ECLI:NL:RBMNE:2025:4065

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/16/589461 / FO RK 25-239
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling en kinderalimentatie in familierechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 augustus 2025 een beschikking gegeven inzake de wijziging van de omgangsregeling en de kinderalimentatie tussen de ouders van een minderjarige dochter. De ouders, de moeder en de vader, hebben een relatie gehad en hebben samen een dochter, geboren in 2015. De moeder heeft het alleen gezag over de dochter. Eerder was er een omgangsregeling vastgesteld waarbij de dochter om de veertien dagen bij de vader verbleef. De moeder heeft de rechtbank verzocht om de omgangsregeling te wijzigen en om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de dochter te bepalen. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2025 hebben de ouders aangegeven dat zij overeenstemming hebben bereikt over de verzoeken. De rechtbank heeft de minderjarige gevraagd naar haar mening over de omgangsregeling, waarop zij haar zorgen heeft geuit in een brief. De rechtbank heeft besloten dat er onder regie van hulpverlening gewerkt zal worden aan contactherstel en het opbouwen van de omgangsregeling. De vader zal met ingang van de datum van de beschikking een bedrag van € 25,- per maand aan kinderalimentatie aan de moeder moeten betalen. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt. De ouders zijn aangemoedigd om samen te werken aan een positieve omgangsregeling voor hun dochter.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/589461 / FO RK 25-239
Gezag en omgang
Beschikking van 1 augustus 2025
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.I. Park,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W. Kok.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met producties 2 tot en met 4), binnengekomen op 26 februari 2025;
  • het verweerschrift van de vader van 1 april 2025;
  • het bericht van de moeder van 4 april 2025;
  • het bericht van de vader van 7 april 2025;
  • het bericht van de moeder (met productie 1) van 22 april 2025;
  • het bericht van de moeder van 28 april 2025
  • het bericht van de moeder (met producties 5 tot en met 7) van 26 juni 2025;
  • het bericht van de vader (met bijlage) van 26 juni 2025.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 30 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft aan de minderjarige [minderjarige (voornaam)] , de dochter van de ouders, gevraagd wat zij van het verzoek over de omgang vindt. [minderjarige (voornaam)] heeft dat per brief laten weten.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] .
[minderjarige (voornaam)] woont bij de moeder.
2.3.
De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige (voornaam)] . Dat betekent dat zij alleen de belangrijke beslissingen over haar kan nemen.
2.4.
Bij beschikking van 20 maart 2024 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Haarlem, de volgende omgangsregeling vastgesteld:
- [minderjarige (voornaam)] verblijft om de veertien dagen van vrijdag na school tot zondag 18.30 uur bij de vader en in de tussenliggende week is er contact tussen hen op de vrijdag na school totdat de moeder klaar is met werken in de omgeving van de moeder of bij de moeder thuis.
Daarnaast is bij deze beschikking de volgende vakantieregeling vastgesteld:
- [minderjarige (voornaam)] verblijft bij de vader in de grote vakantie in week 2 en in week 5 gedurende drie aaneengesloten dagen, buiten de reguliere omgangsregeling om, zodat [minderjarige (voornaam)] ook vakantie kan vieren met haar vader.
2.5.
De moeder heeft de rechtbank verzocht om:
  • de omgangsregeling te wijzigen en te bepalen dat er voortaan een omgangsregeling geldt waarbij [minderjarige (voornaam)] eens in de twee weken op de zondag van 12.00 uur tot 18.30 uur bij de vader verblijft en het overdrachtsmoment plaatsvindt in [plaats 1] ;
  • te bepalen dat de vader met ingang van de datum van de indiening van het verzoekschrift een bedrag van € 50,- per maand aan de moeder dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige (voornaam)] , althans een bijdrage door de rechtbank in goede justitie te bepalen, en vervolgens telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
2.6.
Partijen hebben de rechtbank op 4 en 7 april 2025 laten weten dat zij overeenstemming hebben bereikt over de verzoeken. Zij hebben de rechtbank destijds verzocht om de volgende overeenstemming vast te leggen in een beschikking:
  • [minderjarige (voornaam)] verblijft eenmaal in de veertien dagen op zondag van 12.00 uur tot 18.30 uur bij de vader, waarbij de overdracht zal plaatsvinden in [plaats 1] / [plaats 2] ;
  • in de andere (oneven) weken zal de vader op zaterdag of zondag de voetbalactiviteiten van [minderjarige (voornaam)] bijwonen. Indien er op zaterdag geen voetbalactiviteit is, zal de vader op die zaterdag een activiteit mogen ondernemen met [minderjarige (voornaam)] in de nabije omgeving van de moeder. De exacte invulling ervan zal door partijen worden afgestemd;
  • in overleg tussen partijen zullen er extra contactmomenten worden vastgesteld tijdens onder meer de feestdagen en de vakanties;
  • de vader zal een bedrag van € 50,00 per maand ten behoeve van [minderjarige (voornaam)] voldoen aan de moeder.
2.7.
De rechtbank heeft hierna op 28 april 2025 een brief van [minderjarige (voornaam)] ontvangen. Naar aanleiding van deze brief heeft de rechtbank de ouders opgeroepen voor een mondelinge behandeling.
2.8.
De rechtbank heeft vervolgens op 26 juni 2025 een bericht van de vader ontvangen waarin hij verzoekt om de kinderalimentatie op nihil te stellen.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal de omgangsregeling wijzigen en bepalen dat de vader met ingang van de datum van deze beschikking een bedrag van € 25,- per maand aan kinderalimentatie aan de moeder dient te voldoen. De rechtbank legt haar beslissing hierna uit.
De omgangsregeling
3.2.
De rechtbank zal de omgangsregeling wijzigen en bepalen dat:
  • er onder regie van hulpverlening wordt gewerkt aan contactherstel en het opbouwen van de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] ;
  • waarbij er gestart zal worden met begeleide omgang en de regie voor het uitbouwen van de omgang bij de organisatie ligt die de omgang zal begeleiden, waarbij deze organisatie bij positief resultaat ook kan bepalen wanneer het moment is dat de omgang onbegeleid kan plaatsvinden en hoe deze onbegeleide omgang er dan uit zal moeten zien.
3.3.
De rechtbank vindt deze omgangsregeling in het belang van [minderjarige (voornaam)] . De ouders hadden in eerste instantie overeenstemming over de omgangsregeling. De rechtbank heeft zoals gebruikelijk, [minderjarige (voornaam)] in de gelegenheid gesteld om haar mening over die regeling kenbaar te maken. [minderjarige (voornaam)] heeft een brief aan de rechtbank geschreven. In die brief van [minderjarige (voornaam)] stonden namelijk voorvallen tijdens de omgang met de vader beschreven die zij vervelend vond. De moeder had opmerkingen gevoegd bij de brief. De rechtbank leidde daaruit af dat de moeder niet langer achter de overeengekomen omgangsregeling stond. Vanwege de inhoud van de brief en de opmerkingen van de moeder daarbij heeft de rechtbank zitting bepaald. De rechtbank moet namelijk onderzoeken of de tussen de ouders afgesproken omgangsregeling in het belang is van de minderjarige.
3.4.
De vader vertelde tijdens d zitting dat hij de dingen die [minderjarige (voornaam)] in haar brief schrijft wel kan plaatsen en dat hij een aantal verkeerde keuzes heeft gemaakt. De vader is zich er bewust van dat het geen fijne situaties zijn geweest voor [minderjarige (voornaam)] en hij vindt het vervelend dat het zo is gelopen. De vader vertelde dat hij het moeilijk vindt om zich te verplaatsen in de behoefte van [minderjarige (voornaam)] en om daarbij aan te sluiten. Daarnaast gaat het ook al enige tijd op andere gebieden in het leven van de vader niet zo goed waardoor hij op dit moment ook niet kan werken. De vader heeft zich daarom aangemeld voor een
GGZ-behandeling om aan zichzelf te werken.
3.5.
Op de zitting is verder gebleken dat [minderjarige (voornaam)] en de vader de afgelopen drie maanden geen omgang met elkaar hebben gehad omdat [minderjarige (voornaam)] bij de moeder zou hebben aangegeven dat zij geen omgang meer met de vader wil. De vader heeft zich hier destijds in berust maar wil ontzettend graag weer omgang met [minderjarige (voornaam)] . De vader staat hierbij open voor omgang onder begeleiding. Volgens de moeder wil [minderjarige (voornaam)] inderdaad niet meer naar haar vader omdat er een aantal keer vervelende situaties tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] zijn ontstaan. Hierdoor kreeg [minderjarige (voornaam)] steeds meer weerstand tegen omgang met de vader. De moeder denkt dat deze situaties zijn ontstaan omdat de vader niet zo goed met zijn emoties overweg kan. De moeder denkt dat de vader daar hulp voor nodig heeft. Ook de moeder staat open voor begeleide omgang. Tijdens de zitting bleek dat de ouders al onderling een afspraak hadden gemaakt dat de moeder een aanmelding zou doen bij [instelling] voor begeleide omgang. Dit heeft de moeder ook gedaan en de ouders wachtten op een reactie van [instelling] . De Raad staat achter de afspraak van de ouders om te starten met begeleide omgang via [instelling] omdat zij het van belang vinden dat er weer contact komt tussen [minderjarige (voornaam)] en de vader. Begeleide omgang zou daarom een goede stap zijn, waarbij de Raad het wel belangrijk vindt dat er verslaglegging plaatsvindt zodat het voor iedereen transparant is hoe het gaat en welke stappen er worden gezet.
3.6.
Daarnaast vertelde de Raad dat de Raad eerder, in 2023, onderzoek heeft gedaan om advies te geven over de zorgregeling tussen [minderjarige (voornaam)] en haar vader. Uit dit onderzoek kwam ook naar voren dat de vader moeite heeft met aansluiten bij [minderjarige (voornaam)] en dat er borderline bij de vader is vastgesteld. De Raad heeft daarom destijds geadviseerd om begeleiding voor [minderjarige (voornaam)] in de vorm van een KOPP-groep, een gespreksgroep of training voor kinderen van ouders met psychische problemen. Gebleken is dat [minderjarige (voornaam)] dergelijke hulpverlening nooit heeft gehad. De Raad gunt het [minderjarige (voornaam)] om meer kennis en begrip te verkrijgen over het ziektebeeld van de vader en dat dit onderdeel is van wie de vader is. De Raad adviseert daarom ook nu hulpverlening voor [minderjarige (voornaam)] op dit punt. Daarnaast vindt de Raad het ook belangrijk dat de vader hulp krijgt om aan zichzelf te werken en ook hulp om beter bij [minderjarige (voornaam)] aan te sluiten. Op het moment dat de hulpverlening voor de vader bij de GGZ loopt kan er in overleg met de behandelaar van de vader gekeken worden naar psycho-educatie voor de vader en voor [minderjarige (voornaam)] .
3.7.
De rechtbank constateert dat alle betrokkenen het in het belang van [minderjarige (voornaam)] vinden dat er weer omgang komt met de vader en dat zowel de vader als [minderjarige (voornaam)] hulpverlening krijgen over hoe zij met elkaar om kunnen gaan. De rechtbank sluit zich hierbij aan en wil de ouders complimenteren over de openheid over hun persoonlijke situaties en het laten zien van hun kwetsbaarheden. Door deze transparante houding van de ouders kan er gezocht worden naar oplossingen voor [minderjarige (voornaam)] . Ook vindt de rechtbank het positief dat ouders zich beiden willen inzetten om de omgang tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] zo prettig mogelijk te laten verlopen en dat zij afspraken hebben kunnen maken over de omgang in het belang van [minderjarige (voornaam)] . Die afspraken houden in dat er onder regie van hulpverlening wordt gewerkt aan contactherstel en het opbouwen van de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] . Hierbij zal er gestart worden met begeleide omgang en zal de regie voor het uitbouwen van de omgang bij de organisatie liggen die de omgang zal begeleiden, waarbij deze organisatie bij positief resultaat ook kan bepalen wanneer het moment is dat de omgang onbegeleid kan plaatsvinden en hoe deze onbegeleide omgang er dan uit zal moeten zien. Beide ouders hebben aangegeven hierachter te staan en te willen varen op de visie van de professionals. De rechtbank vindt deze afspraken in het belang van [minderjarige (voornaam)] en zal de afspraak opnemen in de beslissing.
De kinderalimentatie
3.8.
De ouders hebben tijdens de zitting overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie. Zij hebben met elkaar afgesproken dat de vader een bedrag van €25,- per maand aan de moeder zal voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige (voornaam)] . Nu partijen overeenstemming hebben bereikt, de gemaakte afspraken niet in strijd zijn met het belangen van [minderjarige (voornaam)] en de afspraken niet in strijd zijn met de wet, zal de rechtbank de afspraak tussen partijen opnemen in de beslissing.
De brief voor [minderjarige (voornaam)]
3.9.
Tot slot vindt de rechtbank het belangrijk de ouders te laten weten dat aan [minderjarige (voornaam)] tegelijk met de beschikking een brief is gestuurd, waarin de beslissing is uitgelegd. In die brief is het volgende opgenomen:
“Het is alweer een hele tijd geleden dat ik jou een uitnodiging heb gestuurd om jouw mening te geven omdat ik een verzoek heb binnengekregen van een van jouw ouders. In dit verzoek is aan de kinderrechter gevraagd om te beslissen hoe vaak en hoe lang je naar je vader toe gaat.
Ik heb hierna een e-mail van jouw moeder ontvangen met daarin een brief van jou. Je vertelde in de brief over situaties die je met je vader hebt meegemaakt en die je niet fijn vond en dat je niet meer bij je vader wilde slapen.
Ik heb jouw ouders uitgenodigd voor een zitting en met jouw ouders en hun advocaten gesproken tijdens deze zitting. Daar was ook iemand van de Raad voor de Kinderbescherming bij. Die nodigen we namelijk altijd uit als het over kinderen gaat, zodat zij advies kunnen geven.
Je vader heeft op de zitting verteld dat hij je heel erg mist. Hij wil graag weer contact met jou. Hij snapt dat hij dingen heeft gezegd en heeft gedaan die voor jou niet fijn waren en hij wil het graag beter doen voor jou. Ook jouw moeder heeft gezien dat het contact tussen jou en je vader niet altijd prettig was. Zij wil graag dat het contact wel fijn is voor jou. Jouw ouders zijn het erover eens dat het goed is als er iemand komt helpen om het contact tussen jou en je vader wat fijner te maken. De Raad voor de Kinderbescherming en ik zijn het daarmee eens. Ik vind het heel goed dat jouw ouders dit voor jou gaan doen. Het was een mooi gesprek tijdens de zitting, waarin je ouders allebei hebben laten zien dat ze hun best willen doen, voor jou, en dat ze veel van jou houden. Je boft met zulke lieve ouders!
Ik hoop dat het hiermee voor jou duidelijk is hoe het nu verder gaat.”
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.10.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Haarlem van 20 maart 2024 ten aanzien van de omgang tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] en bepaalt dat:
  • er onder regie van hulpverlening wordt gewerkt aan contactherstel en het opbouwen van de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] ;
  • waarbij er gestart zal worden met begeleide omgang en de regie voor het uitbouwen van de omgang bij de organisatie ligt die de omgang zal begeleiden, waarbij deze organisatie bij positief resultaat ook kan bepalen wanneer het moment is dat de omgang onbegeleid kan plaatsvinden en hoe deze onbegeleide omgang er dan uit zal moeten zien;
4.2.
bepaalt dat de vader met ingang van 28 juli 2025 een bedrag van € 25,- per maand moet betalen aan de moeder, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige (voornaam)] , telkens per vooruitbetaling te voldoen;
4.3.
beslist dat de vader vanaf vandaag deze alimentatie steeds vóór de eerste van de maand moet betalen;
4.4.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter in samenwerking met M.C. Beens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.