ECLI:NL:RBMNE:2025:4067

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/16/580348 / HA ZA 24-441
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst en schadevergoeding in geschil over online training klinisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, handelend onder de naam [handelsnaam], en gedaagde, [naam] B.V. De partijen hadden een overeenkomst gesloten waarbij gedaagde een online training op het gebied van klinisch onderzoek zou verkopen die door eiseres was ontwikkeld. Eiseres heeft de overeenkomst ontbonden omdat gedaagde deze niet zou zijn nagekomen. Gedaagde betwistte dit en stelde dat eiseres haar verplichtingen niet was nagekomen. De rechtbank oordeelde dat eiseres de overeenkomst terecht had ontbonden en dat gedaagde in gebreke was gebleven. Eiseres vorderde schadevergoeding van € 253.402,00, maar de rechtbank heeft de schade begroot op € 65.000,00, welke gedaagde aan eiseres moet betalen. De rechtbank wees ook de vorderingen van eiseres op basis van auteursrecht af, omdat er geen dreiging was dat gedaagde de training opnieuw zou aanbieden. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van € 7.268,22.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/580348 / HA ZA 24-441
Vonnis van 25 juni 2025
in de zaak van
[eiseres],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. M.F.J. Haak te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. C.J.J. van der Sanden te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank beschikt over de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 8 augustus 2024 met 29 producties (productie 30 ontbreekt);
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 9 oktober 2024 met 7 producties;
  • de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie van 20 november 2024 met producties 30 tot en met 32;
  • de akte van [eiseres] van 25 februari 2025 houdende overlegging aanvullende producties 33 tot en met 35 en wijziging van eis.
1.2.
Op 11 maart 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Aan de kant van [eiseres] was mevrouw [eiseres] aanwezig, bijgestaan door
mr. Haak en mr. Snellenberg. Aan de kant van [gedaagde] is mevrouw [A ] (hierna: [A ] ), CEO van [gedaagde] , verschenen, bijgestaan door mr. Van der Sanden. De advocaten van partijen hebben spreekaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken. Aan het eind van de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden voor schikkingsonderhandelingen. Uiteindelijk hebben de partijen vonnis gevraagd.

2.De kern van de zaak

[eiseres] en [gedaagde] hebben een overeenkomst gesloten waarin ze afspraken dat [gedaagde] een online training op het gebied van klinisch onderzoek die [eiseres] heeft ontwikkeld zou gaan verkopen. Partijen zijn in conflict geraakt en [eiseres] heeft uiteindelijk de overeenkomst ontbonden omdat [gedaagde] deze niet zou zijn nagekomen. Volgens [gedaagde] is zij haar verplichtingen uit hoofde van de MSA wel nagekomen en is er juist sprake van een tekortkoming aan de kant van [eiseres] . De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] de overeenkomst terecht heeft ontbonden. Nadat partijen lange tijd hebben gepraat over alternatieve oplossingen van het geschil, heeft [eiseres] geëist dat [gedaagde] de overeenkomst, die nog steeds van kracht was, gewoon zou naleven en dat heeft [gedaagde] ten onrechte niet gedaan. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] gedeeltelijk toe en wijst de (voorwaardelijke) tegenvorderingen van [gedaagde] af.

3.De achtergrond van het geschil

De samenwerking tussen [eiseres] en [gedaagde] en het ontstaan van het geschil
[eiseres] en [gedaagde] willen gezamenlijk een training aanbieden
3.1.
[eiseres] is sinds 2013 actief op het gebied van advisering, begeleiding ondersteuning en training op het gebied van klinisch onderzoek op internationaal niveau. Haar specialisme richt zich voornamelijk op de medische technologie. Sinds 1 april 2021 biedt [eiseres] een door haarzelf ontwikkelde training aan over klinisch onderzoek van medische hulpmiddelen, gebaseerd op de ISO14155:2020-Standaard (hierna: de Training van [eiseres] ). Klanten kunnen de Training van [eiseres] aanschaffen in de vorm van een e-learning. De Training van [eiseres] bestaat uit verschillende modules in de vorm van video’s, tussentijdse interacties, leerdoelen en een toets.
3.2.
[gedaagde] is een trainingsbureau van [A ] dat sinds 2012 online en blended (deels online/deels offline) cursussen aanbiedt aan met name ziekenhuizen binnen Nederland en Europa. Via haar eigen platform, [webshop] , biedt zij trainingen aan met betrekking tot medisch wetenschappelijk onderzoek.
3.3.
[eiseres] en [gedaagde] spraken in 2021 over de mogelijkheid van een samenwerking met betrekking tot de Training van [eiseres] . [eiseres] zou door deze samenwerking meer klanten krijgen en [gedaagde] zou haar portfolio kunnen uitbreiden. Partijen zouden de opbrengsten delen. Het voorstel vanuit [gedaagde] was om op een deal met één van haar klanten, [B] (hierna: [B] ), te focussen. In de periode juni – december 2022 hadden [eiseres] en [gedaagde] over en weer contact over de afspraken met betrekking tot de samenwerking, en in de loop van deze periode verrichtte [eiseres] , samen met een onderwijskundige van [gedaagde] , werkzaamheden om de training aan [gedaagde] op te kunnen leveren. Deze werkzaamheden bestonden uit het omzetten van alle content van de Training van [eiseres] naar de standaarden van [gedaagde] en het aanleveren in het format zoals [gedaagde] dat hanteert.
3.4.
Uiteindelijk ondertekenen [A ] (op 15 januari 2023) en [eiseres] (op 9 februari 2023) de definitieve versie van de
Master Service Agreement for the distribution of online courses via [webshop] and affiliate learning environments(hierna: de MSA). Over de prijsbepaling van de training bepaalt artikel 1.4:

The price of the In-Depth ISO14155 course in my [gedaagde] may differ from the pricing of the same course at the Academy of [handelsnaam] , and therefore should be agreed by both Parties and documented in the ‘Scenarios collaboration [handelsnaam] – [naam] ’ excelsheet.’
In de MSA is opgenomen (artikel 8.1) dat deze duurt tot 31 december 2025 met de mogelijkheid tot verlenging, en dat (artikel 9.1) opzegging zonder reden mogelijk is na 30 juni 2024 met een opzegperiode van 120 dagen.
[gedaagde] zet de training online en [eiseres] is het hier niet mee eens
3.5.
In de loop van maart 2023 was de training (hierna: de Aangepaste Training) klaar voor plaatsing in de [webshop] webshop, er moest alleen nog een door [gedaagde] voorgestelde review door een derde plaatsvinden.
3.6.
Op 24 maart 2023 liet [A ] per e-mail aan [eiseres] weten dat [B] geen gebruik meer wil maken van de training vanwege het verschuiven van tijdslijnen en onduidelijkheid van de leverdatum.
3.7.
Op 24 april 2023 zette [gedaagde] de Aangepaste Training online in de [webshop] webshop voor € 299,00. Volgens [gedaagde] deed zij dit om de al misgelopen omzet wat in te kunnen lopen, en was er een (minimum)prijs afgesproken die lager was dan € 299,00 waardoor zij erop mocht vertrouwen dat [eiseres] akkoord ging met de verkoopprijs van € 299,00.
3.8.
Volgens [eiseres] werd zij verrast door de livegang van de Aangepaste Training omdat zij hier geen toestemming voor had gegeven en was de eenzijdig door [gedaagde] bepaalde prijs van € 299,00 een afwijkende prijs waar zij niet mee akkoord was. [eiseres] vroeg [gedaagde] de Aangepaste Training offline te halen tot er nader overleg had plaatsgevonden over de eventuele voortzetting van de samenwerking en een akkoord over de te hanteren prijs. [gedaagde] heeft de Aangepaste Training vervolgens van [webshop] verwijderd en [eiseres] en [gedaagde] hebben overleg gehad over de voortzetting van hun samenwerking. Daarbij zijn de irritaties hoog opgelopen.
3.9.
In een e-mail van 23 mei 2023 schrijft [A ] dat zij eerlijk gezegd niet weet of het mogelijk is om verder te gaan, gelet op het gebrek aan vertrouwen van [eiseres] , maar dat ze het ook zonde vindt om een training die klaarstaat voor gebruik niet te verkopen. Ze stelt daarom voor dat zij gaat proberen om later dat jaar de ontwikkelde modules in de vorm van SCORM-pakketten (één lesmodule van de Training in de vorm van een zipfile) aan een of enkele klanten te verkopen. Over dit voorstel is verder gecommuniceerd.
De verdere communicatie tussen [eiseres] en [gedaagde] over de samenwerking
3.10.
Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt dat er vervolgens op verschillende momenten communicatie tussen [eiseres] en [gedaagde] heeft plaatsgevonden:
 Op
26 juli 2023stuurde [eiseres] [gedaagde] een brief met als onderwerp ingebrekestelling, waarin [eiseres] kortgezegd stelt dat [gedaagde] art. 1.4 MSA (over - het bepalen van - de prijs van de Training) niet is nagekomen, dat [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan afspraken in de MSA over (overleg over) targets en dat [gedaagde] de Aangepaste Training zonder goedkeuring van [eiseres] en de onderwijsdeskundige op haar website heeft gezet. Ook stelt [eiseres] in deze brief:

Hierbij kan ik je mededelen dat ik niet akkoord kan gaan met je voorstel. We hebben een contract met elkaar getekend dat juridisch leidend is en dient door beide partijen nageleefd te worden. Wij zijn een looptijd van het contract overeengekomen tot en met 31 december 2025 (artikel 8.1), maar met een mogelijkheid tot een tussentijdse opzegging per 30 juni 2024 met inachtneming van een opzegtermijn van 120 dagen (artikel 9.1)’.
Daarna vermeldt [eiseres] in haar brief dat zij [gedaagde] 14 dagen de tijd geeft om ‘
over te gaan tot een professionele en constructieve manier van voortzetting van ons contract, inclusief de communicatie, met duidelijke afspraken. Doe je dit niet, dan hoor ik graaf schriftelijk binnen 14 dagen wat de reden is. Mogelijk neem ik dan verdere juridische stappen.(…).’
 In haar reactie van
4 augustus 2023reageerde [gedaagde] samengevat dat het [eiseres] is die de MSA niet is nagekomen omdat [eiseres] zich niet aan de afgesproken tijdslijnen heeft gehouden, en dat [gedaagde] ten aanzien van de gehanteerde prijs van
€ 299,00 niet in strijd heeft gehandeld met de MSA.
 Daarna volgt op
8 augustus 2023een e-mail van de advocaat van [eiseres] aan de advocaat van [gedaagde] waarin de advocaat van [eiseres] onder het kopje ‘
Ingebrekestelling [naam]’ aangeeft dat [eiseres] de samenwerking niet wil stoppen en dat het voorstel van [gedaagde] voor haar niet wenselijk is, maar dat [eiseres] open staat voor verdere onderhandeling en uiterlijk 11 augustus 2023 wil horen of [gedaagde] tot overleg over de mogelijkheden over de voortgang van de samenwerking bereid is.
 Op
29 januari 2024stuurt [eiseres] een e-mail naar [A ] waarin ze aangeeft dat ze voorziet dat een verdere samenwerking er niet meer in zit en dat zij een laatste voorstel doet om de samenwerking te beëindigen, namelijk verkoop van de Aangepaste Training aan [gedaagde] voor € 160.000,00 (exclusief BTW) met de mogelijkheid van betaling van dit bedrag in drie termijnen. In een e-mail van
30 januari 2024geeft [A ] aan niet geïnteresseerd te zijn om de Aangepaste Training tegen dit bedrag te kopen, waarop [eiseres] op
31 januari 2024antwoordt dat zij het bedrag bijstelt naar € 140.000,00 en zij stuurt [gedaagde] hierover een reminder op
14 februari 2024.
 Op
22 februari 2024stuurt de advocaat van [eiseres] een e-mail naar [A ] met een ingebrekestelling wegens een tekortkoming in de nakoming van de MSA, namelijk:
o Tot op heden heeft [gedaagde] niet voldaan aan haar verplichting om de Aangepaste Training in de markt te zetten (artikel 2.3 MSA) en actief te promoten (artikel 2.5 MSA)
o Ondanks verzoeken van [eiseres] heeft [gedaagde] niet voldaan aan de verplichting om minimaal ieder kwartaal targets te bespreken, bij te stellen en vast te leggen in het Excelbestand ‘
[bestandsnaam ](artikel 1.3 en 1.7 MSA).
In deze e-mail geeft [eiseres] [gedaagde] tot 11 maart 2024 de mogelijkheid om de MSA na te komen door zich actief in te zetten met betrekking tot de verkoop en marketing van de Aangepaste Training, en [eiseres] werkt dit verder (niet limitatief) uit in een aantal concrete acties voor [gedaagde] .
 Op
1 mei 2024stuurt de advocaat van [eiseres] een e-mail naar de advocaat van [gedaagde] waarin zij de MSA buitengerechtelijk ontbindt. De advocaat van [gedaagde] stelt zich op
8 mei 2024in een reactie op het standpunt dat deze ontbinding onbevoegdelijk is gedaan omdat er geen sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] .
De vorderingen van [eiseres] en de (voorwaardelijke) tegenvorderingen van [gedaagde]
3.11.
Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] op grond van de MSA twee inspanningsverbintenissen:
a. het aanbieden van de Aangepaste Training via [webshop] (artikel 2.3 MSA), en
b. het actief promoten van de Aangepaste Training (artikel 2.5 MSA).
In de kern is [gedaagde] volgens [eiseres] in de nakoming van beide verbintenissen in gebreke gebleven. Daarnaast heeft [gedaagde] de Aangepaste Training online gezet onder een eenzijdig door haar bepaalde (en dus niet volgens artikel 1.4 MSA mede door [eiseres] akkoord bevonden) prijs, aldus [eiseres] .
3.12.
Ook stelt [eiseres] zich op het standpunt dat zij auteursrechthebbende is ten aanzien van de Aangepaste Training, waardoor [gedaagde] de Aangepaste Training niet zonder haar toestemming openbaar mag maken of verveelvoudigen.
3.13.
[eiseres] vordert na eiswijziging in haar akte van 25 februari 2025 – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
een gebod om inbreuken op de auteursrechten van [eiseres] op de Aangepaste Training te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden,
een opgave van alle exploitatiehandelingen door [gedaagde] ,
de verwijdering van alle (digitale) exemplaren van de Aangepaste Training, althans een gebod om exploitatie van de Training te staken en gestaakt te houden,
afdracht van alle door [gedaagde] met de exploitatie van de Aangepaste Training verkregen opbrengsten,
artikel 11 van de algemene voorwaarden van [gedaagde] , voor zover de rechtbank dit artikel relevant acht voor de beslissing, te vernietigen,
i. betaling van schadevergoeding van € 253.402,00 vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 1 mei 2024,
ii. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder redelijke en
evenredige gerechtskosten en andere kosten op de voet van artikel 1019h
Rv, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.14.
Volgens [gedaagde] missen de ingebrekestellingen en de ontbinding rechtsgrond en moeten de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen omdat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de MSA door [gedaagde] . Ook beroept [gedaagde] zich op haar algemene voorwaarden op grond waarvan aansprakelijkheid voor de door [eiseres] gestelde schade volgens [gedaagde] is uitgesloten. Verder meent [gedaagde] dat [eiseres] de door haar gestelde schade onjuist heeft begroot en dat zij niet heeft voldaan aan de schadebeperkingsplicht (artikel 6:101 BW). Verder is er volgens [gedaagde] sprake van een gemeenschappelijk auteursrecht (artikel 26 Auteurswet) waardoor [eiseres] niet zonder meer eenzijdig kan eisen dat [gedaagde] de Aangepaste Training vernietigt dan wel stopt met het gebruik ervan.
3.15.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van [eiseres] en heeft (na eiswijziging op zitting) een aantal (voorwaardelijke) tegenvorderingen ingesteld, namelijk – samengevat –:
  • een verklaring voor recht dat [eiseres] jegens [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de MSA en dat [eiseres] aansprakelijk is voor de door [gedaagde] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat,
  • in het geval [gedaagde] veroordeeld wordt om schadevergoeding te betalen aan [eiseres] , die schadevergoeding te verminderen met de schade van [gedaagde] ad € 455.591,47 en [eiseres] te veroordelen om het (negatieve) verschil aan [gedaagde] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2023,
  • [eiseres] te veroordelen om een bedrag van € 150.000,00 aan [gedaagde] te voldoen als voorschot op schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 mei 2024.
Ten slotte vordert [gedaagde] [eiseres] te veroordelen in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente. [eiseres] voert verweer.

4.De beoordeling van de vorderingen en (voorwaardelijke) tegenvorderingen

4.1.
Omdat de vorderingen van [eiseres] en de (voorwaardelijke) tegenvorderingen van [gedaagde] nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de rechtbank deze gezamenlijk. De rechtbank zal de vorderingen van [eiseres] deels toewijzen en de (voorwaardelijke) tegenvorderingen van [gedaagde] afwijzen. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot deze beslissing komt.
[eiseres] heeft de MSA rechtsgeldig ontbonden en heeft recht op schadevergoeding
[gedaagde] is haar verplichting om mee te werken aan uitvoering van de MSA niet nagekomen
4.2.
Volgens [gedaagde] missen de ingebrekestellingen en de ontbinding rechtsgrond en moeten de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen omdat geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de MSA door [gedaagde] . Sterker nog, [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de samenwerking moeizaak verliep en dat juist [eiseres] de MSA niet is nagekomen omdat zij de Aangepaste Training te laat heeft opgeleverd en niet aan [gedaagde] liet weten voor welke prijs de Aangepaste Training verkocht mocht worden. Dat de Aangepaste Training uiteindelijk niet gelanceerd is en beide partijen opbrengsten zijn misgelopen, is (enkel) te wijten aan [eiseres] , aldus [gedaagde] .
4.3.
De rechtbank ziet dit anders. Doordat [gedaagde] de Aangepaste Training zonder overleg met [eiseres] online had gezet, is tussen partijen een conflict ontstaan. Duidelijk is dat de irritaties aan beide kanten hoog opliepen. Daarna zijn er maandenlang over en weer voorstellen gedaan over hoe [eiseres] en [gedaagde] hun samenwerking op een andere manier konden voortzetten, zonder dat deze voorstellen tot verplichtingen hebben geleid. Ondertussen was de MSA nog steeds van kracht. Uiteindelijk stuurde [eiseres] op 26 juli 2023 een formele sommatie naar [gedaagde] waaruit bleek dat [eiseres] niet akkoord ging met het voorstel van [gedaagde] om de Aangepaste Training in de vorm van SCORM-pakketten te verkopen, en die er kortgezegd op neerkwam dat de MSA moest worden uitgevoerd zoals partijen die waren overeengekomen. Na wat correspondentie in augustus 2024 en een vergeefs aanbod van [eiseres] aan [gedaagde] in januari 2024 om de Aangepaste Training van haar over te nemen, stuurt de advocaat van [eiseres] op 22 februari 2024 opnieuw een formele ingebrekestelling, waarin [gedaagde] werd gesommeerd om de MSA na te komen door zich actief in te zeten met betrekking tot de verkoop en marketing van de Aangepaste Training, waaronder het aanbieden van de Aangepaste Training op [webshop] voor een bedrag tussen
€ 229,00 en € 495,00.
4.4.
Bottom line is dat [eiseres] en [gedaagde] de MSA moeten uitvoeren, dat [eiseres] de Aangepaste Training aan [gedaagde] heeft verstrekt en dat [gedaagde] op grond van artikel 2.3 MSA de Aangepaste Training op [webshop] moet aanbieden. De stelling van [gedaagde] dat zij dat nou juist heeft willen doen door de Aangepaste Training op 24 april 2023 in [webshop] te zetten doet niet ter zake. Het gaat erom dat, na een conflict en na lange onderhandelingen, [eiseres] in 2024 [gedaagde] heeft gesommeerd aan deze verplichting te voldoen, en [gedaagde] toen feitelijk weigerde dat te doen.
4.5.
[A ] gedraagt zich in de emailwisseling vanaf het ontstaan van het conflict ten onrechte alsof de MSA niet meer bestaat of niet meer relevant is. Het stond [gedaagde] vrij om voorstellen te doen om de samenwerking, na de hoog oplopende irritatie over en weer en het gebrek aan vertrouwen over een weer, op een andere manier voort te zetten en vervroegd te beëindigen. Maar als [eiseres] daar niet mee akkoord gaat, blijft de MSA bestaan en blijft [gedaagde] daaraan gebonden. Waar [A ] in haar e-mail van 23 mei 2023 schrijft dat zij eerlijk gezegd niet weet of het mogelijk is om verder te gaan, gelet op het gebrek aan vertrouwen van [eiseres] , is te begrijpen en te volgen waarom zij dat zo voelt en zegt, maar gaat zij eraan voorbij dat de overeenkomst al getekend is en partijen over en weer verplichtingen op zich hebben genomen, die ze moeten nakomen. Ook als de andere partij een gebrek aan vertrouwen laat ziet dat iemand krenkend en onterecht vindt. Als de andere partij voorstellen voor een alternatieve afwikkeling niet accepteert en je sommeert om de overeenkomst na te komen, moet je daaraan voldoen.
4.6.
Het nogal vaak herhaalde standpunt van [gedaagde] dat zij de MSA niet kon uitvoeren omdat zij de Aangepaste Training door toedoen van [eiseres] niet op [webshop] kon aanbieden omdat het voor [gedaagde] niet duidelijk was welke prijs voor [eiseres] akkoord was, snijdt geen hout. De ingebrekestelling van 22 februari 2024 vermeldt over de prijs namelijk:

De definitieve prijs dient in gezamenlijk overleg te worden bepaald. Een prijs binnen deze range(een bedrag tussen €229,00 en € 495,00, rechtbank)
is voor [eiseres] in ieder geval aanvaardbaar.’
Dat de definitieve prijs volgens [eiseres] in gezamenlijk overleg moest worden bepaald, was ook een contractuele verplichting op grond van artikel 1.4 MSA (zie 3.4). De gedachte hierachter was dat de prijs vanwege de fluctuerende markt niet steeds hetzelfde hoefde te zijn en dat [A ] was vanwege haar ervaring in de trainingswereld beter dan [eiseres] in staat om te bepalen wat een goede prijs zou zijn om de Aangepaste Training in de markt te zetten. De bal lag dus bij [gedaagde] : zij had naar aanleiding van de ingebrekestelling van 22 februari 2024 een prijs aan [eiseres] kunnen voorleggen, waarbij [gedaagde] ervan uit mocht gaan dat [eiseres] met elke prijs binnen de door haar genoemde prijsrange akkoord was. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan. Sterker nog, nergens blijkt uit dat [gedaagde] überhaupt op de ingebrekestelling van 22 februari 2024 heeft gereageerd.
4.7.
Dat [gedaagde] die ingebrekestelling heeft genegeerd, heeft in deze procedure consequenties. Het conflict en de discussie daarover en de onderhandelingen over alternatieve oplossingen hebben lang voortgesleept. Gedurende die lange periode is [gedaagde] niet in verzuim komen te verkeren, ook al werd de MSA niet uitgevoerd. Vanaf 11 maart 2024 (het einde van de termijn die in de ingebrekestelling werd gegeven) was zij echter wel in verzuim, en mocht [eiseres] de MSA ontbinden.
4.8.
Op grond van het voorgaande is er sprake van een toerekenbare tekortkoming aan de kant van [gedaagde] in de nakoming van haar verplichtingen uit de MSA en was [eiseres] op 1 mei 2024 bevoegd om de MSA buitengerechtelijk te ontbinden (artikel 6:265 lid 1 BW) en schadevergoeding te eisen. Van een tekortkoming die vanwege haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt, waarbij [gedaagde] wijst op de volgens haar ‘niet geringe bijdrage van [eiseres] zelf aan de ontstane situatie’, is naar oordeel van de rechtbank op grond van wat hiervoor is overwogen (juist) geen sprake. Het aanbieden van de Aangepaste Training op [webshop] is een van de essentiële verplichtingen die voor [gedaagde] voortvloeien uit de MSA. Het daar niet aan voldoen kan dan ook niet worden gezien als een tekortkoming die de ontbinding van de MSA niet kan rechtvaardigen.
[gedaagde] beroept zich ten onrechte op uitsluiting van aansprakelijkheid in haar algemene voorwaarden
4.9.
[gedaagde] beroept zich op haar algemene voorwaarden op grond waarvan haar eventuele aansprakelijkheid voor de door [eiseres] gestelde schade volgens [gedaagde] is uitgesloten. Ze verwijst naar artikel 12.9.2 MSA en ze stelt dat [eiseres] op 24 mei 2022 een training heeft aangeschaft via de webshop van [webshop] , en zij toen haar algemene voorwaarden heeft kunnen raadplegen en deze ook heeft aanvaard. Daarnaast staan de algemene voorwaarden op haar website, aldus [gedaagde] .
4.10.
Het is op zich juist dat in artikel 12.9.2 MSA naar de algemene voorwaarden van [gedaagde] wordt verwezen:
‘12.9 In the event of a conflict between the provisions of this agreement, the terms and conditions or non-binding provisions laid down in the law, the following ranking shall apply:
12.9.1
The MAIN SERVICE AGREEMENT (MSA)
12.9.2
Terms & conditions of [naam]
12.9.3
non-binding provisions in the law’
[eiseres] lijkt er ook vanuit te gaan dat de Algemene Voorwaarden van [gedaagde] op de MSA van toepassing zijn, maar wijst erop dat over aansprakelijkheid in artikel 6 MSA expliciete afspraken zijn gemaakt, zodat de regeling van de MSA dus – conform de rangorde van artikel 12.9 - boven de Algemene Voorwaarden gaat. In artikel 6 MSA staat:
‘6.1 The liability of each Party will be defined by the Applicable Law(en dat is Nederlands recht, toevoeging rechtbank)
.
6.2
The Parties are each liable for willful misconduct and gross negligence. The aforementioned limitations to the liability do not apply with respect to damages arising from injury of life, body, or health. The limitations further do not apply if damaging Party breaches fundamental duties of the Agreement. (…)
[gedaagde] stelt daar tegenover dat uit artikel 6.1 wel kan voortvloeien dat zij naar Nederlands recht aansprakelijk is, maar dat haar algemene voorwaarden, die ook door Nederlands recht worden beheerst, die aansprakelijkheid vervolgens weer kunnen uitsluiten. Zo werkt het niet. Als partijen in een overeenkomst expliciete afspraken maken over een bepaald onderwerp en afspreken dat die overeenkomst prevaleert boven ook toepasselijke algemene voorwaarden, doet niet meer ter zake wat er die algemene voorwaarden is bepaald over dat onderwerp. Het beroep op de aansprakelijkheidsbeperking in de algemene voorwaarden faalt.
4.11.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op:
  • nergens in de MSA worden bepaalde algemene voorwaarden van [gedaagde] van toepassing verklaard. De (welke?)
  • dat [eiseres] een keer bij de aanschaf van een cursus de algemene voorwaarden heeft aanvaard, die [gedaagde] hanteert bij de verkoop van haar cursussen, doet niet ter zake. De verkoop van cursussen en de voorwaarden waaronder [gedaagde] dat als verkoper aan een koper doet hebben niets van doen met de overeenkomst tussen partijen waar het in deze procedure om gaat, de MSA.
  • Artikel 6.2 MSA lijkt nu juist wel een beperking van aansprakelijkheid te bevatten, maar [gedaagde] beroept zich daar niet op. Er is dus ook geen debat gevoerd of de eerste zin van artikel 6.2, gelezen in samenhang met 6.1, gezien moet worden als een beperking van aansprakelijkheid tot de daar genoemde gevallen en zo ja, of de tekortkoming van [gedaagde] dan wel of niet kwalificeert als een
4.12.
De rechtbank komt bij gebrek aan belang niet toe aan de vordering van [eiseres] tot vernietiging van artikel 11 van de Algemene voorwaarden op grond van artikel 6:233 onder b BW.
Schadebegroting: [gedaagde] moet € 65.000 aan [eiseres] betalen
4.13.
[eiseres] heeft de MSA terecht ontbonden en maakt dus aanspraak op vergoeding van de schade die ze heeft geleden omdat de MSA niet is uitgevoerd (art. 6:277 lid 1 BW).
4.14.
[eiseres] begroot haar schade – na eiswijziging – op € 253.402,00 aan gederfde winst. Zij verwijst daarbij naar een prognose op basis van drie verschillende scenario’s (realistic case, best case en worst case) die partijen hebben opgesteld en gaat uit van het realistic case scenario. In dat scenario is de omzet die naar [eiseres] gaat:
 € 182.776 € 182.776 over het vierde kwartaal van 2022 tot en met het vierde kwartaal van 2024, uitgaande van de volgende bedragen:
 kwartaal 4 2022 € 5.982,00
 hele jaar 2023 € 82.626,00
 hele jaar 2024 € 94.168,00
 € 70.626,00 ( € 70.626,00 (drie kwartalen in 2025), uitgaande van de omzet dat in het realistische scenario aan 2024 (€ 94.168,00) is toegekend (75% daarvan is € 70.626,00).
4.15.
[gedaagde] betwist deze schadebegroting. Volgens [gedaagde] kan de verwachte opbrengst ten
tijde van het aangaan van de MSA niet zonder meer als waarde van de Aangepaste
Training worden gekwalificeerd en daardoor niet zonder meer als schadevergoeding (in dit
geval winstderving) worden gevorderd. De verwachte opbrengst is niet in lijn met wat
daadwerkelijk aan de hand is dan wel redelijkerwijs (nog) verwacht mocht worden, aldus
[gedaagde] . Ook heeft [eiseres] volgens [gedaagde] niet voldaan aan de schadebeperkingsplicht omdat zij
geen prijs heeft genoemd waarvoor de Aangepaste Training online gezet mocht worden.
4.16.
De rechtbank wijst er ten aanzien van de gevorderde winstderving op dat de winst
die de benadeelde had
kunnenmaken niet voor vergoeding in aanmerking komt: het gaat om
de winst waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat [eiseres] die werkelijk zou
hebben gemaakt, als de MSA niet zou zijn ontbonden maar door partijen zou zijn
uitgevoerd.
4.17.
Op zich kan de rechtbank zich erin vinden dat [eiseres] bij de begroting van haar schade – dus bij het zoeken naar een antwoord op de vraag hoeveel partijen en dus ook zij zou hebben verdiend als de MSA zou zijn uitgevoerd – steun zoekt bij een door partijen samen opgestelde prognose, en daarin aansluit bij een scenario dat inhangt tussen een negatief en een positief scenario. [eiseres] hanteert evenwel een aantal verkeerde uitgangspunten bij haar schadebegroting:
  • [eiseres] gaat uit van uitvoering van de MSA over de periode vanaf het vierde kwartaal 2022 tot en met het derde kwartaal van 2025. Die periode begint veel te vroeg. In het vierde kwartaal 2022 was de MSA nog niets eens getekend, werd er nog niets uitgevoerd en maakten partijen elkaar daarover nog geen verwijten. Vervolgens heeft de uitvoering van de MSA, voordat die goed en wel was begonnen, lang stil gelegen terwijl partijen een conflict hadden, en ook de tijd namen om te proberen tot een regeling te komen. [gedaagde] is pas op 11 maart 2024 in verzuim gekomen en pas vanaf dat moment kan [gedaagde] worden verweten dat de MSA niet is uitgevoerd, maar is ontbonden. Voor het begroten van de schade moet dan ook worden geschat wat [eiseres] zou hebben verdiend als de MSA – alsnog – zou zijn uitgevoerd vanaf 11 maart 2024 tot en met 31 december 2025. Dat de MSA al sinds begin 2023 liep, maar niet werd uitgevoerd, kan [eiseres] [gedaagde] over de periode voor 11 maart 2024 niet kwalijk nemen.
  • In de prognose wordt een groot deel van de omzet gemaakt met ‘B2B – Scorm’. Hierin is, zo begrijpt de rechtbank, omzet bij [B] meegenomen die wel werd verwacht toen de prognose werd gemaakt, maar waarvan al in maart 2023 duidelijk was dat die niet zou worden gemaakt, omdat [B] was afgehaakt. Die moet niet meetellen, omdat achteraf kan worden vastgesteld dat ook als [gedaagde] op 11 maart 2024 (datum verzuim) alsnog de MSA zou zijn gaan uitvoeren, die omzet in elk geval niet zou zijn gemaakt.
  • De prognose ziet op omzet, niet op winst. [eiseres] kan alleen gederfde winst vorderen. Als de MSA vanaf 11 maart 2024 tot en met 31 december 2025 zou zijn uitgevoerd, zou [eiseres] kosten hebben gemaakt en/ of tijd kwijt zijn geweest met onder meer het up to date houden van de dan via [webshop] aangeboden Aangepaste Training (en daarmee aan haar in artikel 2.4 MSA neergelegde verplichtingen te voldoen). Die kosten en tijd is zij niet kwijt geweest in de daadwerkelijke situatie, waarin de MSA niet is uitgevoerd. Daar moet rekening mee worden gehouden.
  • [eiseres] houdt geen rekening met de bevoegdheid van partijen om de MSA na 30 juni 2024 tussentijds op te zeggen met een opzeggingstermijn van 120 dagen. Als partijen de MSA gewoon zouden hebben uitgevoerd, gaat de rechtbank ervanuit dat ze daar allebei aan zouden hebben verdiend, en weinig reden zouden hebben om de MSA tussentijds op te zeggen. Toch had [gedaagde] zonder reden tussentijds kunnen opzeggen als zij om welke reden dan ook niet meer met [eiseres] verder wilde. Tegelijkertijd heeft [eiseres] ook geen rekening gehouden met de mogelijkheid van verlenging van de looptijd van de overeenkomst met tweemaal een jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze onzekere factoren (als [gedaagde] na de ingebrekestelling de MSA zou hebben uitgevoerd, zou deze dan voortijdig zijn beëindigd, of juist een of tweemaal met een jaar zijn verlengd) tegen elkaar kunnen worden weggestreept.
4.18.
Met inachtneming van de bovenstaande punten komt de rechtbank tot de volgende schatting van door [eiseres] gederfde winst. De rechtbank neemt als uitgangspunt een bedrag van € 88.397,00 (het gemiddelde van de geprognosticeerde jaaropbrengsten over 2023 en 2024) minus € 48.000,00 (het bedrag dat in die jaren aan inkomsten van [B] voor [eiseres] was ingeschat). Per maand komt dit neer op een bedrag van € 3.366,42. Dit bedrag vermenigvuldigd met de periode vanaf half maart 2024 (het verzuim van [gedaagde] ) tot eind 2025 (einde looptijd van de MSA), dat wil zeggen 21,5 maanden, komt op een eindbedrag aan omzetderving door [eiseres] van € 72.377,96. Vervolgens moet worden bepaald wat voor kosten [eiseres] zou moeten hebben maken voor het up to date houden van de Aangepaste Training. Partijen hebben daarover nauwelijks iets gesteld. De rechtbank maakt een schatting van deze kosten en schat vervolgens de gederfde winst op € 65.000. De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] tot betaling van [gedaagde] van schadevergoeding aan [eiseres] toe tot dit bedrag.
4.19.
Het standpunt van [gedaagde] dat [eiseres] niet heeft voldaan aan de schadebeperkingsplicht omdat zij geen prijs heeft genoemd, kan niet worden gevolgd: zoals eerder overwogen, was het juist aan [gedaagde] om naar aanleiding van de ingebrekestelling van 22 februari 2024 een verkoopprijs binnen de door [eiseres] voorgestelde prijsrange voor te stellen (zie hiervoor onder 4.6).
De door [eiseres] op basis van een auteursrecht gevorderde verboden worden bij gebrek aan belang afgewezen
4.20.
[eiseres] vordert [gedaagde] te gebieden om inbreuken op de door [eiseres] gestelde auteursrechten op de Aangepaste training te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden en vordert dat [gedaagde] alle (digitale) exemplaren van de Aangepaste training verwijderd, althans [gedaagde] te gebieden om exploitatie van de Aangepaste training te staken en gestaakt te houden.
4.21.
De rechtbank wijst deze vorderingen af. Nergens blijkt namelijk uit dat (er een dreiging bestaat dat) [gedaagde] de Aangepaste training nog aan derden te koop zal aanbieden. Behalve dat de Aangepaste training zeer kortstondig online heeft gestaan op [webshop] op 24 april 2023, is de Aangepaste training tot nu toe op de plank blijven liggen. Of [eiseres] zich ten aanzien van de Aangepaste training wel of niet op auteursrechtelijke bescherming kan beroepen, kan daarmee in het midden blijven.
4.22.
Ook de vorderingen van [eiseres] tot het doen van een opgave van alle exploitatiehandelingen door [gedaagde] en afdracht van alle door [gedaagde] met de exploitatie van de Aangepaste Training verkregen opbrengsten worden afgewezen. De reden hiervoor is dat [gedaagde] de Aangepaste Training, die zij op 24 april 2023 op [webshop] heeft gezet, na telefonisch contact met [eiseres] op 25 april 2023 direct van haar website heeft gehaald. De Aangepaste Training heeft dus slechts één dag online gestaan. Volgens [gedaagde] heeft zij de Aangepaste Training in die hele korte periode niet verkocht en zijn er dus geen opbrengsten gegenereerd, en dit is niet door [eiseres] weersproken.
De (voorwaardelijke) tegenvorderingen van [gedaagde] worden afgewezen
4.23.
De (voorwaardelijke) tegenvorderingen van [gedaagde] worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht dat [eiseres] richting [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de MSA en dat [eiseres] aansprakelijk is tegenover [gedaagde] voor de daardoor door [gedaagde] geleden en nog te lijden schade (met verwijzing naar de schadestaat), wijst de rechtbank erop dat van een tekortkoming aan de kant van [eiseres] geen sprake is: zij heeft de Aangepaste Training zoals vastgelegd in de MSA aan [gedaagde] verstrekt. Dat [eiseres] (al dan niet door toedoen van [gedaagde] ) was uitgelopen in haar werkzaamheden en de Aangepaste Training daardoor later zou zijn opgeleverd dan eerst was beoogd, maakt nog niet dat er sprake is van een voor de beoordeling in deze procedure relevante tekortkoming van [eiseres] , aangezien nergens uit blijkt dat een definitieve opleverdatum was afgesproken. [gedaagde] stelt dat de cursus volgens de planning op 27 februari 2023 had moeten zijn opgeleverd maar onderbouwt die stelling slechts door zonder toelichting naar een Excel document te verwijzen, terwijl ze niets zegt over de strekking van de genoemde planning.
Ook het standpunt van [gedaagde] dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de MSA omdat ze geen prijs heeft genoemd waarvoor ze de Aangepaste Training wilde verkopen kan niet worden gevolgd: uit het bovenstaande blijkt dat de bal om een prijs te noemen naar aanleiding van de ingebrekestelling van [eiseres] van 22 februari 2024 bij [gedaagde] lag. En [gedaagde] deed daarna niets.
4.24.
In het geval dat [gedaagde] veroordeeld wordt om schadevergoeding te betalen aan [eiseres] , vordert [gedaagde] dat die schade wordt verminderd met de schade die [gedaagde] stelt te hebben geleden. Deze (voorwaardelijke) tegenvordering wordt afgewezen: zoals de rechtbank hierboven heeft overwogen, is van een tekortkoming van [eiseres] in de nakoming van de MSA geen sprake. Daardoor mist deze (voorwaardelijke) tegenvordering de door [gedaagde] gestelde juridische grondslag voor het vorderen van schadevergoeding van [eiseres] . Uit het voorgaande volgt dat ook de andere (voorwaardelijke) tegenvordering van [gedaagde] , betaling door [eiseres] van een voorschot op schadevergoeding, wordt afgewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten in conventie en reconventie betalen
4.25.
[gedaagde] is in conventie de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, en in reconventie de in het ongelijk gestelde partij. Daarom zal [gedaagde] in de proceskosten in conventie en reconventie worden veroordeeld. [eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten op de voet van artikel 1019h Rv in verband met het auteursrechtelijke gedeelte van deze procedure. Volgens [eiseres] ziet 10% van de verrichte werkzaamheden op de auteursrechtelijke grondslag. Een vergoeding van de proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv is echter alleen toewijsbaar als de kosten zo tijdig zijn opgegeven en gespecificeerd dat de wederpartij zich daartegen naar behoren kan verweren. [1] [eiseres] heeft nagelaten om voorafgaand aan de mondelinge behandeling een kostenspecificatie in het geding te brengen en heeft überhaupt geen bedrag aan daadwerkelijk gemaakte kosten opgevoerd. Dit brengt mee dat een kostenveroordeling op de voet van 1019h Rv om die reden al niet aan de orde is en dat de rechtbank de kosten begroot volgens het geldende liquidatietarief, nog los van het feit dat de vorderingen waarvoor [eiseres] zich op auteursrecht heeft beroepen zijn afgewezen en nodeloos lijken te zijn ingesteld. Het salaris advocaat zal daarbij worden berekend aan de hand van tarief IV, dat past bij de hoogte van het in conventie toegewezen bedrag. De proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiseres] worden voor de conventie en reconventie begroot op:
  • dagvaarding € 115,22
  • salaris advocaat € 4.249,00 (2,5 punten x tarief € 1.214,00 in conventie + 0,5 x 2 punten x tarief € 1.214,00 in reconventie)
  • griffierecht € 2.626,00
  • nakosten
beslissing)
Totaal € 7.268,22.
4.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een schadevergoeding van
€ 65.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 1 mei 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 7.268,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] [eiseres] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van de betekening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A.J. Purcell, in samenwerking met mr. L. Leber, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025. [2]

Voetnoten

1.HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153 r.o. 5.4.1 (
2.type: LL5240