ECLI:NL:RBMNE:2025:4030

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/4123 en UTR 25/4124
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het doden van wolf GW3237m en de rechtmatigheid daarvan

Op 23 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor het doden van de wolf met kenmerk GW3237m. De zaak betreft de verzoeken om voorlopige voorzieningen van Stichting De Faunabescherming en Stichting Animal Rights tegen het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de omgevingsvergunning in werking is getreden, ondanks de wijziging van de beschermingsstatus van de wolf op 14 juli 2025. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat voldaan is aan het noodzaakcriterium voor het doden van de wolf, gezien de ernstige risico's voor de openbare veiligheid door de wolf. De verzoeken zijn afgewezen, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van de verzoeksters afweegt tegen de noodzaak om de openbare veiligheid te waarborgen. De voorzieningenrechter concludeert dat de omgevingsvergunning naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven en dat de belangen van de verzoeksters niet opwegen tegen de risico's voor de veiligheid van mensen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 25/4123 en UTR 25/4124
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 juli 2025 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaak tussen
1. Stichting De Faunabescherming, uit Amstelveen,
(gemachtigde: mr. L. Mohammad),
2. Stichting Animal Rights, uit ’s-Gravenhage,
(gemachtigde: mr. C.M. van de Ven)
verzoeksters
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. J.S. Kramer en mr. S.J. van Winzum).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
Faunabeheereenheid Utrechtuit Renswoude.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de omgevingsvergunning voor het doden van de wolf met kenmerk GW3237m.
2. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn op 23 juli 2025 op zitting behandeld. De voorzieningenrechter heeft dezelfde dag mondeling uitspraak gedaan. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak.
3. Aan de zitting hebben deelgenomen:
  • namens de Faunabescherming: [A] , de gemachtigde en deskundige [B] ;
  • namens Animal Rights: [C] en de gemachtigde;
  • de gemachtigden van gedeputeerde staten en deskundige drs. [D] ;
Verder waren verschillende medewerkers van de provincie en de Faunabeheereenheid aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn ingediend tijdens de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter toetst of de bezwaren van verzoeksters een redelijke kans van slagen hebben en weegt de belangen van partijen bij het al dan niet treffen van een voorlopige voorziening. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Grondslag omgevingsvergunning
6. De omgevingsvergunning is verleend voor een flora- en fauna-activiteit. Het college heeft de vergunning verleend voor het afwijken van de verbodsbepaling uit artikel 11.46, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal): het opzettelijk doden van de wolf die genoemd staat in bijlage IV, onder a, bij de Habitatrichtlijn. Het gaat om het doden van een specifiek individu: de wolf met kenmerk GW3237m. De omgevingsvergunning is getoetst aan het beoordelingskader uit artikel 8.74k van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Eerste vraag: is de omgevingsvergunning in werking getreden?
7. Toen de omgevingsvergunning werd verleend stond de wolf op bijlage IV, onder a, bij de Habitatrichtlijn. De beschermingsstatus van de wolf is inmiddels aangepast van een strikt beschermde diersoort uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn naar beschermde diersoort in de zin van bijlage V van de Habitatrichtlijn. Deze wijziging is op 14 juli 2025 in werking getreden.
8. De Faunabescherming vindt dat de omgevingsvergunning door het vervallen van de rechtsgrondslag vanaf 14 juli 2025 niet in werking is getreden en niet op enig rechtsgevolg is gericht. De voorzieningenrechter denkt daar anders over. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omgevingsvergunning wel in werking is getreden. Het besluit tot verlening is genomen op 8 juli 2025 op basis van de toen geldende regelgeving. Dat tussen dat moment en het moment van inwerkingtreding vier dagen later de wolf van bijlage IV van de Habitatrichtlijn is verplaatst naar bijlage V, maakt niet dat het besluit niet in werking treedt. De inwerkingtreding is slechts een uitvloeisel van een besluit dat op grond van toen actuele Europese regelgeving was gebaseerd.
9. De voorzieningenrechter oordeelt dat de omgevingsvergunning ook niet van rechtswege is vervallen. Daarvoor vindt zij steun in rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [1] Wel zullen gedeputeerde staten bij het nemen van de beslissing op de bezwaren moeten kijken of er nog een rechtsgrondslag is voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit. Van belang hierbij is dat ter implementatie van de wijziging van de beschermingsstatus een algemene maatregel van bestuur in de maak is waarbij de wolf wordt toegevoegd aan bijlage IX van het Bal. Dit sluit aan bij het minder strenge regime van bijlage V van de Habitatrichtlijn. Mogelijk is die wijziging inwerking getreden voor het nemen van de beslissing op bezwaar. Het is dus niet ondenkbaar dat er ook bij het nemen van de beslissing op bezwaar een rechtsgrondslag voor de omgevingsvergunning zal zijn. Verder hebben gedeputeerde staten op de zitting toegelicht dat eventueel ook met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van de bepaling over het gebruik van een geweer in artikel 11.75 van het Bal. Omdat op dit moment sprake is van een verleende omgevingsvergunning, volgt de voorzieningenrechter de Faunabescherming niet in haar standpunt dat nu gelet op het bepaalde in artikel 11.75, eerste lid aanhef en onder c, geen gebruik mag worden gemaakt van een geweer.
Voorlopige rechtmatigheidstoets
Mochten gedeputeerde staten zich op adviezen van ingeschakelde deskundigen baseren?
10. Gedeputeerde staten hebben deskundigen ingeschakeld om het gedrag van de wolf bij meerdere incidenten te kunnen duiden. De Zoogdiervereniging heeft een notitie opgesteld en aan [adviesbureau] is een second opinion gevraagd. Ook is er e-mail van professor [E] . Gedeputeerde staten baseren zich op de adviezen van deze deskundigen. Dat mogen zij doen, tenzij er een goede reden is om aan die adviezen te twijfelen.
11. Animal Rights stelt dat deze deskundigen niet echt onafhankelijk en onpartijdig zijn. Op de zitting heeft zij dit genuanceerd en toegelicht dat gedeputeerde staten te eenzijdig deskundigen hebben benaderd, van wie hun visie op de wolf bekend is en met elkaar overeenstemt. Animal Rights vindt dat gedeputeerde staten ook deskundigen met een andere kijk op de wolf hadden moeten inschakelen. De voorzieningenrechter is het daar niet mee eens. Dat een deskundige in het verleden meermalen aan gedeputeerde staten heeft geadviseerd en dat bekend is dat de deskundige een andere mening heeft over veel van de wolf betreffende punten dan Animal Rights en haar deskundige, maakt iemand nog niet partijdig of niet onafhankelijk. Het is juist eigen aan mensen met veel expertise dat ze vaak worden ingeschakeld en dat hun kijk op zaken bekend is. Daarnaast zijn gedeputeerde staten niet over een nacht ijs gegaan, maar hebben gedeputeerde staten meerdere deskundigen benaderd en om advies gevraagd. Dat dezen allen hetzelfde over de kwestie denken, betekent niet dat sprake is van een eenzijdige benadering, maar kan ook gezien worden als een bevestiging van de juistheid van de visies.
Is afschieten van de wolf nodig in het belang van de openbare veiligheid?
12. Verzoeksters betwisten dat er gevaar is voor de openbare veiligheid. Zij stellen onder verwijzing naar hun deskundigen dat niet valt uit te sluiten dat het om (seizoensgebonden) verdedigingsgedrag van de wolf ging en dat niet vaststaat dat de incidenten ongeprovoceerd waren.
13. [adviesbureau] heeft de noodzaak uitvoering onderbouwd. Daarbij is gekeken naar alle omstandigheden van de incidenten, is beschreven of en hoe het incident aan wolf GW3237m te linken is en wat mogelijke verklaringen voor het gedrag kunnen zijn. Wat verzoeksters en hun deskundigen daartegen in hebben gebracht, geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan de bevindingen van [adviesbureau] te twijfelen.
14. De voorzieningenrechter stelt vast dat sprake is van twee incidenten met fysieke interactie tussen wolf GW3237m en een mens. Het incident van 19 mei 2025 is de aanleiding geweest voor de vergunningverlening.
15. Bij het incident van 19 mei 2025 was GW3237m betrokken, zoals blijkt uit aangetroffen DNA. Het argument van de deskundige van Animal Rights dat de bewijsketen niet is beschreven, doet geen twijfel hierover rijzen. Het komt de voorzieningenrechter ver gezocht voor dat het DNA van de wolf op een andere manier op het kledingstuk van het slachtoffer is gekomen. Bij het incident is een wandelaar twee keer in het been gebeten. Ondanks schreeuwen liep de wolf een heel stuk mee en bleef een tijdje gefocused staan tegenover het slachtoffer en twee andere personen.
16. Het incident van 31 juli 2024 lijkt, anders dan verzoeksters stellen, niet een reactie op een loslopende hond, maar een aanval op een kind. Uit de beschrijving van het incident blijkt namelijk dat de wolf met zijn poot op de rug van het op de grond liggende kind stond en zijn kop omlaag had. De hond stond wat verderop bij zijn eigenaar en was rustig. Er was geen interactie tussen wolf en hond. Het DNA op het kind was van GW3237m.
17. De voorzieningenrechter oordeelt dat [adviesbureau] ook uitvoerig heeft onderbouwd dat geen sprake was van defensief gedrag. Alle mogelijke verklaringen voor het gedrag zijn besproken, zoals de nabijheid van de kraamlocatie, een sociale ontmoetingsplaats of de aanwezigheid van een prooi. De deskundigen van verzoeksters benoemen andere verklaringen, zoals bescherming van de welpen die mogelijk wel in de buurt waren, of een irritatie door een eerder ontmoete hond. Maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijft het vooralsnog bij theoretische verklaringen.
18. Evenmin is gebleken dat sprake is geweest van provocatie. Voor de stelling van Animal Rights dat wel sprake kan zijn geweest van provocatie, mogelijk eerder op de dag van het incident, bijvoorbeeld door een confrontatie met een hond, ziet de voorzieningenrechter geen aanwijzingen.
19. De voorzieningenrechter constateert dus dat de wolf voldoet aan de omschrijving van categorie H van de interventierichtlijn bij het Wolvenplan 2025, waarvoor het verwijderen uit de populatie als maatregel is genoemd. Dit brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat is voldaan aan het noodzaakcriterium.
Zijn er andere bevredigende oplossingen?
20. De door gedeputeerde staten ingeschakelde deskundigen hebben ook op dit punt uitgebreid onderbouwd waarom er geen minder zware oplossingen zijn. De voorzieningenrechter kan dit volgen. De alternatievenafweging staat in de omgevingsvergunning beschreven. In het gebied worden ook de nodige preventieve maatregelen getroffen. De door verzoeksters genoemde alternatieven zijn volgens gedeputeerde staten geen echte oplossing voor het probleem. Namelijk de van deze wolf uitgaande dreiging voor letsel of erger bij mensen. Het (tijdelijk) afsluiten van het gebied, zoals verzoeksters noemen, is voorts geen effectieve oplossing. Het is niet aannemelijk dat de wolf in de periode van de afsluiting zal worden gedeconditioneerd. Dat blijkt ook uit het feit dat na de afsluiting in 2024 in 2025 weer een bijtincident heeft plaatsgevonden. Verder heeft de rentmeester van het Landgoed Den Treek-Henschoten erop gewezen dat het incident van 31 juli 2024, tijdens de volledige afsluiting van Den Treek, buiten het landgoed nabij Austerlitz heeft plaatsgevonden.
Wordt afbreuk gedaan aan het streven om de wolvenpopulatie in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan?
21. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [adviesbureau] ook op dit punt inzichtelijk onderbouwd waarom het doden van GW3237m, ondanks de nog niet gunstige staat van instandhouding, niet afdoet aan het streven de wolvenpopulatie in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan, dit zowel op lokaal en nationaal niveau als op grensoverschrijdend niveau. De vraag of de welpen het uit de roedel verwijderen van GW3237m overleven en of de roedel bijeen blijft, speelt daarbij kennelijk geen doorslaggevende rol. Volgens [adviesbureau] zal namelijk sprake blijven van een toestroom van wolven uit Duitsland, die de wegvallende wolf en in het ergste geval de hele roedel compenseren. Dat bij het beoordelen van de gunstige staat van instandhouding rekening mag worden gehouden met grensoverschrijdende uitwisseling van populaties volgt uit het arrest van het Europese Hof van Justitie van 12 mei 2025, ECLI:EU:C:2025:429 (Estse wolf). Gelet op het voorgaande treft het beroep van Animal Rights op het voorzorgsbeginsel uit artikel 191 van het VWEU dan ook geen doel.
22. Overigens heeft [adviesbureau] ook uiteen gezet waarom uit kan worden gegaan van een gunstig scenario voor de overlevingskans van de welpen. Twee van de jaarlingen helpen de moederwolf bij de zorg en voedselvoorziening voor de welpen, er is genoeg voedsel beschikbaar en er is sprake van een beperkt aantal welpen. Professor [E] heeft dit gunstige scenario bevestigd.
Is de wolf te identificeren?
23. Verzoeksters vrezen dat de verkeerde wolf zal worden afgeschoten. De voorzieningenrechter overweegt dat [adviesbureau] uitvoerig heeft beschreven hoe GW3237m te identificeren is. Dat is aan de hand van een lijst met uiterlijke kenmerken. Voorts is op de zitting toegelicht dat de uitvoerders van de vergunning grondig worden geïnstrueerd. Verder moeten zij met 2- of 3-tallen op pad gaan om fouten te voorkomen. Dit is ook in de omgevingsvergunning geborgd (voorschrift l). De stelling van verzoeksters dat de jaarlingen mogelijk erg op de wolf lijken, vindt de voorzieningenrechter voldoende weersproken. De deskundige van het college heeft op de zitting namelijk toegelicht dat de uiterlijke kenmerken van die jaarlingen duidelijk anders zijn dan van de wolf en dat er ook beeldmateriaal van de jaarlingen is dat wordt gedeeld met de uitvoerders van de vergunning. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat de wolf wel degelijk te identificeren is.
Conclusie voorlopige rechtmatigheidstoets
24. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zal de omgevingsvergunning naar verwachting in bezwaar in stand blijven.
Belangenafweging
25. Tegen de achtergrond dat geen grote twijfels bestaan over de voorlopige rechtmatigheid van de omgevingsvergunning, weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoeksters die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van gedeputeerde staten en de Faunabeheereenheid die pleiten tegen het treffen daarvan. Gedeputeerde staten hebben, naast de taak om de wolf te beschermen, ook als taak om de openbare veiligheid te beschermen. Het belang van verzoeksters is het opkomen voor de beschermde wolf. De voorzieningenrechter realiseert zich dat wanneer de omgevingsvergunning uitgevoerd mag worden, dit onomkeerbare gevolgen heeft. Als het lukt om de wolf te doden voordat op de bezwaren is beslist, is het te laat om daar nog iets aan te veranderen als verzoeksters toch gelijk zouden krijgen. Maar de voorzieningenrechter vindt het risico op al dan niet zwaar of lethaal letsel bij mensen veroorzaakt door wolf GW3237m zodanig ernstig is, dat het voorkomen hiervan zwaarder moet wegen dan het belang van verzoeksters bij het afwachten op de uitkomst van de bezwaarprocedure.

Conclusie en gevolgen

26. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Dat betekent dat gebruik mag worden gemaakt van de omgevingsvergunning en dat tot afschot mag worden overgegaan.
27. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
28. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025 door mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Onder andere de uitspraak van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:71 (Logtsebaan).