In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, welke zij op 7 november 2024 had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder in gebreke is gesteld op 8 mei 2025. Eiseres heeft vervolgens op 27 mei 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met inachtneming van de door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vastgestelde termijn van zestig weken voor het nemen van een besluit op bezwaar. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet door verweerder worden vergoed.