ECLI:NL:RBMNE:2025:4238

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
11478846 \ UC EXPL 25-109
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake ontbinding huurovereenkomst en betaling achterstallige bedragen

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 juli 2025 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen een besloten vennootschap, eiseres, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van achterstallige bedragen, inclusief rente en kosten. De gedaagde partij had een mobiele telefoon gehuurd, maar stopte met betalen en leverde de telefoon pas na dagvaarding terug. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij een deel van de gevorderde bedragen moet betalen, maar ook ambtshalve de informatieplichten heeft getoetst. De kantonrechter concludeert dat de eiseres niet voldoende informatie heeft verstrekt over het herroepingsrecht, wat leidt tot een vermindering van de betalingsverplichting van de gedaagde partij met 20%. De vordering tot ontbinding van de overeenkomst is afgewezen, omdat de gedaagde partij de telefoon inmiddels had ingeleverd. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurtermijnen toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en ook de buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11478846 UC EXPL 25-109 CD/942
Verstekvonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: LegalSteps B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft gevorderd dat de overeenkomst met de gedaagde partij wordt ontbonden en dat de gedaagde partij wordt veroordeeld om achterstallige bedragen aan haar te betalen, met rente en kosten, zoals in de dagvaarding is omschreven.
1.2.
De aanvankelijk ook ingestelde vordering over de inlevering van de gehuurde zaak op straffe van verbeurte van een dwangsom (of, in plaats van inlevering, de betaling van een boete of schadevergoeding) is ingetrokken nadat de gedaagde partij die zaak na dagvaarding alsnog aan de eisende partij heeft teruggegeven.
1.3.
De gedaagde partij heeft geen reactie gegeven aan de kantonrechter en ook geen uitstel gevraagd om op een later moment te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.4.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.De kern van de zaak

2.1.
De gedaagde partij heeft een huurovereenkomst gesloten met de eisende partij, op grond waarvan de gedaagde partij tegen betaling een mobiele telefoon (een iPhone 12) in gebruik heeft gekregen. De gedaagde partij is opgehouden met betalen, maar gaf de telefoon ook niet terug aan de eisende partij. Pas na dagvaarding is deze alsnog geretourneerd. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij een deel van de gevorderde bedragen moet betalen.

3.Ambtshalve toetsing door de kantonrechter

3.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf (de eisende partij), en een consument (de gedaagde partij). Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Zo niet, dan moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden.
3.2.
Op de overeenkomst zijn de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. De kantonrechter constateert dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat tijdens het bestelproces op een juiste wijze informatie is gegeven over het herroepingsrecht. Dat recht is wel opgenomen in de algemene voorwaarden waarmee de gedaagde partij tijdens het bestelproces actief akkoord is gegaan, maar gesteld noch gebleken is dat de gedaagde partij er toen op is gewezen dat in de algemene voorwaarden informatie is opgenomen over het herroepingsrecht. Verder is niet gebleken dat de algemene voorwaarden op een duurzame gegevensdrager zijn verstrekt aan de gedaagde partij. In de huurovereenkomst is een link naar de online vindplaats van de algemene voorwaarden opgenomen, maar zo’n link kwalificeert niet als duurzame gegevensdrager. Gelet op de Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten, vermindert de kantonrechter de betalingsverplichting van de gedaagde partij met 20%. Welk bedrag de gedaagde partij moet betalen wordt hierna beoordeeld.
3.3.
De kantonrechter moet ook beoordelen of de eisende partij in de overeenkomst of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden ten aanzien van de verschillende onderdelen van de vordering regelingen heeft opgenomen, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de gedaagde partij daardoor aanzienlijk wordt benadeeld. Dat is niet het geval voor de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.4.
De kantonrechter constateert dat de eisende partij wel een onredelijk bezwarende regeling heeft bedongen over de verschuldigdheid van een boete of schadevergoeding. Omdat de eisende partij het daarop betrekking hebbende onderdeel van de vordering heeft ingetrokken na retournering van de telefoon, hoeft de kantonrechter daar niet meer op te beslissen. Voor de volledigheid overweegt de kantonrechter in deze context echter wel nog het volgende.
3.5.
De eisende partij heeft in haar dagvaarding gesteld dat zij uit vonnissen in andere procedures heeft begrepen dat zij in haar algemene voorwaarden onredelijk bezwarende bedingen heeft opgenomen, en dat zij de betreffende bedingen daarom zelf vernietigt. De kantonrechter juicht toe dat de eisende partij afstand wil doen van haar onredelijk bezwarend geoordeelde bedingen, maar wijst de eisende partij erop dat zij, als gebruiker van de betreffende algemene voorwaarden, dit niet op deze manier kan doen.
3.6.
Een gebruiker van algemene voorwaarden, zoals de eisende partij, die zijn voorwaarden wil aanpassen, om afscheid te nemen van onredelijk bezwarend geoordeelde bedingen, kan op nog te sluiten overeenkomsten nieuwe algemene voorwaarden van toepassing verklaren, zonder de betreffende bedingen. Maar om algemene voorwaarden die van toepassing zijn op reeds bestaande overeenkomsten te kunnen wijzigen heeft hij de medewerking nodig van zijn bestaande wederpartijen. [1] In procedures zal de eisende partij moeten aantonen dat die medewerking is verleend, of moeten onderbouwen dat het weigeren van die medewerking in voorkomend geval onrechtmatig is.

4.De beoordeling van de vordering door de kantonrechter

4.1.
De eisende partij vordert in de eerste plaats dat de kantonrechter de overeenkomst ontbindt. Die vordering wordt afgewezen, omdat de gedaagde partij de telefoon inmiddels heeft ingeleverd, waarmee de overeenkomst feitelijk is beëindigd. Als gevolg daarvan heeft de eisende partij geen belang meer bij een beslissing over de ontbinding.
4.2.
De eisende partij vordert voorts betaling van de verschuldigde huurtermijnen. Dit deel van de vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en het wordt daarom, vermeerderd met de daarover gevorderde wettelijke rente, toegewezen – zij het met inachtneming van de hiervoor genoemde sanctie van 20%. Het gaat om € 364,90, waarvan de gedaagde partij 80% moet betalen, dat wil zeggen € 291,92, vermeerderd met rente.
4.3.
Ook de gevorderde vergoeding van € 40,00 voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen, omdat de eisende partij een aanmaningsbrief in het geding heeft gebracht waaruit blijkt dat zij heeft voldaan aan de eisen van artikel 6:96 lid 5 en 6 BW en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
4.4.
De eisende partij heeft in haar dagvaarding gesteld dat de gedaagde partij na aanmaning € 24,43 heeft voldaan. Dat bedrag wordt, op de onder de beslissing van dit vonnis vermelde manier, in mindering gebracht op het toewijsbare bedrag.
4.5.
Hoewel een deel van de vordering is afgewezen is de eisende partij wel terecht overgegaan tot dagvaarding. Zij heeft immers een toewijsbare vordering die zonder dagvaarding niet werd voldaan – en bovendien bleek de gedaagde partij pas na dagvaarding bereid om de telefoon terug te geven aan de eisende partij. Daarom moet de gedaagde partij de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 135,00
- salaris gemachtigde € 82,00 (1 punt x tarief € 82,00)
- nakosten
€ 41,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 371,54
4.6.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de onder de beslissing van dit vonnis vermelde manier.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting € 331,92 aan de eisende partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 291,92 vanaf 9 september 2024 tot de voldoening, waarop het al betaalde bedrag van € 24,43 in mindering strekt;
5.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten van € 371,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt de gedaagde partij in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten, als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.

Voetnoten

1.HvJ EU 29 april 2021, ECLI:EU:C:2021:341, punt 49, 50, 60 en 61.