In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats], die de WOZ-waarde van een onroerende zaak heeft vastgesteld op € 470.000,- voor het belastingjaar 2024. De waardepeildatum was 1 januari 2023. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 14 juli 2025 heeft de gemachtigde van eiseres, evenals de gemachtigde van de heffingsambtenaar, hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde voldoende heeft onderbouwd met behulp van de vergelijkingsmethode en dat eiseres in haar procesvoering niet heeft voldaan aan de eisen van een goede procesorde. De rechtbank heeft de op de zitting aangevoerde beroepsgronden van eiseres buiten beschouwing gelaten, omdat deze te laat zijn ingediend. Eiseres heeft ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelt dat de termijn niet is overschreden. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waardoor eiseres geen gelijk heeft gekregen en het griffierecht niet terugkrijgt.