In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 1 november 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling. Eiseres heeft verweerder op 8 april 2025 in gebreke gesteld en heeft vervolgens op 6 mei 2025 beroep ingesteld. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. Verweerder wordt opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen en verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten en het betaalde griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich en is openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.