ECLI:NL:RBMNE:2025:3882
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. van Wambeke
- Rechtspraak.nl
Terugvordering en boete in het kader van de Werkloosheidswet; beoordeling van nieuw gebleken feiten en omstandigheden
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 8 juli 2025, staat de terugvordering van een WW-uitkering en de oplegging van een boete centraal. Eiser, die een WW-uitkering ontving, had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn uitkering te herzien en terug te vorderen. De rechtbank behandelt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 21 november 2024, waarin het Uwv besloot niet terug te komen op zijn eerdere beslissing. Eiser stelt dat er nieuw gebleken feiten zijn die de herziening en terugvordering onterecht maken, maar de rechtbank oordeelt dat deze feiten niet nieuw zijn, omdat ze al bestonden vóór het eerdere besluit van 3 december 2019. De rechtbank concludeert dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen evident onredelijke beslissing is genomen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en de kosten voor de procedure niet vergoed krijgt.