ECLI:NL:RBMNE:2025:4053

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/6106
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugvordering kinderopvangtoeslag wegens onjuiste gegevens

In deze zaak heeft eiseres op 28 december 2021 een voorschot op de kinderopvangtoeslag voor 2022 ontvangen van € 6.024,-. Na het doorgeven van wijzigingen in haar kinderopvang op 20 juli 2022, heeft Dienst Toeslagen het voorschot herzien naar € 7.403,-. Echter, op 14 juni 2024 is de definitieve kinderopvangtoeslag vastgesteld op € 5.291,-, wat resulteert in een terugvordering van € 2.112,-. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar Dienst Toeslagen heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft op 4 juli 2025 het beroep van eiseres behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat eiseres verantwoordelijk is voor het controleren van de doorgegeven gegevens en dat het niet aan Dienst Toeslagen is om fouten te signaleren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en eiseres krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6106
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

Eiseres heeft op 28 december 2021 een voorschot op de kinderopvangtoeslag voor 2022 gekregen van in totaal € 6.024,-. Op 20 juli 2022 heeft zij verschillende wijzigingen in haar kinderopvang doorgevoerd. Ze heeft onder meer de opvanglocaties van twee van haar kinderen aangepast. Naar aanleiding van deze wijzigingen heeft Dienst Toeslagen op 23 augustus 2022 het voorschot voor de kinderopvangtoeslag voor 2022 herzien naar € 7.403,-.
Op 14 juni 2024 heeft Dienst Toeslagen de kinderopvangtoeslag voor 2022 definitief berekend en vastgesteld op € 5.291,-. Dit bedrag is lager dan het voorschot omdat het vastgestelde inkomen over dat jaar hoger bleek te liggen en eiseres minder uren aan kinderopvang heeft afgenomen dan de geschatte uren. Dit laatste houdt ermee verband dat eiseres bij het wijzigen van de opvanglocaties, de kinderopvang op de oude locatie niet heeft stopgezet. Daarom is bij de berekening van het voorschot uitgegaan van de uren van buitenschoolse opvang op zowel de oude als de nieuwe locatie. Vanwege dit ontstane verschil moet ze € 2.112,- terugbetalen.
Met het bestreden besluit van 13 september 2024 op het bezwaar van eiseres is Dienst Toeslagen bij dat besluit gebleven. Eiseres heeft beroep ingediend tegen dit bestreden besluit. Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres met haar partner en de gemachtigden van Dienst Toeslagen. Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiseres een hoger voorschot aan kinderopvangtoeslag heeft gekregen dan waarop zij recht had, omdat dit voorschot is berekend op basis van twee opvanglocaties en het nog niet definitief vastgestelde inkomen. Niet ter discussie staat dan ook dat Dienst Toeslagen de kinderopvangtoeslag over het jaar 2022 correct heeft vastgesteld op € 5.291,-. Eiseres vindt het echter niet eerlijk dat zij hierdoor een bedrag van € 2.192,- moet terugbetalen. De rechtbank ziet dit anders. In het digitale systeem zijn de gegevens inzichtelijk op basis waarvan het voorschot is berekend. Dat dit niet te controleren zou zijn, althans dat het systeem onduidelijk is, is de rechtbank niet gebleken. Dat betekent dat eiseres de gegevens had kunnen controleren en dit ook had moeten doen. Het is niet aan Dienst Toeslagen om eventuele fouten in doorgegeven wijzigingen te signaleren, maar aan de ontvanger van de toeslag om de gegevens te checken. Zo is het wettelijk toeslagsysteem ingericht. [1] In dit geval bestond voor die controle bovendien ook aanleiding, aangezien het voorschotbedrag naar aanleiding van de doorgegeven wijzigingen met bijna € 1.500,- steeg. De rechtbank begrijpt dat er op dat moment veel gaande was bij eiseres zoals een verbouwing en het nieuws dat de kinderopvang wellicht gratis zou worden. Echter, gelet op het systeem is het de verantwoordelijkheid van eiseres om de gegevens voor de kinderopvangtoeslag goed te controleren.
2. De rechtbank ziet dat eiseres deze fout niet bewust heeft gemaakt en dat het vervelend is dat dit zo veel later aan het licht komt. Dat betekent echter niet dat eiseres minder hoeft terug te betalen of dat de toeslag hoger moet zijn dan waar eiseres recht op heeft. Het uitgangspunt is dat iemand alleen de toeslag krijgt waarop diegene recht heeft en dat betekent ook dat als iemand teveel toeslag heeft ontvangen, die toeslag in principe volledig moet worden terugbetaald. Alleen in geval van bijzondere omstandigheden, wordt daarop een uitzondering gemaakt. Dat doet zich hier niet voor. Het beleid van Dienst Toeslagen [2] omtrent het terugbetalen stelt namelijk dat als het gaat om een verschil in inkomen en/of in afgenomen uren, zoals hier het geval, er geen sprake is van bijzondere omstandigheden op basis waarvan een uitzondering gemaakt kan worden. Voor het afzien van terugvordering of een matiging van het terug te betalen bedrag bestaat met andere woorden geen aanleiding.
3. Dat betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
4. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2025 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier.
De rechter is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld rechtsoverweging 4.6 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:490.
2.Zie paragraaf 2.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen.