ECLI:NL:RBMNE:2025:4046

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
C/16/596323 / JE RK 25/1063
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van zorgwekkende thuissituatie en seksueel grensoverschrijdend gedrag

Op 21 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over een minderjarige, geboren in 2018. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te verlengen tot 8 oktober 2025. Dit besluit is genomen naar aanleiding van ernstige zorgen over de thuissituatie van de minderjarige, die verblijft in een crisisopvang. Er zijn grote zorgen over seksueel grensoverschrijdend gedrag van de broer van de minderjarige, die 10 jaar oud is, richting haar, en over de veiligheid bij de moeder en haar partner, die de kinderen met een riem hebben geslagen.

Tijdens de zitting op 21 juli 2025, die met gesloten deuren plaatsvond, waren de moeder, haar advocaat, vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De moeder voerde verweer tegen de verlenging van de machtiging, maar de kinderrechter oordeelde dat de situatie van de minderjarige onacceptabel is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en haar partner niet inzien hoe schadelijk hun gedrag is voor de kinderen.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, omdat de thuissituatie onvoldoende veilig is voor de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/596323 / JE RK 25/1063
Datum uitspraak: 21 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, [.] ,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. O. Bolluijt in Almere,
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, gevestigd in Amsterdam-Zuidoost,
hierna te noemen de GI.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 8 juli 2025;
  • het bericht van de Raad met bijlagen van 15 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door een tolk (Engels), met haar advocaat;
- [A] en [B] , namens de Raad;
  • [C] , namens de GI;
  • [D] , de vader van de broer van [minderjarige (voornaam)] , aan wie de kinderrechter bijzondere toegang tot de zitting heeft verleend.
1.3.
Het verzoek van de Raad onder zaaknummer C/16/596309 / JE RK 25-1062 is mee behandeld tijdens de zitting.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige (voornaam)] verblijft in een crisisopvang.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 juli 2025 [minderjarige (voornaam)] voorlopig onder toezicht gesteld tot 8 oktober 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 juli 2025 een spoedmachtiging verleend om [minderjarige (voornaam)] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsvervangende omgeving (pleegzorg of gezinshuis) tot 5 augustus 2025. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De kinderrechter moet nu nog beslissen op het resterende verzoek van de Raad om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, dus tot 8 oktober 2025, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt

4.1.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek. Zij is het niet eens met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Volgens de moeder is de thuissituatie voldoende veilig als de broer van [minderjarige (voornaam)] niet meer thuis woont. De advocaat van de moeder heeft daarom verzocht om afwijzing van het verzoek.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter heeft de partijen gehoord op de spoedbeslissing en neemt geen andere beslissing dan eerder is genomen. De kinderrechter zal daarnaast de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, dus tot 8 oktober 2025. Zij zal hieronder toelichten hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
De machtiging tot uithuisplaatsing
5.2.
Uit artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de kinderrechter een GI kan machtigen een minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen als dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Uit artikel 1:265c, tweede lid, BW volgt dat de kinderrechter deze machtiging telkens met een jaar kan verlengen. De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding.
5.3.
Er zijn veel zorgen over (de thuissituatie van) [minderjarige (voornaam)] . Deze zorgen liggen in het herhaald seksueel grensoverschrijdende gedrag van de broer van [minderjarige (voornaam)] richting haar, maar ook in de onpedagogische en onverantwoorde manier waarop de moeder en haar huidige partner reageren op dat gedrag.
5.4.
Er zijn al langer zorgen over de verzorging en opvoeding van [minderjarige (voornaam)] en haar broer en over hun veiligheid. Op 24 april 2025 heeft een Jeugdbeschermingstafel plaatsgevonden waar veiligheidsafspraken zijn gemaakt. Het buurtteam ( [organisatie 1] ), [organisatie 2] (specialistische jeugdhulp), [organisatie 3] en Veilig Thuis hebben zorgen gemeld over herhaaldelijk vermeend seksueel grensoverschrijdend gedrag van [E] naar [minderjarige (voornaam)] , overbelasting bij moeder en een gebrek aan (emotionele) beschikbaarheid voor de kinderen. Zowel op het gebied van basiszorg (eten, slapen, beweging, dagritme, adequate kleding), emotionele zorg als pedagogische zorg zien zij langere tijd signalen van verwaarlozing. [minderjarige (voornaam)] is aanklampend naar de hulpverlening en vraagt of zij met hen meekan. Moeder zou [E] slaan, om hem te straffen voor zijn gedrag richting [minderjarige (voornaam)] . De Raad heeft vervolgens besloten een beschermingsonderzoek te doen.
5.5.
De broer van [minderjarige (voornaam)] heeft een vriend in een park gedwongen om seksuele handelingen te verrichten bij [minderjarige (voornaam)] en dat te filmen. Op dat moment was er, tegen de veiligheidsafspraken in, geen toezicht op de kinderen. [minderjarige (voornaam)] en haar broer mochten samen niet alleen gelaten worden. De moeder heeft zich echter niet aan deze veiligheidsafspraak gehouden, waardoor [minderjarige (voornaam)] en haar broer beiden in een onveilige situatie terecht zijn gekomen. De beelden van de seksuele handelingen zijn bij de politie terecht gekomen, die vervolgens de ouders hiermee heeft geconfronteerd. Toen de moeder en haar partner ontdekten wat [minderjarige (voornaam)(-s)] broer had gedaan, heeft de partner zowel [E] als [minderjarige (voornaam)] geslagen met een riem; [E] vanwege zijn gedrag en [minderjarige (voornaam)] omdat zij niet naar hen toe is gekomen om te vertellen wat haar broer wilde doen dan wel had gedaan. Bij [minderjarige (voornaam)] is in het ziekenhuis, bij het onderzoek naar aanleiding van de seksuele handelingen, lichamelijk letsel waargenomen, onder andere op haar armen, buik en benen. Volgens de Raad zou [minderjarige (voornaam)] hierover moeten liegen, maar was dit letsel het gevolg van het slaan met de riem.
5.6.
De kinderrechter vindt de situatie ontzettend zorgelijk. [minderjarige (voornaam)] is een heel jong meisje. Zij is eerst slachtoffer geweest van seksuele handelingen door een vriendje van haar broer, eveneens een zeer jong kind. Vervolgens is zij thuis opnieuw in een zeer onveilige situatie terecht gekomen waar zij is mishandeld. De boodschap die zij daarmee heeft gekregen is dat wat er is gebeurd haar schuld is. Dat, terwijl zij na wat haar was overkomen thuis juist (extra) veiligheid had moeten ervaren. De kinderrechter vindt het zeer zorgelijk dat de moeder en haar partner ook tijdens de zitting niet lieten blijken dat zij inzien dat deze manier van handelen richting beide kinderen zeer schadelijk is. Ook als [E] langer uit huis geplaatst blijft betekent dat dat de thuissituatie voor [minderjarige (voornaam)] onvoldoende veilig is. De kinderrechter zal daarom het verzoek over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing toewijzen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct gaat gelden, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 8 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E. Can als griffier, en op schrift gesteld op 25 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.