ECLI:NL:RBMNE:2025:4337
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Uitstel van voorwaardelijke invrijheidstelling in strafzaak met recidiverisico
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2025 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in Afghanistan en thans verblijvende in Nederland, was in 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar. Hij had recht op voorwaardelijke invrijheidstelling per 18 oktober 2024, maar kon hier niet op aanspraak maken vanwege een gebrek aan rechtmatig verblijf. Op 20 februari 2025 werd zijn verblijfstitel gewijzigd, waardoor hij weer in aanmerking kwam voor voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank had eerder al een uitstel van 150 dagen opgelegd, waardoor de nieuwe datum voor voorwaardelijke invrijheidstelling op 20 juli 2025 zou vallen. De officier van justitie heeft op 6 juni 2025 een vordering ingediend om deze termijn met 120 dagen uit te stellen, omdat er onvoldoende mogelijkheden zijn om het recidiverisico te beperken door middel van voorwaarden. Tijdens de zitting op 2 juli 2025 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en een reclasseringswerker gehoord. De reclassering heeft aangegeven dat er geen geschikte woonplek voor de veroordeelde beschikbaar is en dat er meer onderzoek nodig is naar de delictgerelateerde risicofactoren. De rechtbank heeft geoordeeld dat het recidiverisico momenteel onvoldoende kan worden ingeperkt en heeft de vordering van de officier van justitie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toegewezen, met een uitstel van 90 dagen. De nieuwe datum voor de voorwaardelijke invrijheidstelling is vastgesteld op 18 oktober 2025.