AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Bestuurlijke boete wegens overtreding van de Arbeidstijdenwet met matiging door wijziging handhavingsbeleid en lange besluitvorming
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 7 augustus 2025, wordt een beroep behandeld van eiseres, die een marktkraam in kaas exploiteert, tegen een bestuurlijke boete opgelegd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens overtredingen van de Arbeidstijdenwet (Atw). De inspectie van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 27 augustus 2022 geconstateerd dat eiseres vier kinderen jonger dan de wettelijke leeftijd voor kassawerkzaamheden heeft laten werken, en dat één kind ook snijwerkzaamheden heeft verricht. De minister legde op 29 mei 2024 een boete op van € 16.425,-, welke eiseres aanvecht. Tijdens de zitting op 18 juli 2025 heeft de minister verzocht om de boete te matigen tot € 9.675,- vanwege een wijziging in het handhavingsbeleid.
De rechtbank oordeelt dat er inderdaad sprake is van overtredingen van de Atw, maar dat de boete moet worden gematigd. Dit is gebaseerd op de wijziging van het handhavingsbeleid en de lange duur van het besluitvormingsproces, dat met 30 weken is overschreden. De rechtbank stelt de boete vast op € 9.191,25 en veroordeelt de minister tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De rechtbank benadrukt dat de regels omtrent kinderarbeid zijn ingesteld ter bescherming van kwetsbare kinderen en dat overtredingen niet lichtvaardig moeten worden opgevat, maar dat in dit geval de omstandigheden van de besluitvorming ook meewegen in de uiteindelijke boete.
Voetnoten
1.Uit artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 3:2, vierde lid, van de Atw en artikel 5:1, eerste lid, onderdeel d, Nadere regeling kinderarbeid (Nrk).
3.Gelet op artikel 3:2, eerste lid, van de Atw dat bepaalt dat een kind geen arbeid verricht, in combinatie met artikel 3:2, tweede lid, van de Atw en artikel 1:1, tweede lid, onder c, van de Nrk waaruit kort gezegd volgt dat kassawerk geen lichte arbeid is dat een uitzondering op deze hoofdregel rechtvaardigt.
4.Dat volgt uit artikel 3:2, tweede lid van de Atw.
5.Artikel 3:2, eerste en tweede lid, van de Atw.
6.Bij ‘niet-industriële arbeid’ gaat het om de vraag of er arbeid wordt verricht met of aan mechanische arbeidsmiddelen waaraan onacceptabele veiligheidsrisico’s voor een kind of zijn omgeving zijn verbonden, zie artikel 1:1, eerste lid en derde, van de Nrk
7.Op grond van artikel 10:5, eerste lid, van de Atw.
8.€ 16.425 – € 6.750 = € 9.675.
9.Dat volgt uit artikel 6 van de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit 2023 (de Beleidsregel).
10.Dat volgt uit artikel 6 van de Beleidsregel.
11.Dat volgt uit bijlage 2, onder d, van de Beleidsregel.
12.Dat volgt uit bijlage 2, onder c, van de Beleidsregel.
13.Wijziging Nadere regeling kinderarbeid, op 30 maart 2007 gepubliceerd in de
14.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ( de Afdeling) van 24 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2023, overweging 9.1. 15.Dat volgt uit artikel 5:51, eerste lid, van de Awb.
16.Zie Kamerstukken II, 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 150. Zie daarnaast bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:941, en de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 27 juli 2021, ECLI:NL:CBB:2021:794, waarin wordt bevestigd dat overschrijding van de in artikel 5:51, eerste lid, van de Awb opgenomen beslistermijn een reden voor matiging van de boete kan zijn. 17.Dat is op een boete van € 9.675,- een bedrag van € 483,75.