“(…)
Inmiddels hebben wij de persoonlijke spullen van [onderbewindgestelde (voornaam)] [rechtbank: mevrouw [onderbewindgestelde] ] verzameld in een aantal dozen. Die kunnen naar haar toe. Ik begrijp dat het de bedoeling is om de grote meubels etc. op te slaan. Verder kan de woning nu geheel worden leeggeruimd. (…)
Laten we proberen om eea zo spoedig mogelijk af te ronden, dan heeft [onderbewindgestelde (voornaam)] ook duidelijkheid en het zou fijn zijn als het geregeld is.”
4.7.
In diezelfde e-mail van 14 april benoemt [eiser] ook nog dat het wellicht verstandig is om de vraagprijs van de woning (naar beneden) aan te passen:

Tevens wellicht verstandig om separaat een nieuwe machtiging bij de rechter te vragen voor een verkoop voor een lager bedrag dan de taxatiewaarde a 460k. Makelaar die ik heb gesproken denkt dat dit – mede gezien de ontwikkelingen in de markt – significant minder zal opbrengen. Max ergens begin 300.”
4.8.
De woning is vervolgens door [gedaagde] te koop gezet voor een bedrag van € 375.000,00. Hierover is [eiser] op 1 augustus 2023 door [gedaagde] via whatsapp als volgt over geïnformeerd:

Goedenavond [eiser (voornaam)] , goed om te weren dat het huis ban mevr. [onderbewindgestelde] Inmiddels op Funda staat en verder ook online te koop staat via website etcetera van makelaar [B] . Met een mooie fotocollage van hethuis. Nu hopendat er kopers komen. We hebben er 1 nodig… groeten [A (voornaam)].”
4.9.
[eiser] reageerde hier als volgt op:

Goedenavond [A (voornaam)] , zeker! Ik zag hem idd ook al staan. Laten we hopen dat het nu snel verkocht kan worden. Nogmaals dank en fijne avond! Gr [eiser (voornaam)].”
4.10.
Op 17 augustus 2023 heeft [gedaagde] [eiser] vervolgens geïnformeerd dat een stel interesse heeft in de woning, maar nog wel een aantal vragen heeft. [gedaagde] heeft aan [eiser] gevraagd of het goed is dat de makelaar hierover contact met hem opneemt. [eiser] heeft gereageerd: “
Goedemiddag [A (voornaam)] dat mag zeker!”.
4.11.
Het is dus niet zo, zoals [eiser] in de dagvaarding lijkt te suggereren, dat [eiser] er pas in oktober 2024 achter kwam dat de woning door [gedaagde] was verkocht aan een derde.
4.12.
In de tweede plaats blijkt uit het contact niet dat [eiser] zelf interesse had in de woning. Ook blijkt niet uit het handelen van [eiser] dat hij die interesse had. [eiser] heeft namelijk nooit een serieuze poging ondernomen om de woning te kopen. Weliswaar heeft hij op 15 juli 2024 een bod uitgebracht van € 250.000,00, maar dit bod valt niet serieus te nemen, omdat [eiser] wist van de taxatie van de woning, wist wat de woning van de kantonrechter moest opbrengen en wist dat er op de woning nog een hypotheek van € 350.000,00 rustte. Daarna heeft [eiser] geen ander (hoger) bod meer gedaan, terwijl hij wel de financiële ruimte had om dit te doen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] namelijk verteld dat hij over de financiële middelen beschikte om een hoger bod uit te brengen (namelijk maximaal € 450.000,00).
4.13.
[gedaagde] heeft uiteindelijk op 28 september 2024 een koopovereenkomst met een derde gesloten die de woning wilde kopen voor € 385.000,00. Daarna (in oktober 2024) kwam de makelaar er via de notaris achter dat de vader een aanbiedingsplicht tegenover [eiser] had. De makelaar heeft [eiser] hierover telefonisch geïnformeerd en na dit gesprek heeft de makelaar [eiser] op 11 oktober 2024 een afstandsverklaring toegestuurd met het verzoek deze te ondertekenen. Volgens [gedaagde] heeft de makelaar deze afstandsverklaring opgesteld, omdat [eiser] tijdens het telefoongesprek zou hebben gezegd dat hij de koop niet in de weg wilde staan en vond dat de overdracht moest doorgaan. [eiser] betwist dat hij dit heeft gezegd. Vaststaat in ieder geval dat [eiser] de afstandsverklaring niet heeft ondertekend en op 31 oktober 2024 aan de makelaar heeft laten weten dat hij mevrouw [onderbewindgestelde] houdt aan de aanbiedingsplicht. [gedaagde] zette de verkoop desondanks door, omdat zij anders een boete zou moeten betalen aan de koper.
4.14.
[eiser] heeft verklaard dat hij door het gesprek met de makelaar zich de afspraak met zijn vader weer herinnerde. Als [eiser] daadwerkelijk die afspraak was vergeten, komt dat voor zijn rekening en risico. Juist hij wist of had kunnen weten welke afspraken hij met zijn vader had gemaakt over de verkoop van de woning aan de [straat 1] . Die afspraak stond namelijk in de leveringsakte van zijn eigen woning (aan de [straat 2] ), waar [gedaagde] niet de beschikking over had. Gelet op al deze omstandigheden, heeft [eiser] bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij wilde dat de woning aan een derde zou worden verkocht en hij de woning zelf niet wilde kopen. Dit rechtvaardigt dat [gedaagde] daarom geen boete verbeurt. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
4.15.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [gedaagde] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [eiser] niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris advocaat
5.428,00
(2 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.693,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 5.693,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken door mr. mr. N.A.J. Purcell op 2 juli 2025.
EM 5792