ECLI:NL:RBMNE:2025:4332

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
16/094606-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van het invoeren en vervoeren van 180 kilo cocaïne met voorwaardelijk opzet

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het invoeren en vervoeren van 180,2 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1986 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting in het Verenigd Koninkrijk, was op 26 maart 2025 in Veenendaal aangehouden. Tijdens de zitting op 2 juli 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A.L. Rinsma, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. C.C. Polat, gehoord. De verdachte had verklaard dat hij in de veronderstelling was dat hij hasj vervoerde, maar de rechtbank oordeelde dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het om andere drugs ging. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de resultaten van het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut. De rechtbank concludeerde dat de verdachte medeplegen had gepleegd en legde een gevangenisstraf van 5 jaar op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen in het Verenigd Koninkrijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/094606-25 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
ter zitting als adres opgegeven: [adres] te [plaats] (Verenigd Koninkrijk),
gedetineerd te P.I. [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 26 maart 2025 in Veenendaal in vereniging 180,2 kilogram cocaïne opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of vervoerd of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, in die zin dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet had op het binnen het grondgebied brengen, vervoeren en aanwezig hebben van de in de tenlastelegging genoemde verdovende middelen.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit partiële vrijspraak van het in de tenlastelegging opgenomen gewicht van 180,2 kilo cocaïne, stellende dat het dossier niet blijkt dat alle genomen monsters zijn getest op cocaïne. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen algehele vrijspraak voor dit feit bepleit. De verweren die zijn gevoerd, worden hieronder besproken bij de bewijsoverwegingen. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juli 2025;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2025, genummerd 250326-1440-972, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 23-26 van het proces-verbaal van 30 maart 2025, genummerd PL0900-2025096469;
  • een kennisgeving van inbeslagneming van 26 maart 2025, registratienummer 250326-1440-557, doorgenummerde pagina 82 van het proces-verbaal van 30 maart 2025, genummerd PL0900-2025096469;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 31 maart 2025, genummerd PL0900-2025096469-24, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 69-71 van het proces-verbaal van 30 maart 2025, genummerd PL0900-2025096469;
  • een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 1 april 2025, zaaknummer 2025.04.01.149 (aanvraag 001), pagina 72 van het proces-verbaal van 30 maart 2025, genummerd PL0900-2025096469;
  • een aanvullend proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 30 juni 2025, genummerd PL0900-2025096469-24, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, losbladig.
Overwegingen
De in beslag genomen partij van 180,2 kilo is cocaïne
De raadsman heeft aangevoerd dat door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) SIN-nummer AARK9453NL is onderzocht op aanwezigheid van cocaïne, maar dat dit slechts één monster van de in beslag genomen partij van 180,2 kilo is geweest. De raadsman stelt zich op het standpunt dat op basis hiervan niet kan worden vastgesteld dat de gehele in beslag genomen partij ook cocaïne bevat. De rechtbank overweegt daarover als volgt. In het aanvullend proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 30 juni 2025 wordt uitgelegd dat de partij onder hetzelfde SIN-nummer in beslag is genomen en de 27 bemonsteringen onderdeel zijn van dit enkele SIN-nummer. De resultaten kunnen herhaald worden voor alle 27 bemonsteringen. Uit het onderzoek van het NFI blijkt dat het geteste SIN-nummer AARK9453NL cocaïne bevat. De rechtbank heeft op basis hiervan, in combinatie met het feit dat het ging om 30 op identieke wijze in bruin tape verpakte blokken, met opdruk “water” en de indruk van het woord “water”, geen reden om eraan te twijfelen dat de volledige in beslag genomen partij (van in totaal 180,2 kilo) cocaïne bevat en acht dat onderdeel van de tenlastelegging dan ook bewezen.
Voorwaardelijk opzet
Verdachte heeft verklaard dat hij van anderen de opdracht had gekregen om twaalf dozen vanuit België met een bestelbusje naar Nederland te brengen. Hij was in de veronderstelling dat de dozen gevuld waren met hasj, omdat dat aan hem was verteld. Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gecontroleerd wat er in de dozen zat.
De rechtbank stelt vast dat verdachte wist dat hij drugs zou invoeren in Nederland. Hij heeft bewust niet gecontroleerd om wat voor drugs het ging. Desondanks is verdachte met de dozen achterin zijn bestelbusje naar Nederland gereden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door in deze omstandigheden een drugstransport van een ander te aanvaarden, minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij (ook) andere drugs dan hasj zou invoeren in Nederland. Blijkens de wijze van handelen heeft verdachte die kans ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de invoer in Nederland en het vervoer van de 180,2 kilo cocaïne.
Medeplegen
Verdachte heeft verklaard dat hij in opdracht van anderen de drugs van België naar Nederland heeft gebracht en dat hij hiervoor betaald zou krijgen. Verdachte heeft het verpakkingsmateriaal en andere benodigdheden gekocht en heeft een bestelbusje gehuurd. De andere personen hebben vervolgens de drugs in het verpakkingsmateriaal verpakt en in het bestelbusje geladen zodat verdachte kon vertrekken. Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen om de cocaïne te vervoeren en in te voeren en acht medeplegen bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 26 maart 2025 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en vervoerd ongeveer 180,2 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de ondergeschikte rol van verdachte in het geheel. Hij was slechts de koerier. Verdachte voelde zich door zijn schulden hiertoe genoodzaakt. Verdachte heeft direct openheid gegeven en een bekennende verklaring afgelegd. De verdediging stelt voor om, gelet op een volgens hem gelijke zaak, aan verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden op te leggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer en het vervoer van ruim 180 kilo cocaïne. Verdachte is vanaf België naar Nederland gereden met de cocaïne achterin zijn bestelbus. Deze hoeveelheid moet bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Het gebruik van cocaïne vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de verspreiding van en handel in cocaïne gaan vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige gewelds- en levensdelicten. Verdachte heeft als koerier een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte in Nederland van 27 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland nog niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte van het Verenigd Koninkrijk van 9 april 2025. Hieruit blijkt dat verdachte meermaals eerder is veroordeeld tot lange gevangenisstraffen voor soortgelijke feiten. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee.
Omdat sprake is van eendaadse samenloop van invoer en vervoer van cocaïne, past de rechtbank de zwaarste strafbepaling toe bij de straftoemeting, te weten die van invoer van harddrugs. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt dat als uitgangspunt bij het invoeren van meer dan 20 kilo harddrugs een gevangenisstraf van meer dan 60 maanden geldt. Verdachte heeft een aanzienlijk grotere hoeveelheid, namelijk ruim 180 kilo, ingevoerd. De rechtbank heeft ook gekeken naar wat andere rechtsprekende instanties voor straffen hebben opgelegd in soortgelijke zaken. Op basis hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Verdachte heeft bij de politie en op de zitting openheid van zaken gegeven. Dit neemt de rechtbank mee in het voordeel van verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 5 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend is en zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47, 55 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mrs. S.M. van Lieshout en J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 juli 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 26 maart 2025, te Veenendaal, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het
grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of opzettelijk heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 180,2
kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.